| |
| |
| |
De Denker.
No. 108.
Den 21. January 1765.
[Vervolg van No. 103, over de wyze hoe zig eene jonge Juffer, met betrekking tot het Huwelyk, moet gedraagen.
(Vervolg van No. 103.)]
GElyk gy de kleine fouten uwer Dienstboden, myne waarde Nigt der kennis van uwen Egtgenoot, zo veel moogelyk, moet onttrekken, om zyn genoegen niet te stooren door beuzelingen, welke hy onmoogelyk met het zelfde oog als gy, kan beschouwen, zo moet gy, om die zelfde rede, u voor een ander gewoon gebrek uwer Sexe wagten, om, namelyk, uwe berispingen niet met te veel hevigheid te doen, of dezelve over allerleie bagatelles te laaten gaan; een enkel woord, op een bedaarden toon, en met eene houding van regtmaatig gezag gesprooken, zal meer uitwerken dan duizend, die door den wind worden weggevoerd. Een Dienstbode te veel beknoft, slaat hier geen agt meer op, en te zwaar berispt, meent met zulk eene berisping zelve zyne onvoorzigtigheid duur genoegd betaald te hebben. Gy moet dan meer bedagt zyn, om de verzuimenissen voor te koomen, dan die te verbeteren, en om die verbetering uit te werken, moet gy dikwils raaden, zelden bestraffen, nimmer kyven, en altoos spreeken met een vriendelyk gezag; dat laatste moet uwe vriendelykheid by die huurlingen altoos vergezellen, zy zyn zelden voor eene regtgeaarde liefde vatbaar; zy moeten u beminnen, maar nog meer eerbieden, en ik heb veel gunstiger gedagten van eene Vrouw, die van haare Dienstboden wordt ontzien, dan van eene, welker toegeevenheid en weldaaden zy malkanderen vertellen; men kan hunne loftuitingen altoos koopen, maar men betaalt ze altoos te duur; nog eens, zy moe- | |
| |
ten u beminnen, maar hunne genegenheid moet eerbiedig wezen; en ik verzeker u, dat gy, in zulk een geval, meer van hun gedaan zult krygen, beter gediend worden, en hen langer behouden, dan of geduurige geschenken, en laffe toegeevenheid de grondslag hunner liefde waren.
Ik heb u reeds geraaden, om ten minsten eenmaal daags uw huis door te wandelen, niet om op alle kleinigheeden te vitten, maar om uw oog op alles gevestigd, en uwe Bedienden in ontzag te houden; ik heb u dit, uit hoofde van de goede order in uw huishouden, aangeraaden, en ik moet hier nogmaals toe koomen, om dat ik u de zuinigheid wil aanpryzen; en dat gy door dit toeverzigt ongeloofelyk veel bespaaren, en dus oneindig meer met uwe uitgaaven doen zult, dan andere Vrouwen, welke zig met geene spyzen bemoeien, voor dat zy die op tafel krygen, nog om rekeningen denken, voor dat zy die betaalen moeten; laat die veragtelyke Zielen zig met eene werkelooze pragt vermaaken, laat zy den verveelenden tyd in smaakelooze divertissementen spillen, haare Mans bederven, en haare schande ten duursten koopen! zy kennen geen ander vermaak; maar gy, die myn raad begeert, om door uw huwelyk wezenlyk gelukkig te worden, gy zult nimmer poogen, om dat geluk tegen de wetten van pligt en goede orde te verkrygen, gy zult gewillig zyn, om uwe uitgaven ten meesten vermaake van u zelve en uwen Egtgenoot, ten meesten nutte van uw huishouden te regelen; gy zult eindelyk, terwyl gy eene aangenaame ruimte en welvaart in uw huis doet heerschen, ter zelfder tyd egter gaarne alle nuttelooze verspillingen afsnyden. De twee Hoofdartikels uwer uitgaven zullen de tafel en klederen zyn, en 't is onbegrypelyk, hoe veel gy in die beide opzigten kunt uitwinnen, zonder dat gy 'er iets by verliest, en zonder dat eenig mensch het merkt; eene juiste kennis wegens de pryzen van het geen gy beezigt, eene geduurige oplettenheid, welke eenmaal hebbelyk geworden, geen de minste moeite kosten zal, een zekere gelukkige smaak, om de dingen bevallig voor te doen, zullen u jaarlyksch honderden, of duizenden bespaaren; laat ik het nogmaals moogen
| |
| |
zeggen, daar moet in uw huis altoos ruimte, nooit overdaad, gevonden worden, aan uw tafel moet alles lekker, niets dartel wezen, en uwe klederen moeten meer een goeden smaak dan zugt voor pragt vertoonen.
