| |
| |
| |
De Denker.
No. 109.
Den 28. January 1765.
(Vervolg van No. 108.)
GY moet geene vreemden met de zorg belasten van uwe kinderen op te voeden, dat moet het vermaak van u en uwen Egtgenoot zelve blyven, althans moet dit altoos onder uw oog, en zelfs onder Uw lieder bestier en leiding geschieden, en wat ook anderen hen leeren mogen, Gylieden zelve moet hun hart en zeden vormen; men kan in de beschouwing zeer wel begrypen, dat 'er Menschen gevonden kunnen worden, welke zig van dezen pligt behoorlyk kwyten zullen, maar ik twyffel of het moogelyk is, dat 'er zyn kunnen onder die, welke zig voor geld hier toe verhuuren. Het werk vereischt eene oneindige oplettenheid, een taay geduld, en eene verzaaking van zig zelven, waar toe ons de tedere zugt van 't ouderlyke hart alleen in staat kan stellen, en 't welk van vreemden, althans van huurlingen, niet wel te vergen is. De meesten zyn 'er daarenboven onbekwaam toe, en de onbekwaamsten, om dat zy nederig kruipen, en aangenaam vleien kunnen, worden dikwils gebruikt boven die betere Zielen, welke, op hunne verdiensten steunende, zelve opgezogt willen worden; Vindt gy dan goed een Gouverneur by uwe kinderen te neemen, zoek vooral een eerlyk Man, en, zo 't wezen kan, een Nederlander; maar laat alles onder uw oog
| |
| |
geschieden; en behoudt het hart uwer kinderen voor u alleen. Ik keur de Schoolen geenzints af, maar ik wraak verre de meeste kostschoolen, ik wraak ze allen, om dat ze allen met te groot een aantal kinderen worden opgepropt: men kan veel kinderen tevens schryven, cyfferen, taalen, en andere vrye konsten leeren, maar men kan 'er zo veel niet bestieren, als men 'er braave Menschen, goede Burgers, deugdzaame Christenen van maaken wil. Ik heb reeds in één myner vorigen, geloove ik, aangemerkt, dat men zig doorgaans alleen, althans voornaamelyk, toelegt, om de jeugd behaagelyk te maaken, zonder dezelve een genoegzaam fonds van waare verdiensten te geeven; 't is de schyn, 't is de vertooning, 't is het uitwendige, daar men werk van maakt, en 't welk uit een welgeformeerd harte van zelve behoorde op te borrelen; men leert den jongen Lieden hunne hartstogten bewimpelen, die zy breidelen en verbeteren moesten, men leert hen deugdzaam te schynen, in plaats van het te worden. 't Is met één woord, de Ziel, welke het meeste nadeel by eene vreemde opvoeding lydt, en daar ik egter het meeste werk van maaken wilde; ik hoop uwe kinderen beschaafde, zo wel als goede Menschen te zien, maar als ik een van beiden missen moest, zoude ik my geen oogenblik beraaden, om de deugd boven de gemanierdheid te verkiezen. Het omgekeerde vreeze ik egter, als gy de opvoeding uwer kinderen geheel aan vreemden overlaat, en het hart, inzonderheid, verliest gy voor het grootst gedeelte, als gy hen naar kostschoolen zendt. Wat kan men tog in dezen verwagten van Menschen, aan wie zelfs de uitdrukking, van op het hart der kinderen agt te geeven, vreemd te voren koomt? Van Menschen, die zelve geene geregelde wyze van denken hebben, wier geheele weetenschap zig tot uitwendigheeden bepaalt, en die zig wonderlyk wel meenen gekweeten te hebben, als zy de jeugd eene goede houding, eene gebrekkige kennis van de fransche taal gegeeven, en geleerd hebben stil te zitten en te zwygen; neen, myn Nigt, als ik een kostschool vinde daar men de beschaafdheid met het regelen der hartstogten begint,
| |
| |
en daar men de jeugd onophoudelyk inboezemt, dat waare politesse uit een verligt verstand en mensch-lievend hart moet opborrelen, dan, maar dan ook alleen, zal ik in overweeging neemen, of ik u raaden moet, om 'er uwe kinderen te zenden.
