| |
| |
| |
De Denker.
No. 1.
Den 3. January 1763.
[Inleiding tot dit Papier. Bericht van den Denker omtrent zyn Persoon en Werk.]
Invidus, iracundus, iners, vinosus, amator,
Nemo adeo ferus est, ut non mitescere possit;
Si modo culturae patientem commodet aurem.
AL wederom een Weeklyksch Papier! zal het grootste gedeelte der geenen by zich zelven zeggen, die dit Blaadje onder de oogen zullen krygen. Ja, Landsgenooten, hoe veele Geschriften van deeze soort 'er reeds moogen zyn; ik durve het echter mede waagen, Ul. myne gedagten over Zedekundige Onderwerpen in Weeklyksche Vertoogen mede te deelen. En ik ben niet alleen voor my zelven verzekerd, dat ik hier door tot het nut der Maatschappy medewerke, (want welk Schryver zet oit de pen op het papier, zonder te gelooven, dat hy het Publyk dienst zal doen) maar ik vlye my ook, dat de verstandigsten onder myne Leezers het met my eenszullen zyn, dat het by aanhoudendheid nuttig is, op deeze wyze iets ter verbetering onzer medemenschen toe te brengen.
Zo lang 'er Menschen zyn, zullen 'er Voorwerpen weezen, om Vertoogen over te maaken. Zo lang de Menschelyke Natuur de zelfde blyft, zal 'er gelegenheid zyn, om hunne gebreken ten toon te stellen; en hen, het zy door schaamte, het zy door overtuiging, tot inkeer te brengen. De Kennis van het Menschelyk Hart is, van de oudste tyden af, door de Verstandigsten onder yder volk voor het waardigste onderwerp
| |
| |
hunner naspooring gehouden. Het zelve te verbeteren, is de taak geweest, die de Wyzen van alle eeuwen zich voorgesteld hebben. In het Oosten heeft men zich meest van Spreuken bediend, om den menschen de regelen van een deugdzaam en verstandig gedrag in te prenten. Salomons wyze Schriften leveren eene duidelyke blyk hier van uit. Meest alle zyne Spreuken zyn zo veele Zedekundige Lessen, waar by de Deugd op het beminnelykst afgeschilderd, en de Ondeugd en Dwaasheid der menschen dan eens in een haatelyk, dan eens in een belagchelyk licht, worden voorgesteld. De Overblyfzelen van Confucius, en andere Oostersche Philosophen, toonen, dat de smaak, om door Spreuken te onderwyzen, onder de Asiatische Volken algemeen geweest is; hoewel zy somtyds ook door Fabelen het zelfde oogmerk hebben zoeken te bereiken. Van de Grieksche en Latynsche Schryveren, die tot ons zyn gekomen, is verre het grootste gedeelte tot verbetering der Zeden geschikt; doch zy hebben hier toe verscheiden wegen ingeslagen. Sommigen hebben Fabelen geschreeven; anderen hebben hunne gedagten in Saamenspraaken vervat; Gastmaalen vertoond; Tafereelen voorgesteld; Karakters afgeschetst. De een heeft den menschen op eene ernstige, de andere op eene boertende wyze hunne gebreken onder het oog gebragt. De nagelaaten Werken van Plato, Xenophon, Theophrastus, Aesopus, Phaedrus, Cebes, Lucianus, en eene meenigte van anderen, kunnen tot zo veele voorbeelden hier van strekken.
De Dichters hebben, insgelyks, op onderscheiden wyzen tot de beschaaving der Zeden medegewerkt. Homerus en Virgilius, die de eerste plaats in deezen rang bekleeden, hebben, terwyl zy de daaden hunner Helden met alle de sierlykheid, die hun eene leevendige verbeeldingskragt verschaffen kon, afmaalden, en dezelven ter navolging voorstelden; teffens het zwak en de verfoeijelyke gebreken der menschen met natuurlyke verwen afgeschilderd. De Treur- en Bly spel. Digters hebben geen ander oogmerk gehad, dan om de Liefde tot de Deugd den Menschen in te boezemen, en de heerschende gebreken belagchelyk
| |
| |
te maaken. Sommigen hebben ook in Hekeldichten de fouten hunner tydgenooten vinnig doorgestreken, en dus al mede dezelven getragt te verbeteren; doch dit middel heeft niet altoos het meest vrugt gedaan. De menschen willen wel alleen in zich zelven hunne fouten beschouwen, en af keuren: doch zy worden kwaad, als een ander hen dezelven verwyt. Schaamte verwekt veeltyds verwoedheid.
