| |
| |
| |
De Denker.
No. 110.
Den 4. February 1765.
[Brief over de orde der Vrye Metzelaaren, en de oogmerken hunner Instelling.]
Qui dit un Ennemi du crime,
Caracterise un Franc Maçon.
Receuil des Chansons &c. des Franc Maçons.
SChoon ik wel overtuigd ben, dat de Schryver van den volgenden brief, als een onverligte, niet agter 't regte geheim der vrye Metzelaaren is, zo ben ik evenwel, om meer dan eene rede, te raade geworden denzelven woordelyk uit te geeven, zo als ik dien ontvangen hebbe. Dus luidt dezelve.
Myn Heer de DENKER!
IS 'er een genootschap in de Wereld, daar veel, daar verward, en dwaas over gepraat is, 't is gewisselyk dat der Vrye Metzelaaren. Zy die niet in de geheimen zyn, weeten 'er doorgaands niets of weinig af, en Deeze zyn het egter, die 'er meest van rabbelen; Terwyl de zulken, die tot de Maatschappy behooren hunne byzondere zaaken niet ter kennis van een blind en dom gemeen willende doen koomen, 'er slegts op zulk eene wyze van spreeken, dat men niets dan by gevolgen, misschien zelfs niet dan by waarschynlyke gissingen, wegens dit genootschap ontdekken kan; Ik verklaar 'er zelve niet toe te behooren, maar gelyk ik veel verkeering met deze Heeren gehad heb, zo meene ik hier door in staat te zyn, om eenige waarschynlyke gissingen over hunne opkomst en oogmerk voor te stellen; De lust heeft my hier toe bekroopen, en uw Ed. zal my een wezenlyk vermaak doen, met myne Gissingen, door middel van uw papier, gemeen te maaken.
De geheele Wereld is in de verbeelding, dat 'er groote Geheimen onder de vrye Metzelaars schuilen,
| |
| |
om dat men zo weinig daar van laat uitlekken, en zo veel zorg draagt van alles te verbergen; Veele anderen verdenken dit Lighaam van, ik weet niet welke, schandelyke buitenspoorigheeden, snoode ketteryen, of verderfelyke stelregels. Wat my belangt, ik geloove niets van 't een of ander. De Menschelyke Natuur en Driften zyn onder de vrye Metzelaars niet van een anderen aart als overal elders in de wereld; Metzelaars zynde blyven 't menschen, en derhalven moest Partyzugt, onderlinge verdeeldheid, verbittering, wraak, onvoorzigtigheid, de wyn, de liefde, en wat niet al andere oorzaaken, hen vroeg of laat verraaden, en hunne geheimen, zo 'er wezenlyke geheimen waren, ter kennis der Profanen brengen; En wel inzonderheid, byaldien deze geheimen van zulk een aart waren, dat 'er het algemeen belang van kerk of staat, het geringst ter wereld, in betrokken ware, byaldien 'er snoode gevoelens, verderfelyke stelregels, of straf baare ongeregeldheeden bedekt moesten worden. Zo veele eerlyke en braave Lieden, als 'er, in ons Land, en door de geheele wereld, tot dit Lighaam behooren, kunnen met geene moogelykheid ondersteld worden, eene verbintenis aan te kleeven, welke hen tot schurken maaken zoude, of een eed te houden, die hen tegen rede ware afgevorderd, en hen niet zou kunnen verbinden, zo dra dezelve met hunnen pligt als Menschen en Borgers strydt, of de wetten van deugd en eer vernietigt. Zie daar derhalven een natuurlyk besluit, dat 'er geene geheimen, die der ontdekking waardig zyn, dat 'er althans geene snoode geheimen onder hen berusten; Men verbindt zig egter met rede, om zyne zaaken niet buiten de Maatschappy te brengen, dewyl dat regelregt met het oogmerk van derzelver instelling stryden, en zy ophouden zoude, eene byzondere Maatschappy uit te maaken, zo dra de geheele wereld haare geheimen wist. Maar hier uit volgt in 't allerminste niet, dat die geheimen ondeugend zyn; dat de vrye Metzelaars snoode oogmerken bedoelen, of strafbaare bedryven pleegen; Inderdaad de bestendigheid der Maatschappy, het gedrag en karakter van zo veele agtens-waardige Leeden, hoofd voor hoofd, en het loffelyk
| |
| |
