| |
| |
| |
De Denker.
No. 118.
Den 1. April 1765.
[Over de waare Vriendschap, en haare nauwgezette pligten.]
'T is virtue forms the Unison of Minds:
Friendship her soft harmonious tunes affords,
And gently strikes the sympathetic chords;
Th'agreeing notes in social measures roll,
And the sweet Concert flows from soul to soul.
‘HEt volgend Vertoog is my door een Boezemvriend gezonden; zo myne Lezers 'er eveneens door geraakt worden, als ik, op het eerste en tweede leezen, daar van geraakt ben geweest, zal het niet min heilzaam als aandoenlyk zyn; maar misschien is dit onmogelyk. Ik alleen ken den Schryver; ik alleen weet, dat hy, zyn eigen hart enkelyk raadpleegende, niets anders schryft, dan het geen hy zelve voelt. Ja! 't is de Natuur, maar de verbe- | |
| |
terde, de gezuiverde Natuur, die hier spreekt. Laat ons haare stemme hooren!’
Vriendschap is een stilzwygend verdrag tusschen twee deugdzaame en teêrgevoelige persoonen. Nimmer zou de Schryver, uit wien ik dit ontleen, gewraakt geworden zyn, waren alle zyne spreuken met dit echte zegel der waarheid bestempeld! Zedelooze menschen kunnen in der daad makkers, deugnieten medepligtigen, gemeene zielen goede kennissen hebben; de deugdzaame alleen heeft Vrienden.
Daar behoeft geene byzondere maat van teêrgevoeligheid om de pligten van algemeene menschlievendheid te betragten. De Deugd in lyden, of in 't algemeen, het Ongeluk zyner medemenschen met onverschilligheid te beschouwen, is zyne natuur te verlochenen. Wat anders is 't, het geluk of ongeluk een's anderen als zyn eigen te voelen. Dit is niet mogelyk dan in een hart voor de tederste aandoeningen vatbaar, en kan zig slegts tot weinigen, die wy in onze genegenheid de voorkeuze boven alle anderen gegeeven hebben, uitstrekken. Algemeene goedwilligheid tot dien byzonderen en hoogen trap verhoogd, dat zy in het geliefde voorwerp gelukkig te maaken haar eigen geluk stelt, is Tederheid.
Alleen onze Nabestaanden, eene Beminde en een Vriend hebben recht tot deeze voorregtelyke genegenheid. De eersten zyn thans buiten myn bestek. Zyn 'er die in dit opzigt de duidelyke stem
| |
| |
der Natuur verdoven, de achting, die wy der menschelykheid schuldig zyn, vordert, dat wy van deeze ontaartheid het gezigt afwenden. Tederheid voor eenen Vriend of eene Beminde, beide het werk eener vrye keuze, staan, ten aanzien van derzelver zedelykheid, gelyk. Vriendschap, zo wel als liefde, sluit meer in dan gaarne met elkanderen om te gaan. Malkanderen in 't algemeen wel geneegen te zyn is ook nog geene tederheid. Die naauwe vereeniging van harten, die alle beweegingen en aandoeningen der ziele gemeen maakt, die twee harten als in één smelt, is geen gewrogt van een bloot welgevallen, dat men aan iemand heeft. Ware tederheid onderstelt wezenlyke verdiensten en beminnenswaardige hoedanigheden in het voorwerp onzer liefde. Men kan geene tederheid gevoelen voor iemand, die niet lievenswaardig is, noch op den duur een mensch beminnen, dien men niet achten kan. Het is dit gebrek van hoogachting, 't geen zo veele gemaakte. Vriendschappen sloopt. Ten onregt besluit men, dat hy, die zyn en Vriend vergeet, noodwendig een slegt en valsch hart in zynen boezem draagt. Verbintenissen, gemeenzaame verkeering uit even veel wat oorzaak, behalven uit hoogachting, op waare verdienste gevestigd, ontstaan, worden met den geheiligden naam van vriendschap betekend, zonder dat men zig ooit bekommerd, veel min onderzogt heeft, of de zogenaamde Vriend achtenswaardige hoedanigheden bezate. Nimmer had het hart hier eenig deel. Wat wonder dan, dat het
| |
| |
den geenen vergeete, die nooit hetzelve bezeten heeft?