Ik zal het dan nog eerst in overweeging neemen, zeg ik, want daar is een ander gevaar voor de jeugd te dugten, dat weinige ouders kennen, en daar Geenen agt op slaan; zo veele jongens of Meisjes by malkander in een tyd, dat de eerste beginzelen der drift zig reeds beginnen te doen voelen, stooken die drift, door hunne onderlinge gesprekken, vertellingen, en de boekjes, die zy malkanderen leenen, onophoudelyk aan. Dit is reeds een groot kwaad, dat op kostschoolen onmoogelyk te voorkoomen is, maar 't is egter nog het minste gevaar, inzonderheid voor Jongens; Deze, onophoudelyk geprikkeld van een kant, daar de Natuur van zelve reeds niet dan al te sterk was voor hunne ongeoeffende rede; Deze, door eene verhitte verbeelding onophoudelyk aangezet, en door geen nadenken wederhouden, slaan, by gebrek van andere voorwerpen, ligtelyk tot twee middelen over, welke beide voor lighaam en geest even verderfelyk zyn; zy zyn bedorven, voor altoos bedorven, zo zy 'er eens den smaak van krygen; En 't ware misschien onmoogelyk, dat redelyke Menschen ooit tot zulk een trap van ontaardheid en verbastering stygen zouden, als die, welke onze eeuw nu voor de tweede maal zo ysselyk schandvlekt, byaldien de beginzels daar toe niet reeds gelegd wierden in een ouderdom, welke nog niet vatbaar is, om die schennis in alle haare ysselykheid te zien; Laat, om die zelfde rede, myn Nigt, uwe kinderen zo zeldzaam by andere kinderen slaapen, als moogelyk is; leg ze ook nooit by Dienstboden; zonder hen zelfs vroegtydig van elkanderen af, en laat ze afzonderlyk slaapen; Daar is geene evenredigheid tusschen deze meerdere moeite, en de gevaaren, daar gy ze voor beveiligt, en de nuttigheeden zelfs, die gy ze hier door verschaft; Dit zal hen vroegtydig een denkbeeld inboezemen, dat zy grooter worden, en op hunne eigen gedrag en
| |
| |
zaaker letten moeten; dit zal een soort van nuttige Ambitie gaande maaken; dit zal inzonderheid dienen, om eene kinderagtige vrees te verbannen, en dus kragtig medewerken tot den anderen raad, dien ik u geeven wilde.
Dat gy, namelyk, uwe kinderen vroegtydig moed en standvastigheid inboezemt, dat gy hen dikwils van deze of geene geneugten berooft, en leert andere vermaaken op te zoeken, dat gy alle nêerslagtigheid uit hunnen geest verbant, en hen gewent, om, in alle omstandigheeden, vrolyk, althans vernoegd te blyven; wy worden door zo veele rampen in dit leeven gedreigd, zo veele ongeneugters beloeren ons onophoudelyk, dat wy dezelve onmoogelyk altoos ontgaan kunnen; Ja hoe gelukkig, hoe wenschelyk onze staat in de wereld wezen moge, ons genoegen wordt zo dikwils gestoord, dat men ons geen grooter dienst kan doen, dan met ons, reeds in onze vroegste jeugd, te leeren, die kwellingen met een eenpaarig gemoed te draagen; 't Is deze gesteldheid van geest, welke, van alle andere moogelyk, den meesten invloed heeft op ons gelukkig leeven; 't Is deze gesteldheid, welke den Mensch in zig zelven, om zo te spreeker, besluitende, den vrede en de bedaardheid, tevens in zyn hart besluiten; 't Is deeze gesteldheid, eindelyk, welke eenen Socrates in zyne rampen gelukkig konde maaken, en welke het uwe kinderen eveneens kan doen.
Verbeeld u, myne waarde Nigt, dat de Hemel, meester van zyne geschenken, goedvondt om u dien slag toe te voegen, welken alle tederhartige ouders boven alles vreezen, en u van alle uwe kinderen beroofde; stel dit geval aan uwe Moeder voor, en dat deze zig verbeeldde u door een ontydigen dood uit haare armen, of liever uît haar hart te voelen scheuren. De Heere heeft gegeeven, de Heere heeft genoomen, zeide in zulk een geval een dier Wyzen, die ons ten voorbeelde zyn gesteld; Ik wist, dat myne kinderen niet onsterfelyk waren, was al de klagt, welke een ander, in eene gelyke gelegenheid uitstortede. Hoe verre zouden wy af zyn, om die voorbeelden van lydzaamheid op zulk eene wyze te kunnen navolgen; Voor dee- | |
| |
ze, en misschien voor nog grievender smarten, zyt gy, zyn uwe kinderen egter blootgesteld, en oordeel gevolgelyk, hoe zeer het uwe zaak is, om ze in tyds eene beredeneerde dapperheid in te boezemen, of, zo gy wilt, eene eenpaarige Zielsgesteldheid eige te maaken.
