| |
| |
| |
De Denker.
No. 111.
Den 11. February 1765.
(Vervolg van No. 109.)
IK brak myn laatsten af, myne waarde Nigt, met u te zeggen, dat ik voorhad u de beschaafdheid jegens uwen Egtgenoot aan te pryzen, en dit zal het groote doelwit van mynen tegenwoordigen zyn; De zaak is inderdaad van het uiterste belang, en dikwils, zeer dikwils vernielt de verwaarloozing hier van de wederzydsche genegenheid van wél gehuwde Lieden. Errinner u slegts het geen ik u, in myn vorigen, wegens den aart der waare beschaafdheid geschreeven hebbe; Het is die vriendelyke gemoedsgesteltenis, het is die beredeneerde goedaartigheid, welke zig uitwendig op eene bevallige wyze vertoont; Gelooft gy nu wel, Myne waarde, dat het gebrek van zulk eene hoedanigheid door eenige andere verdiensten geboet kan worden? Gelooft gy wel, dat eene vrouw, hoe zeer zy haaren Egtgenoot bemint, hoe veele wezenlyk goede hoedanigheeden zy bezit, zig even behaagelyk in zyne oogen maaken zal, zo zy zig, door gepaste uitwendigheeden, niet wel weet voor te doen, en, door eene zekere gelukkige verkiezing en smaak, het regte ge- | |
| |
bruik daar van te maaken. Dit nu is eene konst, welke, schoon dezelve door verkeering in de wereld, door onderregting en voorbeelden tevens geleerd moet worden, zonder een goed oordeel egter, en misschien zelfs zonder eene natuurlyke bekwaamheid tot geen hoogen trap van volmaaktheid is te brengen; 't Is eene konst ondertusschen, welke in alle omstandigheeden des levens te pas koomt, en wel inzonderheid onder menschen, die gemeenzaam met elkander leeven moeten; Zo lang wy malkanderen op een zekeren afstand zien, zo lang de Gemeenzaamheid niet volkoomen, de verkeering niet geduurig is, vertoonen we ons van zelve over en weder van de behaagelykste zyde, en dit verwekt eene wederzydsche agting en beschaafdheid; maar naar maate wy elkander nader leeren kennen, vertoonen we ons onbewimpelder, en dan is het inzonderheid, dat de konst, of liever de voorzigtigheid moet te hulpe koomen, om deze naaktheid der Natuur met een gaas van bevalligheid te dekken. De mensch is zulk een saamenstel van onvolmaaktheeden, dat hy altoos verliest, met alle zyne hartstogten en neigingen onbewimpeld te laaten werken, en zyne geheeld ziel, om zo te spreeken, bloot te leggen; De wederzydsche eerbied lydt 'er oneindig by, dit doct de agting daalen, de agting verminderende, verkoelt de liefde, en zie daar de natuurlyke rede, waarom getrouwde Lieden zig door eene al te groote gemeenzaamheid, doorgaans benadeelen. Bevlytig u dan, Myne waarde, om by eene volkoome opregtheid, by eene ongeveinsde genegenheid, by wezenlyke verdiensten, eene uitwendige behaagelykheid te voegen laat uwe gebaarden; laat duizend kieinigheeden; laat uwe kleeding zelve daar toe medewerken, en vertoon u nimmer aan uw Man op eene wyze, welke zynen trek verminderen, of walging verwekken zoude; De welvoegelykheid moet altoos, en onder getrouwde
| |
| |
Lieden niet minder, dan onder vreemden, in agt genoomen worden.
