Dagboek van Gent van 1447 tot 1470. Deel 2
(1904)–Anoniem Dagboek van Gent 1447-1452– Auteursrecht onbekend
[pagina 287]
| |
Inventarissen van grof geschut en andere wapens de stad Gent toebehoorende.De uitstekende bewapening van Gent in 1489, bewezen door het overgroot getal ‘engienen’ van alle slag aan de vestingen en waaktorens opgesomd, zal slechts diegenen verwonderen welke met de stadsrekeningen der groote Vlaamsche gemeente sedert het midden der 15de eeuw niet genoegzaam vertrouwd zijn. Het krijgsbudget van Gent was inderdaad steeds zwaar beladen; voortdurend klimmen de uitgaven door de verbetering van het oorlogsmateriëel en namelijk van het geschut. Bijzonder belangrijk waren de onkosten der algemeene wapening der stad tijdens den Opstand van Gent tegen Philips den Goede die tot den slag van Gaver leidde. De ‘Somme van den costen anclevende der eervaert van Audenaerde beghinnende 's vrindaechs den XIIIIen dach in Aprille anno LII tooten XXIIIIen daghe in de zelve maendt, ende van anderen costen anclevende der oorloghen in vele diverssche manieren van saudenieren up de casteelen van deser stede weghe’, beslaat in de Stadsrekeningen over 1451-52 niet minder dan tien bladen (fiis 217 tot 227) en beloopt tot het overgroot bedrag van 478 pond; en na het beleg van Oudenaarde vermeerderde | |
[pagina 288]
| |
nog de aankoop van buspoeder, bussesteenen enz. (fiis 256 ro-261 ro). Ook het volgende jaar, tijdens den vreeselijken oorlog die gansch Oost-Vlaanderen teisterde, spaarde Gent geene middelen om hare verdediging te verzekeren. Zelfs nog in 't einde van 1453, wanneer de trotsche gemeente voor de overmacht gezwicht, de wapens voor den overwinnaar had moeten neêrleggen, zien wij anderwerf aankoopen van ‘vogelaars’ en ‘crapadeelen’ geschieden (Stadsrekeningen over 1453-54, fiis 412 vo-413 ro)Ga naar voetnoot(1). Onze eerste Inventaris der ‘engienen’ van de stad Gent in October 1456 wordt dus door de hoogervermelde Stadsrekeningen merkelijk verklaard. Met de Gentsche beroerten, na den dood van Karel den Stoute ontstaan, begint een tijdperk van bestendige krijgsuitgaven; geene Stadsrekening schier van 1477 tot 1491 die geene belangrijke oorlogsonkosten bevatGa naar voetnoot(2). Men kent de plotselinge wisselvalligheden van dien langen burgerstrijd; zoo, keerde de talrijke ‘artylderie’ van Gent door Rijm, Onredene en Coppenhole, tot dan toe tegen Maximiliaan gericht, van 7 Juni 1485 af, dank zij den aanslag van Matthijs Pedaert, tegen de vijanden van den Aartshertog. De Fransche hulptroepen door Philips de Crèvecoeur in Vlaanderen aangevoerd, moesten in allerijl op 11 Juni de Gentsche kasselrij verlaten en al het grof geschut van den bevelhebber bleef in de handen der GentenaarsGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 289]
| |
Drie jaar later koos Gent partij voor de Staten en den Raad der Voogden van Philips den Schoone en verbond zich met Brugge dat Maximiliaan in hechtenis genomen had; om zijnen zoon, den koning der Romeinen, te verlossen riep keizer Frederik III al de strijdmachten van het Duitsche Rijk op. In Juni 1488 begon eene vruchtelooze belegering van Gent, die de Rabottorens vereeuwigen. Het zal wel nutteloos wezen er op te drukken in hoever hunne ‘artylderie’, gedurende de twee maanden, dat de keizer te Everghem zijn kamp had opgeslagen en hunne muren bedreigde, den Gentenaars te stade kwamGa naar voetnoot(1). Wel is waar verliet de ontmoedigde Frederik III reeds in Oogstmaand Vlaanderen, zes maanden later door Maximiliaan in Duitschland gevolgd: toch bleef de oorlog voortwoeden tusschen die twee bekwame veldheeren, Philips van Kleef, aanvoerder in naam der Staten, en den lieutenant van den Roomschen koning, Albrecht van Saksen. Weldra bevond zich de Statenpartij in een hachelijken toestand en Maximiliaan's bevelhebbers wonnen meer en meer veld; trouwens, in Mei bevonden zich de kastelnijen der drie groote Vlaamsche steden in hunne handen. Philips van Kleef had inmiddels de hulp ingeroepen van Frankrijk. Opnieuw stuurde Karel VIII den heer van Crèvecoeur met een talrijk leger de drie Leden ten steun; in 't begin van Juli wrochten de Bruggelingen dag en nacht om het storm- en mijnalem voor 't beleg van | |
[pagina 290]
| |
Nieuwpoort te hernemenGa naar voetnoot(1). Doch den 9en Juli trokken de Franschen zich plots terug, zonder dat eenige reden den heer van Crèvecoeur kon bewegen den strijd voort te zetten: teruggeroepen door zijne regeering, die op 't punt stond met Maximiliaan het verdrag van Frankfort te sluiten, keerde de Fransche bevelhebber even onroemrijk als in 1485 in Frankrijk wederGa naar voetnoot(2). De ‘Philippinen’, zooals men de Statenpartijgangers doorgaans noemde, stonden nu aan hunne eigene krachten overgeleverd tegenover de ‘Monetanen’ of aanhangers van Maximiliaan. Althans zou weldra de strijd beslissend gestreden worden. 't Is in die omstandigheden dat de Gentsche schepenen, Jan van de Kethulle en gezellen, aan den secretaris der keurbank Daneel CroeselinGa naar voetnoot(3), den last opdroegen den Inventaris op te stellen van al ‘de bussen, engienen ende diesser ancleeft’ ter verdediging der stadsomheining (fo 241 ro), alsook het oorlogstuig in 't Engienhuis (fo 229 ro), nevens 't Schepenhuis op de Hoogpoort, bewaard. Die Inventaris werd aan de Schepenen op 18 Juli 1489 voorgelegdGa naar voetnoot(4); later voegde de schepenenklerk er nog enkele posten bij tot op 6 Februari 1490Ga naar voetnoot(5). Zelfs den oppervlakkigen beschouwer zal het bij den eersten blik duidelijk blijken, dat voornamelijk de laatste Inventaris zoo belangrijk is voor de plaatsenkunde van Gent als voor zijne krijgskundige inrichting op 't einde der Middeleeuwen. |
|