Ondertusschen ziet men, dat de Wyste Luiden in alle tyden en onder alle volken poogingen hebben gedaan, om ietwes tot de uitbreiding der Zedekunde toe te brengen; hoewel zy verscheiden middelen daar toe hebben in het werk gesteld. En het is aanmerkelyk, dat in die eeuwen, waar in Kennis en Weetenschap meest aan het ebben is geweest, de Zedekunde ook meest verwaarloost is geworden. Toen de donkere wolk van eene ondoordringbaare Onkunde in de Middeleeuw het Westelyk gedeelte der Werreld benevelde, twistte men over de Natuur der Engelen, over de Entelechien, over de Qualitates Occultae; in 't kort over alle Bovennatuurkundige Onderwerpen, die het bereik van het menschelyk vernuft te boven gaan, en waar omtrent men elkanderen altoos met enkele klanken gepaeid heeft; doch niemand was 'er onder de geenen, die noch iets meer wisten, dan het Gemeen, welke zich bevlytigde om de Gezellige Deugden, die den band der Saamenleeving maaken, te leeren, of door zyne schriften aan te kweeken.
Na dat de Weetenschappen weder hebben begonnen te herleeven, zyn 'er ook terstond Schryvers gevonden, die zich op de Beschaaving der Zeden hebben toegelegd. Hoe veele nuttige lessen van deeze soort vindt men niet in de uitmuntende Saamenspraaken van onzen geleerden Rotterdammer op de geestigste wyze voorgesteld en aangedrongen. Hoe fray heeft dat groot Vernuft zyne ernstige aanmerkingen en bevallige boertery niet ondereen weeten te mengen, om dus op eene aangenaame manier zyne tydgenooten en de nakomelingschap te onderwyzen; om nu niet van zynen onnavolgelyken Lof der Zotheid te spreeken. Men heeft vervolgens niet opgehouden, om tot verbetering der Zeden door allerley soort van Geschriften toe
| |
| |
te brengen; en na dat eenigen der bekwaamste luiden in Engeland hunne aanmerkingen op de Zeden en Gewoontens hunner tydgenooten in het laatst der voorige eeuw in Vertoogen hebben beginnen uit te geeven, is 'er by aanhoudendheid eene meenigte van diergelyke Werken uitgekomen, die allen hunne verdiensten hebben, met uitzondering alleen van eenige weinigen, welker Schryvers, over wat stof zy ook zouden hebben willen schryven, altoos slegt zouden geslaagd hebben. De Spectatoriaale Geschriften van Addison en Steele overtreffen zekerlyk alle de geenen, die na hen gekomen zyn. Maar wie is 'er daarom dwaas genoeg, om te ontkennen, dat The World, The Rambler, The Adventurer, The Connoisseur ook verdienen geleezen te worden. En hoe zeer de Hollandsche Spectator niet in 't algemeen met even veel vuur en doordringend oordeel geschreeven hebbe, als zyn Engelsche Voorganger, wie is 'er echter, die de nuttigheid van zyn Werk voor onze Landslieden zal willen betwisten? De Nederlandsche Spectator, de Patriot, de Zedenmeester der Kerkelyken, de Philanthrope, hebben ook allen hunne byzondere verdiensten; om nu niet van soortgelyke Geschriften, die Duitschland, Frankryk en andere Landen hebben voortgebragt, te spreeken.
Daar dan zo veele voorbeelden van Verstandige luiden zyn, die zich van het schryven over Zedekundige Onderwerpen niet hebben laaten afschrikken, om dat anderen voor hen dezelfde stoffen behandeld hadden; en daar 'er, in tegendeel, zo veele onderscheiden periodique geschriften van dit slag gevonden worden, die yder op zich zelven leezenswaardig zyn; niet tegenstaande zy allen hetzelfde algemeen Onderwerp hebben; daar meen ik, dat ik, met het uitgeeven deezer Vertoogen, ook niet gehouden kan worden een onnutig werk te beginnen. Om niet te zeggen, dat die Papier weeklyks onder het oog van veelen myner tydgenooten zal koomen, die wel lust en gelegenheid hebben, yder week een blaadje, dat zy als wat nieuws beschouwen, te leezen, of door te loopen; doch die noit eenigen van de schriften myner Spectatoriaale Voorgangeren geleezen hebben, of zul- | |
| |