Ik heb nooit eene Vrouw ontmoet, welke het gebrek van beschaafdheid door wezenlyke verdiensten kon vergoeden, maar ik ken 'er veele, welke door haar bevalligen omgang, door een zekeren draey, die zy aan haare gewoone bedryven weeten te geeven, een zeker ligt, waar in zy haare goede hoedanigheeden weeten te plaatsen, en eene gelukkige keus eindelyk in geringe beuzelingen het gebrek van wezenlyker verdiensten vergoeden; 't Gaat altoos op deze wyze in de wereld; wy beminnen ons vermaak boven alles, en het aangenaame wordt hierom veelal boven het nuttige betragt; verlaat u derhalven niet enkel op uwe deugden, maar laat uwe deugden behaagelyk wezen, en nog eens, onthoud u van eene al te groote gemeenzaamheid, welke het betaamelyke uit het oog verliest.
Hoe beminlyk, hoe verstandig de Egtgenoot zy, die u ten deel zal vallen, verbeeld u egter niet, dat hy altoos eenpaarig van geest zal wezen! Neen; gy zult hem in ongunstige luimen aantreffen, en dan koomt uwe Beschaafdheid, dan koomt uwe goedaartigheid, dan koomt verstand te pas; Ik wil het verstand alleenlyk laaten dienen, om de twee andere middelen met oordeel te gebruiken; Geloof my, myne waarde, dat gy met de eerstgemelde deugden, dat gy met toegeevenheid en vriendelykheid oneindig meer zult vorderen, dan door uw regt, met de grootste welspreekenheid, te bepleiten; Daar zyn tyden, dat de mans, zelfs buiten hunne schuld, voor geene rede of overtuiging vatbaar zyn, maar daar zyn weinige mans zo ontaard, welke hier naderhand geen berouw van hebben, en die hunne liefkoozingen niet verdubbelen zullen, naar maate zy zig, zonder oorzaak, aan grootere gemelykheid schuldig gemaakt hebben, of liever,
| |
| |
tegen hunnen dank daar in vervallen zyn, en eene vrouw, die in deze voorby gaande ongeneugtens met oordeel weet te wyken, wint onbetwistbaar het meeste veld.
By gebrek van malkander te verstaan, en zig over en weder wél te verklaaren, schynt men niet zelden tegenstrydige gevoelens en verkiezingen te hebben, zonder wezenlyk te verschillen. Dit is dikwils de rede, dat gehuwde Lieden in kibbelaryen vervallen, daar zy zig zelve naderhand over verwonderen en schaamen; Gelyk een kleine vonk zomtyds een hevigen brand kan veroorzaaken, zo brengt eene kwalyk begreepene beuzeling niet zelden de ernstigste gevolgen voort; Elk, by gebrek van des anderens redenen te weeten, of ten minsten wél te wikken, meent de Rede aan zyn kant te hebben. Geloof vryelyk myn Nigt, dat, in zulke gevallen, die Party, welke het eerste wykt, de overwinning ontwyffelbaar bekoomt; de hitte van 't geschil gaat eindelyk voorby, eene bedaarde verklaaring vervult den geenen, die 't sterkst verdedigd heeft, met schaamte, en hy moet zyne nederlaag in zyn gewaanden zegepraal erkennen. Men zoude verwagten dat de zagtaardigste, de zwakste Sexe die party de eerste kiezen zoude; Dit volgt egter niet altoos; de redelykste, de verstandigste van de twee slaat dien weg het eerst in, en verzekert zig eene agting en erkentenis van de andere, welke deze door meerdere hoofdigheid verlooren heeft.