Zulk een verstandig gedrag, myn Nigt, zal behalven de aangenaame gevolgen, die u zelve betreffen, behalven het voordeel, behalven de tederheid van uwen Egtgenoot, en de agting onder uwe bekenden, nog eene andere nuttigheid, met betrekking uwer kinderen, voortbrengen. Gy bloost, maar terwyl wy van een gelukkig Huwelyk spreeken, moeten wy de kinderen niet vergeeten; dit tog is het oogmerk, waar toe de Natuur zelve, of liever de Schepper der Natuur deze allernauwste verbintenis verordend heeft; dit is de trek van beide Sexen, dit de begeerte der rede, dit het voorschrift van den Godsdienst; Een talryk kroost wierdt by alle Volkeren, altoos als een zegen aangemerkt, en wordt nog zo beschouwd van allen, die het waar genoegen niet met ingebeelde grootheid of zondige dartelheid verwarren; wordt nog zo beschouwd in alle huwelyken, die op wederzydsche agting steunen, en om bevordering van wederzydsch geluk worden aangegaan; ja een wellustige Losbol, een Bon vivant, of zy die alle aandoening van tederheid onder eene vrekke hebzugt versmooren, moogen schroomen voor de onskosten en moeite, welke kinderen veroorzaaken, maar zy behoefden het vermaak van Vader te zyn, slegts één uur gesmaakt, zy behoefden het eerste geluid van hun kind slegts gehoord, of hun Zoon of Dogter een oogenblik beschouwd te hebben, om van denkbeelden te veranderen. Hunne ongeregelde driften verdooven hunne Rede, en de Stemme der Natuur kan zig in dat woest geruisch niet onderscheidenlyk doen hooren; ik vergeef dit aan jonge loshoofden, aan dartele ligtmissen; de Menschelykheid zal haare regten in hunne harten eindelyk herneemen; maar ik zou haast geneigd zyn, om allen, welke, by aanhoudenheid, en in bedaarden ernst op zulk eene veragtelyke wyze denken, als een zoort van Monsters te beschouwen; 't is ten minsten zeker, dat zy eene uitzondering zyn op de algemeene Wetten der Natuur; 't is zeker, dat zy de
| |
| |
oogmerken van hun aanweezen verydelen, 't is zeker eindelyk, dat zy anders gesteld moeten zyn, dan alle andere Menschen niet alleen, maar zelfs dan alle andere levendige Schepzelen; men vindt dit wonderlyk verschynzel gelukkig niet anders, dan onder zulke Volkeren, welke door de weelde bedorven zyn, en dan nog wel in de groote steeden alleen; God verhoede, dat zulk eene wyze van denken onder ons ooit doorbreeke, en de dag moete duister worden, waar in getrouwde Lieden, die hunne kinderen voeden kunnen, dezelve verwenschen!
Vergeef my deze buitenstap myn Nigt! het onderwerp legt my na aan 't hart, ik bemin myn Vaderland en kinderen even teder.
Ik erken de ongemakken, de onthouding, de smarten en gevaaren, welke de geboorte der kinderen voor de Moeders na zig sleepen; ik erken alle de zorgen en ongerustheeden, welke derzelver opvoeding veroorzaakt, dog 't is hier geen stuk van redeneering; 't is hier de zaak niet het voor- en nadeel te weegen; de Natuur spreekt; Zy schryft alle levendige Schepzelen dezelfde wet in dezen voor, en zy weet ze allen eene genoegzaame vergoeding te doen voor de moeite van haare wette onderhouden; één glimlagje van een beminlyk wigt betaalt eene tedere Moeder de zorgen van een heelen dag; wat zeg ik, die zorg en tederheid zelve maaken een groot gedeelte van haar waardst genoegen uit; Naar maate haare liefde voor haar kroost levendiger is, is haar vermaak evenredig grooter, en zy wordt gelukkiger, naar maate zy haar pligt betragt; Tederheid, liefde, medelyden, en al wat van dien zagten aart is, perst ons niet zelden de traanen uit de oogen, terwyl het onze Ziel met inwendig genoegen overstroomt, wy gaan die traanen in een Treurspel koopen, en gelyk zy, die meest vatbaar zyn voor deeze aandoeningen, de beminlykste zyn, zo zyn zy tevens ook de gelukkigste Menschen.