Blymoedige bereidwilligheid om ons geluk te bevorderen; geschiktheid om ons hare te beteren, zyn de twee voornaamste eigenschappen, die ons eenen Vriend behooren dierbaar te maaken. Het is niet genoeg, dat hy een goed hart hebbe; elkeen moet dat hebben, die onze achting trekken wil. De Vriend, dien ik tederlyk beminnen zal, moet zyn goed hart in zyne daaden doen doorstraalen; hy moet deugden bezitten, die my ten voorbeelde van navolging kunnen dienen; zyne handelwyze moet het duidelyk kenmerk draagen van ten mynen besten te zyn ingerigt; zyn vlyt en yver, tot myn welzyn aangewend, moeten hem niet ten last, maar ten vergenoegen strekken. De hoogachting voor zyne edele zielsgeaartheid, te voren in 't algemeen opgevat, ryst tot een veel verhevener trap, en werkt een levendiger indruk, zo haast ik zyn warm en gevoelig hart met ongeveinsde zugt tot myn geluk zie gloeijen. Door dankbaarheid op 't diepst getroffen, gevoel ik op myn beurt een vuurig verlangen om hem gelukkig te maaken. Met wat oogen zou ik het ongeluk des geenen aanschouwen, wiens wellust myn geluk is? Zyn ongeluk wordt het myne. Ik beminne hem niet meer als eenen vreemden, maar als een wezenlyk deel myner eigene gelukzaligheid. 't Is tederheid, die my bezielt.
Tederheid is de waare grond dier naauwe verknochting, die eensgeaarde gevoelige zielen tot
| |
| |
één maakt. Welk een onschatbaar geluk op aarde een' tederen Vriend te bezitten, die alle onze vreugd of bekommering gelyk zyn eigene voelt? Welk een aandoenlyk vermaak, zyn geheele hart in deszelfs boezem uit te storten? Wat innig zielsgenoegen, aan den anderen kant, zig deelgenoot te zien van alle de geheime beweegingen en inwendige gedagten van een deugdzaam gemoed? Hoe groot is het nut dier wederzydsche openhartigheid! Een vertrouwd Vriend kan dikwils ongeregelde driften, die in ons opwellen, in derzelver eerste geboorte smooren; driften, waar van zelfs de deugdzaame niet vry is, wyl schyn te vaak het oog des verstands verblindt, en die ligt onoverwinlyk worden, zo men zig niet aanstonds tegen den eersten aanval wapent.
Zo verre is deeze tederheid van eene zwakheid te zyn, dat zy veel eer de springveêr der verhevenste daaden en grootmoedige bedryven wordt. Een teder Vader, een teder Zoon, een teder Minnaar, een teder Vriend, door deeze regtmatige hartstocht bezield, worden helden, wanneer de omstandigheden de betragting eenes pligts vorderen, die voor gemeene standvastigheid en kloekmoedigheid te zwaar is. De waardy des leevens te kennen, en nogtans hetzelve niet te ontzien, wanneer tedere genegenheid eischt het zelve in de waagschaal te stellen, is een volslagener bewys van verheeven moed, dan 't zy of uit zugt tot glorie, 't zy uit vrees voor schande, het vyandlyk staal de borst te bieden. Het nut der tydelyke goede- | |
| |
ren naar waarde te schatten, en echter dezelve eener tedere vriendschap op te offeren, zo haast pligt zulks gebiedt, tuigt van een veel grootmoediger geest, dan met koele onverschilligheid het geld te veragten, welks waar gebruik men nimmer gekend heeft.