bedryf, waar in zommige Loges en corps in Zweeden, Engeland, en elders, ter bevordering van het algemeene welzyn des Menschdoms, hebben uitgemunt, spreekt hen, ten dezen opzigte, volkoomen vry, en ik ben zo verre af, van iets euvels hunnent wegen te vermoeden, dat ik integendeel vastelyk geloove, dat eene vrolyke en gezellige deugd, en weldaadigheid in 't algemeen, dat eene belangelooze en grootmoedige vriendschap in 't byzonder, de hoofd-oogmerken hunner instelling zyn, en dat alle hunne Ceremonien en plegtigheeden, daar aan geheellyk ondergeschikt, geene andere bedoeling hebben, dan om de gemoederen der aankoomelingen daar toe te bereiden, en die verpligtingen in den Geest van alle aanwezenden te vernieuwen. Men leeze het opschrift, 't welk ik boven dit vertoog geplaatst, en uit het Lied-boek, dat zy in hunne zaamenkomsten gebruiken, getrokken heb, men voege daar verscheide andere dergelyke Passages, uit het zelfde Liedboek by; als
Les erreurs, les prestiges
Men bedenke, dat
de Hoofdwet in alle hunne vermaaken en uitspanningen is, men vergelyke dit met de aanspraaken, welke door verscheide meesters in hunne Loges gedaan, en, woordelyk gedrukt, voor handen zyn, men vergelyke het eindelyk met den geheelen inhoud van het reeds aangehaalde Liedboek, en men zal gewisselyk alle vermoedens van ongeregeldheeden laaten vaaren. Maar wat dan van deze Maatschappy te denken? Dit denk ik, profaan, onverligt Mensch, 'er, in eenvoudigheid myns harten, van.
| |
| |
Toen de wereld in die eeuwen, die men de middel- of duistere eeuwen noemt, ten alleruitersten dom en ondeugend was, toen de belangen der geestelyken met die van 't Menschdom streeden, toen hunne baatzugt den Godsdienst verdonkerde, en het gezond vernuft en de edele gevoelens voor hun willekeurig gezag moesten zwigten, zo moesten die weinige verstandige en braave Lieden, welke hun oordeel en hart, in dat algemeen bederf, ongeschonden wisten te bewaaren, elkanderen natuurlyker wyze opzoeken, zig aan elkanderen in vertrouwen open baaren, en hun hart in elkanderens boezem uitstorten. Dit was eene vriendschap, welke even zeer op eene byzondere hoogagting, even zeer op eene byzondere overeenkomst van denkbeelden en geneigdheeden, als op een wederkeerig vermaak en redelyk belang gevestigd was, en dus een vriendschap, daar men zig, over en weder, gerustelyk op verlaaten konde. Wat wonder derhalven, dat men, in zodanig eene gesteldheid van zaaken, naar andere plaatsen of landen moetende reizen, en weetende, dat 'er in dezelve ook één of meer zodanige redelyke menschen waren, gelegenheid zogt, om zig by dezelve bekend te maaken, en, ten dien einde, eenig adres of Teken van zulken, die hen en ons kenden, medename. Men begreep dan ras, over en weder, het voordeel dier tekens, om zig aan malkanderen bekend te maaken; men kon niet gevoegelyk altoos addressen, op alle plaatsen, die men doortrok, mede neemen, maar 't was zeer moogelyk, om een algemeen teken met elkander te beraamen, waar aan men hen, die dit maakten, onderscheiden konde, of zy tot het kleine hoopje Redelyke en braave Lieden behoorden, welke dus allenskens een byzonder verdrag of Maatschappy met den anderen aangingen, om elkanderen boven andere domme, bygeloovige, ongeregelde Leden der algemeene Maatschappy, te beminnen, te helpen, vriendschap te bewyzen. Zie daar dan aanstonds een natuurlyke rede van die allersterkste en heilige verbintenis, wegens een onschendbaar geheim, dat men zig dus onderling ver pligtte te bewaaren; Men sprak, naar alle gedagtenvrymoedig over den Godsdienst, en het Priesterlyk
| |
| |
gezag, men vooroordeelde het geen te berispen was, en men liep dus gevaar zyns levens, zo een ander zig, door nagebootste tekens, van de geheimen meester maakte.