Kinderen, die zig slegt gedraagen, moeten ongetwyffeld eene allerysselykste kwelling aan regtgeaarde Ouderen haaren; dog het staat, onder Gods hulp, altoos aan u en uwen Egtgenoot, om dit verschrikkelyk onheil voor te komen. Ik heb een der beste Va- | |
| |
ders, die ik kenne, (en met den Heer N. by u te noemen, meene ik die lofspraak goed te maaken) hooren zeggen, ‘God verleene my gezondheid en zyn gewoonen zegen over myne kinderen, en ik blyf borg voor hunne deugd.’ Hy heeft zyn woord gehouden, en alle zyne kinderen belooven de voortreffelykste karakters en verdiensten. Zie daar de wezenlyke kragt van 't bloed, en ik zoude het zulk eene volslaage onmoogelykheid agten, myn lieve Nigt, dat kinderen, door u, en eenen Egtgenoot van gelyke verdiensten opgevoed, zig slegt gedraagen zouden, als het zedelyk onmoogelyk is, dat gy, onder het oog uwer braave Moeder, ondeugend zoudt geworden zyn; Tedere spruiten, van hunne vroegste jeugd af, door uwe hand geboogen, door uwe zorg gekweekt, met uwe gevoelens als doortrokken, door de wyze lessen van uwen Man vervolgens bestierd, door uw beider voorbeeld geleid en opgewekt, zouden die van hunnen deugdzaamen oorsprong ontaarden! Neen dit zouden monsters van ondankbaarheid en verkeerdheid moeten zy, daar ik my geen denkbeeld van kan maaken.
‘Deugdzaame Ouders, zegt men, hebben egter dikwils het verdriet van zeer slegte kinderen te zien.’ Ik geloof dit niet, myne waarde; stel uw hart van dien kant gerust; 't is eene werkelooze deugd, 't eene laffe toegeevenheid, 't is onkunde in de regels eener goede opvoeding, 't is eene verkeerde liefde, en laakbaare toegeevenheid, daar zy zig zelve mede paeijen, daar zy de weereld mêe begoogelen, en hunne kinderen door bederven. Een beter toezigt, een verstandiger bestier zouden dit kwaad ontwyfselbaar voorkomen hebben.
Het is een zwaare taak, ik erkenne het, welke de Natuur dus den Ouderen heeft opgelegd; en zie daar de rede van het gewoon verzuim in dezen! het werk is te moeijenlyk; of liever men vindt zig, door eene ongelukkige opvoeding, en daar op gevolgde verwaarloozing van zyn verstand en Zielsvermogens, door een schuldigen smaak voor beuzelingen, en onbestierde driften buiten staat om 't zelve waar te neemen, en men werpt de schuld van zyn verzuim op eene verkeerde geaardheid der kinderen; Wagt u, myn
| |
| |
Nigt voor die dubbele schuld; kinderen zyn Leengiften des Hemels, waar van gy rekenschap zult moeten geeven; het zyn panden, die uwer zorge worden toevertrouwd, wier deugd, wier lot, wier eeuwig geluk, ten grootsten deele, voor uwe verantwoording zal koomen, dog wier bestiering en goed gedrag ook niet slegts een ryks bron van het allerzaligst genoegen in uw leeven zal verschaffen, maar ook uw loon en geluk in een toekoomenden staat oneindig vergrooten; Gy kunt u voor als nog het regte denkbeeld niet maaken van 't vermaak, dat wél opgebragte kinderen aan braave ouderen verschaffen; Heugelyke, verrukkelyke vooruitzigten inderdaad belooven zy in tyd en eeuwigheid, en ik kan u by voorraad verzekeren, dat ik liever alle vermaaken der wereld zoude laaten vaaren, dan 't genoegen missen, 't welk myne kinderen my verschaffen. Dog wat verzeker ik in dezen? ziet gy niet die zelfde drift in alle regtgeaarde ouderen, en is 'er iets, daar zy zo veel zorg voor hebben, of dat zy zo noode verliezen, als hunne lieve kinderen?
Schroom dan niet myne waarde, om u met de aangenaame zorg voor uwe tedere wigten te belasten, schroom niet hun lighaam tevens en ziel te vormen, welke beide, om zo te spreeken, in uwe handen zyn; volg hier in de leiding, welke de Natuur zelve u al vroeg zal geeven, en let op de byzondere talenten, die ge in hen bespeurt.
