Delfschen Helicon ofte grooten Hollandschen nachtegael(1720)–Anoniem Delfschen Helicon ofte grooten Hollandschen nachtegael– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] Een Herders liedeken. Stem: Ik min mijn Herder. SChoon Herderinne, Ik die u beminne, Waer van de Bomen, En de Water-stromen, Getuygen sullen zijn, Ik draeg u liefde, Draegtse weer tot mijn. Herderin. Ik hoor u spreeken, Maer geen teken, Nog Boompjes buygen, Nog geen stroompjes tuygen, Dat gy my liefde biedt, Och Herder, Herder, Boompjes spreken niet. Herder. Soo sal ik toone, Mijn overschoone, Met hert en sinne, Dat ik u beminne, En liefde dragen moet, Die mijn liefde, Met d'uwe voet. Herderin. Het zijn maar woorden, Die 'k van u hoorden, Daer op te bouwen, Is mis-vertrouwen, De tong is verr' van 't hert, Wie ligt gelooft, Wel ligt bedrogen wert. Herder. Ach ! Heunich-Geckje, Mijn Nimph wat sprekje, Dat ick sou liegen, Ende u bedriegen, Vertrout dan niet op mijn, Hoe sou dat konnen In u Herder zijn. Herderin. Moogt gy dat vragen, 't Beurt alle dagen, Met Vrysters gecken, En haer eer bevlecken, [pagina 5] [p. 5] Is huyden daegs gemeen, Schoon hondert vryers, Ik geloof' er geen. Herder. Ik wil wel zweeren, Dat ick ter eeren, U soeck te trouwen, Voor mijn egte Vrouwe, Door ongeveynsde Min, Gunt my weer-liefde, Schoone Herderin. Herderin. Draegt gy mijn minne, Met hart en sinne, Sal sulcks geschieden, Kan ick niet verbieden, Godt sal getuygen zijn, Wat uwe Liefde, Vermogen zijn aen mijn. Vorige Volgende