Dus verbondt dan hunner aller belang, zo wel als de eerlykheid, hen tot eene onschendbaare trouw; dus hadden zy het voordeel van elkanderen te kennen, te onderrigten, te helpen, en eene byzondere vriendschap en agting, boven die van een dom en blind geween, te bewyzen, en gelyk deze oogmerken, in die bedorve tyden, onschuldig, zelfs loffelyk waren, zo moest zodanig eene Maatschappy, eens opgeregt, allenskens veldwinnen en uitgestrekter worden, inzonderheid toen de magt en invloed der Geestelyken met de Reformatie geknakt wierdt, en veele Lieden, thans de oogen openende, begonnen te begrypen, dat het einde van den Godsdienst, gezellige deugd, regeling zyner driften, en een gelukkig leeven zyn moest; Toen won verstand, rede, en Godsvrugt veld; Drift en een geest van Enthusiasme werkte moogelyk mede, en het genootschap onzer Raisonabele Lieden moest, natuurlyker wyze, door dit alles, een sterken toeloop krygen; Men lag dan vergaderingen aan, welke, schoon verre van strafschuldig te zyn, nu eens egter door eene dom en woest gepeupel gestoord, door verbitterde Geestelyken aangeklaagd, door verleide Regenten vervolgd, of door eene gemaatigder staatkunde beschermd, verscheide lotgevallen ondergaan hebben, die omstandig beschreeven zyn in eene History van de Maatschappy der vrye Metzelaaren, welke, in de Engelsche taal, in 40. voorhanden, dog zo duister en ingewikkeld is, dat ik niet geloof, dat andere, dan geinitieerden, en misschien dieniet allen, dezelve verstaan kunnen.
In dat Engelsche werk ondertusschen koomen verscheide byzonderheeden voor, welke, in den eersten opslag, schynen te stryden met het verslag, dat ik gegeeven heb, en die het egter inderdaad bevestigen. Zy schynen, by voorbeeld, hun eersten oorsprong van Adam af te leiden, en de eerste Loge moet in 't Paradys geweest zyn; Salomo, was Grootmeester hunner order enz. Dit, en alles wat ik ver- | |
| |
der mondeling van hen gehoord, of in hunne gedrukte Schriften geleezen heb, laat zig zeer wel verklaaren, als men steeds in 't oog houdt, dat het hoofdeinde hunner instelling is, Rede en gezond verstand aan te kweeken, vooroordeelen af te leggen, dwaalingen te vermyden, eene vrolyke en gezellige deugd in 't algemeen, eene edelmoedige vriendschap in 't byzonder, te bevorderen; Dit was reeds de pligt en bezigheid onzer eerste voorouders in het Paradys; hier in heeft Salomo de voortreffelykste lessen gegeeven, die heeft in wysheid boven andere menschen uitgemunt, die heeft zyn werk van gezellige deugd gémaakt, en, met rede, gepoogd zyn leven zo genoegelyk, als hy konde, door te brengen.
Die is dan kortelyk, (zo veel het beneveld gezigt van een ongewyden die verborgenheeden kan doorzien) de opkomst en het oogmerk dier beruchte Maatschappy; Zie hier verder nog eenige voornaame Grondwetten, die het my voorkoomt, dat algemeen onder hen worden aangenoomen.
Zy laaten elk, van wat staat of rang, van wat Godsdienst of gezindheid, tot hun genootschap toe, zo zy slegts op goede gronden onderstellen kunnen, dat het een Man is van een goed Natuurlyk verstand, en boeven al van een eerlyk hart, van een welmeenend gemoed, en onergerlyke zeden. Men laat de beschouwing van den Godsdienst aan elks byzondere begrippen en zyn geweeten over, en alle Ceremonien ea Plegtigheeden dienen hier eeniglyk, om op de Practyk aan te dringen. Alle braave Menschen, alle Lieden van eer en deugd, 't zy Jood of Heiden, Turk of Christen, Roomsch of Protestantsch, allen met één woord, die begrypen, dat zedelyke deugd de hoofdzaak van allen Godsdienst is, moeten elkanderen ongeveind beminnen en weldoen, maar moeten die genegenheid nog op eene byzondere wyze aan elkander toonen, als Broeders en Leden van deze byzondere Maatschappy, welke een verdrag van onbaatzugtige vriendschap en edelmoedige ondersteuning met den anderen hebben aangegaan.