Dit zoort van kibbelaryen vallen gemeenlyk voor ter gelegenheid van het bestier van zaaken, en huisselyke schikkingen, of van plaifierpartyen; Daar zyn Mans, welke onbekwaam zyn, om of de zaaken van buiten te bestieren, of schikkingen binnen 's huis te maaken, terwyl hunne Vrouwen eene ongemeene bekwaamheid voor het één en ander hebben, (en, aan den anderen kant, vindt men vrouwen, welke even wei- | |
| |
nig talent hebben voor de huisselyke bestiering, als zy onbedreven in de groote zaaken zyn). In zodanig een geval vervalt het gezag van Hem, wien de wetten of gewoonte anders de regeering gegeeven hadden, en 't zoude eene dwaaze vermetelheid zyn, een Schip te willen stuuren, dat hy noodwendig verzeilen moet, om dat hy klip nog gronden kent; Maar in dit geval zelfs vordert de pligt, gelyk het een blyk van bekwaamheid is van den geenen, wien dit bestier beter betrouwd is, het zelve derwyze te voeren, dat de andere Party, dat inzonderheid Huisgenooten en Vreemden het zo weinig, als moogelyk is, bemerken, en zyne behulpzaame hand te verbergen onder die, welke, naar de verschillende voorwerpen, natuurlyker wyze moet verschynen. By mangel van deze voorzorg hebben verscheide Persoonen zig haatelyk aan malkander, en belaggelyk by 't gemeen gemaakt, of eene regeering verlooren, waarin zy meer hunne heerszugt, dan 't gemeen belang scheenen te bedoelen.
Gelyk de ondervinding en gewoonte om zeker zoort van zaaken waar te neemen, een natuurlyk vermoeden van bekwaamheid tot dezelve geeven, zo schynt het besluit gegrond, 't welk aan den Man en de Vrouw elk hunne byzondere zorgen en verrigtingen geeft, maar behalven dat deze regel, gelyk ik straks aanmerkte, zomtyds uitzonderingen lydt, zo is eene al te nauwe bepaaling ten dezen opzigte altoos haatelyk tevens en nadeelig. Man en Vrouw behooren maar één belang te kennen, dat namelyk van elkanderens vermaak en voordeel te behartigen, daar zodanig eene wyze van denken en geneigdheid plaats heeft, koomt die strikte verdeeling van departementen niet te pas; Raakt het Huisbestier uwen Man niet zo wel als u? Zal hy geene vryheid hebben, om deszelfs uitgaaven met u te regelen, of die schikkingen te beraamen, die hy zeker ziet dat u beider belang vereischen? of Zoudt gy
| |
| |
uwen Man niet moogen raaden in eene onderneeming, welke hy misschien voornaamelyk aanvangt om u gelukkiger te maaken, of een koop sluiten, die hem verryken kan? bemoei u met uw huishouden; is een haatelyk zeggen in den mond van een Man, die zyne Egtgenoote bemint en agt; En even ongerymd is het antwoord eener Vrouw, het huishouden koomt voor my op; Daar is geene meerderheid, daar is geen gezag, daar is geene verdeeling onder gehuwde Lieden; beider belangens zyn vereend, en Liefde alleen is de wetgeever, dien zy beide gehoorzaamen moeten.
Byzonderlyk moet ik u raaden uwen Man zyne kleine verkiezingen vry te laaten, gelyk hy 't u de uwe behoort te doen; Hoe wél gy Lieden zaamen Symphatthizeeren, hoe veel gy elk van uw vermaak aan elkanders zinlykheeden opofferen moogt, daar zullen egter altoos byzondere, dikwils grillige verkiezingen overblyven; Gelyk dezelve doorgaans kleinigheeden betreffen, en een gedeelte van ons genoegen in dit leeven uitmaaken, zo behoort gy Lieden, van wederzyden, altoos te bedenken, dat gy niet by malkander zyt gekomen, om te dwarsboomen, om, met uwe vryheid, uw genoegen te verliezen, maar om uw leeven aangenaamer te maaken, en uw geluk van wederzyden te voltooijen.
Aan den anderen kant is het zeker, dat gy geene zo nauwe verbintenis kunt aangaan, zonder een gedeelte uwer verkiezingen aan malkanderen op te offeren; elk denzelfden weg blyvende loopen zoudt gy duizendmaalen tegen den anderen botzen, en hy, die 't beste weet te wyken, en den anderen minst tragt te doen wyken, maakt hem gelukkigst, en geniet zelve 't meest vermaak.