Als gy uwe kinderen nu zodanig eene opvoeding geeft, behoeft gy u nimmer te bekommeren, of de Voorzienigheid hen eene genoegzaame ruimte, in dit leeven, zal bezorgen; Die bekwaamheid, opvoeding, en de gemelde Zielsgesteldheid heeft, leeft altoos gelukkig; zyne standvastigheid, zyne eenpaarigheid, zyn vergenoegd gemoed verstrekken hem een veilige toevlugt in alle omstandigheeden; En dit zyn de deugden, die gy uw kroost moet inboezemen, om deszelfs rust, om hun eigen voordeel te verzekeren, gelyk gy hen de zagtaardigheid en beschaafdheid moet leeren, om zig behaagelyk, tevens en nuttig voor andere ten maaken.
Ik heb my te langer met de kinderen opgehouden, om dat het een onderwerp is van het uiterste belang, en de Hoofdzaak van het huwelyk uitmaakt; Ik vrees egter, dat myne langwyligheid u te meer verveelen zoude, byaldien ik met deze denkbeelden afbrak; myn brief is reeds te lang, en ik moet dien egter, tegen mynen dank, nog langer maaken, om denzelven wat vermaakelyker te sluiten. Gy zyt jong, en van een gezelligen aart, ik heb u tot hier toe van niets dan huisselyke deugden gesprooken, 't wordt tyd, dat ik u in gezelschap brenge.
Toen ik u de luidrugtige vermaaken, die wydsche gezelschappen, die men de cercle du beau monde noemt, ontraaden heb, strekte myn oogmerk geenzints, myne waarde, om u een eenzaam, afgezonderd, mymerend leven aan te pryzen; wy moeten allen vrolyk tragten te leeven, en wy kunnen dit einde nauwelyks in eene geduurige afzondering bereiken; de Mensch is niet gemaakt voor de eenzaamheid;'t is niet de verkeering, 't is de kwaade verkeering alleen, die wy vermyden moeten; Gy moet dan gezelschap hebben, uw Man moet het zyne hebben, uwe kinde- | |
| |
ren zullen, in meer gevorderden leeftyd, het hunne moeten hebben, en die drie gezelschappen, wenschte ik, dat doorgaans dezelfde waren; Eene welopgebragte Vrouw onttrekt zig niet de gesprekken van verstandige Mannen, deze hebben geene rede, om fatzoenlyke Vrouwen te schuuwen; en het vermaak zelfs moet grooter, de verkeering aangenaamer, de gesprekken levendiger worden, als de beide Sexen hier in deelen; schaf dan die byeenkomsten, daar men niet dan Vrouwen dult, allenskens af, om uwen Man niet in de noodzaakelykheid te brengen van zyn vermaak ook buiten u te zoeken; laat uw huis voor zyne vrienden altoos open staan, ontvang dezelve met de eige gulhartigheid, als uwe waardste vrindinnen; Deze, door hem op gelyke wyze behandeld, zullen hunne bezoeken vermeerderen, uwe wederzydsche kennissen zullen een nieuw genoegen in elkanderens verkeering vinden; en waare verdiensten, wezenlyke vrindschap, zuivere opregtheid zullen malkander in uw huis ontmoeten; Laat alle dwang, alle noodelooze onkosten uit deze gezelschappen geweerd blyven; Laat vriendschap, en geene dartelheid; Vermaak, en geene lekkerny, het doelwit dier byeenkomsten zyn, en laat, bovenal, dezelve niet dan uit een klein getal bestaan.