Die Deugd, daar zy zig de byzondere voorstanders van verklaaren, moet niet naar en akelig, moet niet
| |
| |
haatelyk zyn, gelyk die der Fynen; Ik beb gevonden, dat 'er niets beters voor der menschen kinderen is, dan zig te verblyden en goed te doen in hun leeven, ja ook te eeten en te drinken, en het goede te genieten van al zynen arbeid, met de Huisvrouwe die men lief heeft. Die ondervinding van den wyzen Salomo, begryp ik, dat de korte inhoud is hunner zedekunde; ‘Wy moeten gelukkig leeven; zonder de Deugd en goedwilligheid, zonder vriendschap en liefde, zonder een verstandig bestier zyner Driften en geregeld gebruik van de geneugten dezer aarde, is 'er geen geluk, geen vermaak zelfs op deze wereld, Dit is iets, waar in alle gezindheeden overeenkoomen; iets dat niet op enkele bespiegeling steunt, maar door de ondervinding, elk oogenblik, ten duidelyksten wordt aangedrongen, laat dan elk God naar zyn geweeten dienen, elk den Hemel op zyne wyze zoeken, maar laaten wy dus voor eerst, met een verstandig gebruik van de aarde beginnen.
Gelyk een verschillend begrip van Staat-zaaken, en verschillende Nationaale belangens de gewoone oorzaaken van twist en ongenoegen zyn, zo laaten wy daar nooit van reppen, wy koomen als verstandige en braave menschen by elkander, en moeten den anderen alleenlyk op den voet van hartelyke vrinden, van Broeders, van voorwerpen eener edelmoedige goedwilligheid beschouwen, alle oorzaaken van tweedragt afsnyden, en in eene ongestoorde eensgezindheid en liefde leeven’.
Hier koomen eenige tekenen, om zig aan malkanderen bekend te maaken, hier koomen eenige ceremonien en plegtigheeden, in het aanneemen van nieuwe Broeders, en in de gewoone saamenkomsten, by, waar van menigvuldige berigten voor handen zyn, die my veel al te dwaas en buitenspoorig voorkoomen, om dezelve te gelooven; Dog hoe veel of weinig zy met de waarheid overeenstemmen, en water van die uiterlyke omstandigheeden wezen moge, gelyk dezelve slegts den buitenschors, om zo te spreeken, der zaake zyn, en ik 'er met geen genoegzaamen grond van spreeken kan, wil ik 'er niets van zeggen.
Dit is ondertusschen zeker, dat zy in hunne Loges
| |
| |
eene geregelde en vastgestelde regeeringsvorm, om het zo te noemen, hebben, en, in zommige Loges, eene vry strikte zedentugt onderhouden, met afsnyding zelfs van zulke Leden, welke zig in verregaande buitenspoorigheeden verloopen mogten.
De tekenen, merkten wy zo aanstonds aan, dat hen dienden. om zig aan malkanderen bekend te maaken, en de broeders, dus voor en boven anderen, dienst te doen; gelyk het evenwel onvermydelyk is, of daar raaken onder zo talryk een Genootschap altoos menschen van een bekrompen baatzugtigen aart, of van een buitenspoorigen wandel, zo spreekt het van zelve, dat de verpligting van zig op de tekens van anderen te moeten ontdekken, eenige bepaaling moet hebben, of dat dezelve niet altoos zal nagekoomen worden.
Eindelyk moeten wy aanmerken; dat zy verscheide trappen van kundigheeden en vorderingen hebben, en dat een laagere rang de geheimen van een hoogere niet weet. Zommige begrippen namelyk van den Godsdienst en Zedekunde zyn van dien aart, dat dezelve, schoon waaragtig en redelyk, door zulken egter, welke de zaaken niet volkoomen doorzien, kwalyk begreepen, verkeerdelyk toegepast en misbruikt zouden kunnen worden; Zodanige waarheeden dan moeten niet dan aan de schranderste Geesten medegedeeld worden. Elk die eenige vorderingen in het beschouwelyk gedeelte der wysbegeerte gemaakt heeft, zal deze aanmerking ligtelyk begrypen en toestemmen, en op de vrye Metzelaars toegepast, het raadzel wegens hunne verscheide Proeven, Classen, en vorderingen, aanstonds kunnen ophelderen.
Maar ik vrees de Loges door myne tegenwoordigheid te ontheiligen. Laat ons dezelve verlaaten, en ten besluite onbewimpeld zeggen, wat wy van de vrye Metzelaaren houden? ‘Eene verbintenis die voormaals redelyk, thans onschuldig is, en welke zo geen wezenlyke voordeelen, ten minsten een aangenaam gezelschap, en onzondige uitspanning verschaft’.
|
|