len leezen; en dat dus de Denker tot verbetering van veelen zal kunnen strekken, die zich daar door gebreken zullen zien aantoonen, waar over zy te voren noit gedagt hadden; zo is het teffens waar, dat diergelyke Vertoogen, welke de Beschouwing der Zeden en Gewoonten tot hun algemeen onderwerp hebben, gevoeglyk vermeenigvuldigd kunnen worden, zonder in onnuttige herhaalingen te vallen. Want, behalven dat twee luiden dezelfde zaak meest altoos in een verscheiden ligt beschouwen; en dus de redenkavelingen van den eenen veeltyds invloed zullen hebben by hen, welke door die van den anderen in 't geheel niet getroffen zouden zyn; zo is er daarenboven in de fouten en belagchelykheeden der menschen zodaanig eene geduurige verandering, dat die geenen, die zich de berisping derzelven ten doelwit hebben voorgesteld, geduuriglyk wat nieuws en nuttigs voor den dag kunnen brengen, wanneer zy slegts hunne Vertoogen naar den Smaak en het Karakter hunner Tydgenooten inrigten, en nauwkeurig opmerken, welke fouten op dien tyd, op welken zy schryven, meest in zwang gaan. In de voorige eeuw was het, by voorbeeld, noodig, dat het Overgeloof bestreeden wierdt; thans heeft het Ongeloof zo zeer deszelfs plaats ingenomen, dat veelen meer bestraffing verdienen, om dat zy te weinig, dan om dat zy te veel gelooven. Omtrent het begin deezer eeuw deedt de Schryver, die het Chef d'Oeuvre d'un Incunnu op den naam van Matanasius uitgaf, geen onnuttig Werk, met de belagchelyke wyze, waar mede de Geleerden van dien tyd gewoon waren de Latynsche en Grieksche Schryvers met onnuttige Aantekeningen te overlaaden, ten toon te stellen. Thans begint de kwalyk bestuurde drift voor de Philosophie, die by veelen alle de beschaafde Weetenschappen als noodelooze bagatellen doet aanmerken, zodaanig de overhand te krygen, dat, zo men de agting voor de Schriften der Ouden niet wederom doet herleeven, de waarde Welsprekenheid, de verheeven Digtkunde, en andere kunsten, waarin zy onze Meesters en Wegwyzers geweest zyn, wel haast te grond zullen gaan. Voor eenige jaaren maakten zulken, die eene Vertooning van Geleerdheid wilden | |
| |
geeven, zonder dat zy inderdaad Geleerde Luiden waren, hun Werk, om een groote Verzameling van fraye, zeldzaame en kostbaare Boeken by een te brengen. Nu legt men uit dezelfden gronden een Kabinet van Naturalia, of Mechanische en Mathematische Instrumenten aan. Om kort te zyn, de Menschen zullen altoos gebreken hebben; doch de verandering, die 'er in dezelven plaats heeft, zal te wege brengen, dat yder eeuw, ja yder jaar afzonderlyke stof ter berisping aan den geenen zal verschaffen, die met een opmerkzaam oog de geduurige verwisseling naargaat, die 'er in de Zeden en Gewoonten zyner Landsgenooten voorvalt.
Doch dit zal genoeg zyn om myne onderneeming te doen billyken. Ondertusschen begryp ik, dat veelen myner Leezeren zeer begeerig zullen zyn, om te weeten, wie hy zy, die zich dus voor Zedenmeester durft opwerpen; en men zal zich, waarschynlyk, in eene meenigte van gissingen omtrent myn persoon toegeeven. Maar, zegt my eens, Vrienden, zou het u nuttig zyn, zo gy wist, wie zich onder den naam van den Denker verborgen houdt? Zou het u meerder agting voor zyn Werk inboezemen? Ik geloof het tegendeel. Is 'er wel iemand onder u, die den Onverbeterlyken Comiquen Acteur, welken wy dagelyks op onzen Schouwburg zien verschynen, met meer vermaak zyne rollen ziet vertoonen, om dat hy weet, dat het Toneel den man geene genoegzaame middelen van bestaan kan verschaffen; en dat hy dus genoodzaakt is, het handwerk van Schoenmaaker daar beneffens te oeffenen? Gelooft my, men wint 'er zelden by, wanneer men den Schryver van eenig Werk, dat men met vermaak geleezen heeft, leert kennen. Die het best weeten te schryven, zyn niet altoos de beminnelykste en geagtste leden der Saamenleeving. En hy die de gebreken van anderen met de grootste kragt van redenen kan bestraffen, is zelfs niet van fouten vry; zo dat de Kennis van zyn persoon noodwendig de agting voor zyne anderzins gegronde Lessen moet doen verminderen. Daarenboven hoe veelen zouden 'er, indien men my kende, onder hen, met welken ik dagelyks om ga, niet zyn, die zich zelven aan eenige fout,
| |
| |
welke door my berispt wierdt, schuldig kennende, steeds zich zouden verbeelden, dat de algemeene Aanmerkingen tegen hen byzonderlyk ingerigt waren.