Wat is de Rede der gewoone misbruiken in de meeste verkeeringen? Wat is de oorzaak van het geduurig speelen, van het kwaadspreeken, van het geeuwen, van het kostbaar tracteeren, dat de meeste gezelschappen bederft? om dat de Lieden, die by malkander koomen, by gebrek van opvoeding en smaak, niets wezenlyks aan malkander te zeggen hebben; het schynt den Vrouwen in 't byzonder byna tot schande te verstrekken, iets meer dan van de keuken en opschik te weeten; Gy zyt die zotte vooroordeelen te boven; Gy hebt reeds een goeden voorraad van nutte of aangenaame kundigheeden, en uw Man, onderstel ik, zal dezelve nog beschaaven en vermeerderen: Gy zyt, met zodanig eene wyze van denken, met zulk eene smaak, tamelyk veilig voor de laffernyen van de zogenaamde fraaye wereld, gy zult dezelve
| |
| |
niet zoeken, en zy zal zig niet met u vermaaken; Gy zult welhaast vryheid hebben, om uwe gezelschappen, met uwe wezenlyke vrienden, naar uwen zin te regelen, en 'er door aangenaame en nuttige gesprekken, de kwyning buiten te houden; het nieuws van den tyd, de Historie, Godsdienst, Natuurkunde, Zedekunde, zie daar onderwerpen genoeg, om u Lieden met vermaak bezig te houden; de Zedekunde in 't byzonder, en de verscheidene pligten van 't burgerlyke leeven geeven een ruime stof tot behaagelyke en leerzaame gesprekken; eene vriendelyke en beschaafde twistrede zal den tyd genoegelyk korten, terwyl zy den geest verligt, en 't oordeel scherpt; En de lugthartige vrolykheeden zullen des te beter smaaken, naar maate dezelve op ernstiger gesprekken volgen, of daar van ondervangen worden; Wagt u ondertusschen van uwe meerdere kundigheeden en beteren smaak ontydig in allerhande gezelschappen te vertoonen, gy zult dikwils zaamenkomsten bywoonen, daar het gezond verstand Contrebande waar is, en daar gy niet beter doen kunt, dan het uwe te verbergen; Nyd en wangunst, haat en laster van alle, die in verdiensten voor u wyken moesten, zouden slegts de gevolgen eener ontydige vertooning uwer meerderheid zyn. Men zal het u niet gemaklyk vergeeven, als men verneemt, dat gy meer verstand hebt, maar men zal 't u nooit vergeeven, zo gy dit zelve doet blyken. 't Is eene standvastige wet, 't is een grondwet zelfs van de beschaafdheid, de Eigeliefde van anderen nooit te kruisigen. Een zoort van medelyden zelve zal u hier van wederhouden, om dat de regte beschaafdheid altoos door goedaartigheid wordt ondersteund en aangezet.
Houdt die laatste aanmerking, myne waarde Nigt, in uw geheele gedrag steeds in 't oog, en laat dezelve u niet slegts in gezelschappen, maar zelfs in de minste onderhandelingen van het leven bestieren; de meeste Lieden van fatsoen, (in kostschoolen opgevoed) verwarren de tekenen der beschaafdheid, met de beschaafdheid zelve, en meenen, dat dezelve bestaat in eerbiedig te kunnen groeten, zig bevallig voor te doen, een Compliment te maaken; de Dans- | |
| |
meester myner kinderen en de Lakey uwer Moeder zyn op dien voet, de beschaafdste Lieden der wereld; schoon zy niets van de waare politesse kennen, een vriendelyk, meewaarig menschlievend hart, dat in de belangens van anderen deelt, en die op eene behaagelyke wys vertoont; Zie daar, waar in beschaafde Volken zig van de wilden, en waarin wel opgebragte Lieden zig van het gemeen onderscheiden; dit is minder eene hoedanigheid van 't lighaam, dan van de Ziel; deze maakt het karakter uit van een beminlyk, van een agtenswaardig Mensch; 't Is een tak, om zo te spreeken, van de Liefde, welke ons vriendelykheid voor onze minderen, oplettenheid voor ons gelyken, eerbied voor onze meerderen inboezemt, die ons by allen aangenaam maakt, en de grondslag is eener genoegelyke verkeering. Dit is dan de beschaafdheid, die ik van u verwagt, en in uwe gezelschappen hoop aan te treffen; maar wat behoef ik u eene hoedanigheid aan te pryzen, die gy reeds in zulk een hoogen trap bezit; Ik wilde van den aart der waare beschaafdheid egter iets zeggen, om dat ik voor heb in myn volgenden, u de noodzaakelykheid der beschaafdheid, jegens uwen Egtgenoot in 't byzonder, aan te pryzen. Ik ben enz.
(Ik heb het afschrift van dien laatsten brief, waar mede de waardige Leeraar dit nuttig onderwerp besluit, reeds van myne Hooggeëerde Vriendin ontvangen, en zal het zelve, zo dra het my gevoegelyk schikt het te vertaalen, in een volgend Vertoog mededeelen.)
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Boekverkoopers K. van Tongerlo en F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen; en, wyders, te Dordrecht by A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage E. Boucquet en Comp., Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwarden H.A. de Chalmot; Franeker J. Brouwer, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek Zylstra en Groningen J. Crebas.
|
|