Alle aandoening in onze ziele, door vriendschap, dankbaarheid, edelmoedigheid, wel willendheid verwekt, is met gevoel van vermaak verzeld. De liefde verliest zelfs in haare ongerustheden haare bekoorlykheid niet. Hoe veel zuiverer, hoe veel gevoeliger moet niet dit vermaak worden, wanneer het door geenerhand mengzel van kwellende hartstogten vergiftigd wordt, gelyk in de tederheid der vriendschap! en 't geen dit aangenaam gevoel verdubbelt, is, dat het tevens door ten minsten twee als in éénen toon gestelde zielen (om het dus uit te drukken) genoten wordt. De vreugd, die thans myn hart doorstroomt, giet zig straks in dat van mynen vriend over, en de geneugt, die ik in zyne aandoenlyke ziel verwek, keerd met verdubbelden vloed tot myn eigen boezem te rug.
Ook de droefheid zelve is met eene geheime zoetigheid vermengd, zo haast de tederheid het hart doorweekt heeft. Luiden van verstand hebben beweerd, dat 'er by de vriendschap niets te winnen was, vermids dezelve onze bestaanlykheid, als 't ware, uitbreidde, en ons daar door niet alleen in eigen persoon, maar tevens in die van een ander voor smart bloot stelde. Hoe weinig is dit het vermogen der tederheid kennen! Zo groot is haare tover
| |
| |
kragt, dat door het belang, welk waare vrienden neemen in alles wat hun wederzyds betreft, hun geluk vermenigvuldigt, hunne ramp byna vernietigd wordt. Zelfs in hunne onderlinge droefheid heerscht eene soort van zoetheid, die zy tegen de verrukkelykste vermaaken niet verruilen zouden.
De vriendschap is een voortreffelyk middel tot betering des harten. Dit is bekend; doch hoe gevaarlyk in gemeene vriendschappen zynen vriend zyne feilen aan te wyzen, met inzigt om hem te verbeteren! Tederheid alleen kan de bittere pil verzoeten, en de onaangenaame naarheid smaakelyk maken. Het hart ten vollen overtuigd, dat liefde en 't smertelyk gevoel wegens onze vernedering alleen der openhartigheid den mond ontsluit, wordt week, opent zig voor de heilzaame vermaaning, erkent de waarheid, en in dezelve een nieuwe blyk dier beminnelyke meê-gevoeligheid, die 't onheil des geliefden voorwerps als haar eigen aanmerkt.
Men kent tot onzent Eugenes, die, met de voortreffelykste natuurlyke geschiktheid tot deugd, in zyne jeugd tot ongeregeldheden verviel. De bestraffingen zyner leermeesters, en zelfs de onaangenaame gevolgen zyner ondeugden, hadden geen kragt genoeg om hem van zyne ongebondene leevenswys te rug te brengen. Zyn verstand erkende de beminlykheid der deugd; het hart was te zwak om de verleiding te wederstaan. Zyne natuurlyke begaafdheden wonnen hem eindelyk de vriendschap van een aanzienlyk en deftig man, die door zynen lieftaligen aart en ongemaakte heuschheid diep in
| |
| |
de genegenheid van den jongman wist te dringen. Eerlang bemerkte Eugenes, dat zyne uitspoorigheden zynen vriend bedroefden. Dit trof zyne edelmoedige ziel, en niet lang daar na ontdekt hebbende, dat zelfs de goede naam van zynen begunstiger by de waereld in verdenking begon te komen, als iemand, die zelf in 't geheim aan dergelyke ongeregeldheden moest schuldig zyn, wyl hy met Eugenes vriendschap hield, werd hy op 't gevoeligst geraakt; verfoeide zyne ondeugd, waar door hy een te voren onbevlekten naam eene smet aangewreven had; verkreeg door tedere genegenheid voor zynen vriend eene volkomene overwinning over zyne verdorvene neigingen, en werd een yverig voorstander der deugd, die hy sedert getrouwelyk aangekleefd heeft.
S.D.V.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Boekverkoopers K. van Tongerlo en F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen; en, wyders, te Dordrecht by A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage E. Boucquet en Comp., Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwarden H.A. de Chalmot, Franeker J. Brouwer, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek Zylstra, en Groningen J. Crebas.
|
|