Inmiddels, hoe zeer ik om deeze en andere redenen geloof, dat 'er my en mynen Leezeren beiden aan gelegen is, dat ik hun mynen naam niet melde; en hun zelfs aanraade, daaromtrent geene vrugtelooze navorschingen te doen, of ongegronde gissingen te maaken; zo vind ik my echter verpligt, hun eenige omstandigheeden myne persoon betreffende mede te deelen; waar uit zy zullen kunnen zien, wat zy van dit Werk te wagten hebben.
Ik ben tusschen de veertig en vyftig jaaren oud. In myn jeugd ben ik tot de studien geschikt geweest; en heb dus eenige kundigheid van taalen, en ook van sommige weetenschappen verkreegen. Ik heb zelfs eenen tyd lang met een zogenaamd Geleerd Beroep den kost gewonnen. Doch Menschelyke Zwakheìd deedt my denken, dat de Koophandel boven de Oeffening der Geleerdheid gesteld verdiende te worden. Ik wierdt dan Koopman. Maar ik merk te wel haast, dat ook dit beroep met groote onaangenaamheeden vergezeld was. Ik liet daarom korten tyd daarna het zelve wederom varen; en besloot sedert een stil leeven te lyden: waar toe myne middelen my in staat stelden; zo ik myne uitgaven eenigzins wilde bepaalen. Thans houde ik my des morgens eenige uuren met leezen beezig. Ik ga vervolgens naar 't koffyhuis; en nu en dan eens op de beurs, om een wissel te disconteeren, of eene beleening te doen. 's Namiddags wandel ik dikwyls, en den avond breng ik in een Collegie door, daar verscheiden brave Burgers en Kooplieden koomen, of in gezelschap myner goeder Vrienden, waar onder zich Luiden van allerlei soort bevinden. Het voorste gedeelte van den Nagt wordt tot Schryven besteedt; waar toe de Lust my sedert eenigen tyd is aangewaaid. Van jongs af overtuigd zynde, dat het Denken het edelste werk was, waarmede een redelyk Schepzel zich kon beezig houden; heb ik myne gedagten over verscheiden zaaken laaten gaan; verscheiden geleegenheeden hebben my naderhand in de noodzaaklykheid gebragt, om de Karakters myner Medemenschen na te gaan en te leeren kennen; en de Leevenswyze,
| |
| |
die ik thans houde, geeft my geduurig aanleiding, om over allerley onderwerpen te denken. De Denker durft van zich zelven zeggen, dat hy met eene betaamelyke vryheid denkt; of hy wel denkt, zullen zyne Leezers moeten beoordeelen.
Hy is echter niet zodaanig met zyne eigen gedagten ingenoomen, dat hy zich van die van anderen zou weigeren te bedienen. In tegendeel, hy heeft reeds van verscheiden verstandige luiden in deeze en andere Provincien toezegging, dat zy hem van tyd tot tyd hunne aanmerkingen over de Onderwerpen, die tot zyn bestek behooren, ten algemeenen nutte zullen mededeelen. Hy verzoekt ook alle zyne landsgenooten, welken zyn Ontwerp niet mishaagen zal, met hem tot Verbetering der Zeden mede te willen werken; en de Brieven en Vertoogen, die men hem zal willen toezenden, zal hy met blydschap gebruiken; zo ze maar zodaanig ingerigt zyn, dat derzelver inhoud zynen Leezeren nuttig en aangenaam kan weezen, waar over het oordeel aan hem moet gelaaten worden. Somtyds zal hy ook geene zwaarigheid maaken, om de gedagten van Engelsche en andere Schryvers, die hy zynen Landslieden nuttig mogt oordeelen, over te neemen, en dezelve vertaald in zyn Werk in te voegen. Motto's zal hy gebruiken, als hem 'er uit de oude Grieksche of Latynsche Schryvers invallen, die zeer gepast zyn. Doch hy zal liever een Vertoog zonder Motto uitgeeven, dan 'er eene Spreuk boven te zetten, die ver gehaald en weinig toepasselyk op het zelve is. Eindelyk zyn oogmerk is Algemeene Verbetering; en men kan 'er daarom staat op maaken, dat hy alle personeele berispingen, zo veel in hem is, uit zyn Werk zal weeren, en alles, wat hem van dien aard mogt medegedeeld worden, altoos van de hand zal wyzen.
Deze Vertoogen worden uitgegeven te Amsterdam, by de Boekverkoopers K. van Tongerlo en F. Houttuyu; en zullen ieder maandag, by dezelven te bekomen zyn, en wyders te Dordrecht by A. Blusse, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage P.G.v. Balen, Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Utrecht J.v.d. Veer, Leeuwaarden de Chalmotte, Francker J. Brouwer, Harlingen F.v.d. Plaats en Groningen J. Crebas.
|
|