Uit een zuiver bloed gesprooten, en dus vry van die erfelyke kwaalen, daar zo veele familiën mede sukkelen, onderstel ik, dat hen een gezond lighaam en sterk gestel te beurt zal vallen, een geschenk, 't welk de Natuur den meeste menschen geeven zoude, als wy Haar niet dwarsboomden; en een geschenk van genoegzaame waarde, om het zorgvuldig te bewaaren. Eene eenvoudige en zelfs schraale levenswyze, veel oeffening, eene opene lugt zyn voornaame hulpmiddelen om het lighaam te versterken; Ik behoef hier niet van te spreeken, onze eeuw munt uit in verscheide agtenswaardige schryveren, welke die gewigtig onderwerp met orde en klaarheid behandeld hebben, de Heeren Ballaxserd, Camper, en des Essarts zullen u daaromtrent nauwkeurige regels geeven, en gelyk onze Hol- | |
| |
landsche Maatschappy der weetenschappen het tot een onderwerp voor haaren prys gesteld heeft, de zedelyke opvoeding der kinderen te regelen, hebben wy daar omtrent ook goede onderregtingen te wagten; In het algemeen moet ik u egter raaden, dat gy als moeder uwe kinderen de Deugd boven alles moet inprenten; dat zy de beginzels van een redelyken Godsdienst met het eerste voedzel, om zo te spreeken, overneemen; dat zy opregtheid, openhartigheid en waarheid, met hunne eerste stameringen leeren voortbrengen; dat de eerbied voor het Opperwezen, en de erkentenis aan hunne ouderen, van hunne vroegste jeugd af aan, de roerzels hunner daaden worden, dat zy hunne driften, reeds in derzelver geboorte, leeren maatigen, dat zagtheid, toegeevenheid, en beschaafdheid hunne eerste lessen zyn, en zy gevoelig leeren worden voor het vermaak van anderen! Met één woord dat God en hunne Ouders, dat het Menschdom en hun Vaderland de voorwerpen zyn, daar zy in hun volgend gedrag het oog steeds op gevestigd houden.
Men heeft doorgaans te geringe gedagten van de jeugd, omdat men derzelver opvoeding verwaarloost, 't is egter zeker, dat als men hunne talenten wél aanlegt, en hun tyd wél verdeelt, zy onbedenkelyke vorderingen maaken kunnen. Tot dit einde ondertusschen zullen uwe kinderen allengskens onder andere handen moeten koomen, maar uw oog, zo wel als dat van uwen Egtgenoot, moet altoos op hun gevestigd blyven, dat moet hen nooit verlaaten; en gelyk zy in het zelve de sterkste aanmoediging ter betragting hunner pligten vinden, zo moeten zy daar hunne pligten zelve in leezen kunnen; Behoud derhalven altoos uw wettig gezag over hen; laat de bestraffing (want kastyding zullen zy zelden noodig hebben,) der gebreken, die ter uwer kennis koomen, niet op uwen Egtgenoot alleen berusten, gy zyt hunne moeder, en zy moeten u geen minder eerbied toedraagen, geen minder ontzag dan hunnen Vader bewyzen, uw verbod moet even zwaar by hen weegen, en uw ongenoegen niet min treffend voor hen zyn; ja dat ongenoegen zelve moet hunne grootste straf uitmaaken, en de bedreiging van het aan vader bekend te maaken, moet nooit in uw
| |
| |
huis gehoord worden; Ik begryp zeer wel, dat gy tot die alles dikwils geweld op u zelve, en uw teder hart zult moeten doen; dit is inderdaad van de uiterste noodzaakelykheid tot eene goede opvoeding uwer kinderen, gy moet uwe liefde altoos verbergen, doorgaans maatigen, dikwils tegengaan; de vrees werkt boven alle andere dringredenen sterk op hunne harten, zy moeten door ontzag geleid worden, en zo dra zy verzekerd zyn van eene laffe toegeevenheid aan uwe zyde, zullen zy misbruik van uwe goedheid maaken en onfeilbaar uitspatten.
Ik zal hier afstappen; uwe vriendelyke verzekering, van myne aanmerkingen met een byzonder vermaak en vrugt te leezen, om dat ze van my koomen, zouden zelfs geene genoegzaame verschooning verstrekken, om breeder uit te weiden; Twee byzonderheeden kan ik egter niet nalaaten hier by te voegen, om dat ik dezelve met een ander oog beschouw, dan men gemeenlyk doet; zendt uwe kinderen naar geene Kostschoolen, en boezem hen in tyds eene manlyke dapperheid in; Ik verklaar my nader....
(Hier moeten wy dezen brief afbreeken, om het overige in het eerst volgend Vertoog mede te deelen, gelyk wy ook allengskens van de ons toegezondene Lofredenen gebruik zullen maaken.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Boekverkoopers K. van Tongerlo en F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen; en, wyders, te Dordrecht by A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage E. Boucquet en Comp., Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Franeker J. Brouwer, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek Zylstra en Groningen J. Crebas.
|
|