Delfschen Helicon ofte grooten Hollandschen nachtegael
(1720)–Anoniem Delfschen Helicon ofte grooten Hollandschen nachtegael– AuteursrechtvrijStemme: Als 't begint.
PRincesse hier kom ick by nacht,
En doen mijn klacht,
Daer is niemant op verdacht,
Mijn Lief die leyt in zware droomen,
Ick en kan, ick en kan,
By haer niet komen.
Hebt gy niet gezwoore trou,
Dat ghy sou
Wesen mijn beminde Vrou,
Nimmer soud gy my begeven,
Dat sal koste, dat sal koste,
Mijn Jonck leven.
| |
[pagina 43]
| |
Qua klappers hebben 't al gedaen,
Met verraen,
Luystert doch na mijn vermaen,
Die mijn Princesse sulks seyde,
Dat ik sou, dat ik sou
Van mijn Lief scheyde.
Gelooft geen Klappers nimmermeer,
Niet soo seer,
Die mijn beliegen met oneer,
Maer wilt altijd Qua-klappers mijden,
Want gy weet, Want gy weet,
Sy mijn benijden.
Ik wou dat den Blixem quam,
En benam
Dese klappers uyt haer stam,
Die my so valschelijk beliegen,
Dat ik sou, Dat ik sou
Mijn Lief bedriegen.
En dan staen ik voor haer deur,
Met getreur,
Maek ik dan een groot doleur,
Kan ik dan geen troost verwerven,
Dan moet ik, dan moet ik,
Van rouwe sterven.
Princesse ick wensch u goeden nagt,
Weest bedagt,
Hier hebt gy gehoort mijn klagt,
Die niet en vreest de Minne-pijnem
Die behoeft, die behoeft
Geen Medecijne.
|
|