Om het alles in één woord te besluiten; beschouw uwen Egtgenoot altoos als een agtenswaardigen vriend, aan wien gy de onschendbaarste verplichting en hebt,
| |
| |
wien gy dus alle moogelyk plaisier moet doen; wiens leeven gy zo genoegelyk meet tragten te maaken, als in uw vermogen is, en wiens agting, wiens genegenheid, wiens gunst gy steeds moet tragten te bewaaren, en onophoudelyk te vermeerden; Dit denkbeeld, zeg ik, zy altoos voor uwen geest tegenwoordig, dit bestiere alle uwe bedryven.
Dus heb ik u eenige algemeene lessen voorgesteld, zo als myn welmeenend Vaderlyk hart my dezelve heeft opgegeeven; Ik heb my aan geen order bepaald, ik heb my op geene cieraaden toegelegd, ik, of liever myne genegenheid heeft voor u, en voor u alleen geschreeven.
Gelyk ik weet, dat gy de beste zedekundige Schryvers leest, zo heb ik my wat byzonderer bepaald tot zodanige aanmerkingen, welke men niet zo algemeen onder dezelve aantreft, ik heb 'er langer op stil gestaan, naar maate ik ze van meer belang oordeelde, of dat myn geest, op dien tyd, vrugtbaarder was, terwyl ik andere aanmerkingen, welke meer voorkomen, doorgaans heb overgeslaagen. Dit maakt eene ongelykheid, dit maakt een zoort van gaaping in myne brieven, welke gy, met uwe kundigheeden, ligtelyk zult invullen; God geeve, dat gy zulk eene gelukkige keus moogt doen, en dat uw huwelyk zo veel zegen mag hebben, als waar ik, en myne waarde Wederhelft zyne goedheid dagelyks voor danken. Inderdaad als ik, uit myn gezegend huis, daar steeds order, eendragt, en liefde woonen, als ik, van dit bekoorlyk, toneel myne oogen nedersla op zo veele rampzalige Egtgenooten, welke met eene koele onverschilligheid, en als vreemdelingen, zaamen leeven; op zo veelen, welke als bang zyn, om dezelfde lugt in te ademen, en malkanderen vlieden, of enkel by den anderen schynen te komen, om malkanderen het leeven, door hun wederkeerig gezelschap, bitter te maa- | |
| |
ken, op zo veelen eindelyk, wier haatelyk huiskrak keel tot openbaare schande uitbarst, en gevolgen voortbrengt nog ysselyker zelfs dan het verdriet, daar z'uit gebooren worden; dan smelt myn hart van medelyden over 't ongelukkig menschdom, en beef ik op yder huwelyk, dat ik zie voltrekken. Ja ik zidder by voorraad voor dien akeligen wanhoop, voor dat alleruitertst verdriet, welke op zo veele on voorzigtige egtverbintenissen natuurlyk volgen. En als ik, door den Godsdienst zelven voortgeleid, tot voor de altaaren, daar zy dien eerwaarden knoop hebben toegetrokken, bedenk, dat de staat van verdeeldheid en haat, welke op hunne onbedagte liefde volgt, toe aan het einde van hun leeven duuren zal, als ik bedenk, dat de Dood hen in zulk eene gemoedsgesteltenis zal overvallen, en dat 'er, na dit ongelukkig leeven, eene nog ongelukkiger eeuwigheid voor die rampzaligen zal volgen, dan.... dog ik kan dit allerysselykst denkbeeld niet verdraagen; ik zoek u geenzints het Huwelyk te ontraaden, maar voorzigtig in uwe keuze te doen zyn, en de vereischte oplettenheid te doen gebruiken, om het zelve gelukkig te maaken. Ik ben enz.
Ik agt my verpligt, om myne Hooggeëerde Vrindin myne openlyke dankbetuiging te doen, voor het aangenaam en nuttig geschenk, dat haar Hoog Ed. my, en het Gemeen, met deze brieven, heeft gedaan, en ik schroom niet, om die betuiging ook uit naam van de meesten myner Lezeren te doen.
A.U.
|
|