Eyn corte decleringhe deser spere
(1983)–Anoniem Corte decleringhe deser spere, eyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KalendersHet kalendergedeelte in Eyn corte decleringhe (F. 18V-F.25V) is voor de moderne mens niet direct toegankelijk. Vertrouwd als wij zijn met zakagenda's en scheurkalenders zijn al die kolommen met de litteren der teiken, tgulden ghetal, de litteren tabulares etc. tamelijk moeilijk hanteerbaar. Maar ook voor de middeleeuwer was het berekenen van een bepaalde datum een ingewikkelde kwestie. Hieronder willen we proberen enig inzicht te geven in de middeleeuwse tijdrekening, ook wel computus genoemd. De computus vormde een belangrijk onderdeel van de astronomie, een van de artes liberales. De middeleeuwse tijdrekening - die we voor de kerkelijke kalender nog steeds hanteren - wordt beheerst door twee volkomen verschillende chronologische systemenGa naar eind1. Het ene betreft de zogenoemde festa immobilia, de onveranderlijke feestdagen, vooral van heiligen, van wie de viering aan een bepaalde datum gebonden is; zo wordt bijvoorbeeld de feestdag van de H. Valentijn altijd op 14 februari gevierd (ook bij ons nog bekend onder de naam Valentijnsdag). Het tweede systeem vindt zijn neerslag in de zogenoemde festa mobilia, de veranderlijke feestdagen, die niet gebonden zijn aan een bepaalde datum, maar wel aan een bepaalde dag van de week. Het betreft hier vooral de feesten die gebeurtenissen uit Christus' leven herdenken; zo zullen bijvoorbeeld Pasen en Pinksteren altijd op zondag gevierd worden, maar elk jaar op een andere datum. De onveranderlijke feestdagen hebben dus hun vaste datum; deze zullen naar verhouding niet zoveel problemen opgeleverd hebben voor de middeleeuwer (denk aan de Cisiojanus bijvoorbeeld). Ingewikkelder zit het met de festa mobilia. Om de data van deze feestdagen te bepalen maakte men in de Middeleeuwen gebruik van het gulden getal en de zondagsletter. Het gulden getal dient voor de berekening van de maanstanden gedurende elk willekeurig jaar (zie onder), terwijl de zondagsletter het mogelijk maakt voor elk gewenst jaar te bepalen op welke weekdag een bepaalde datum valt. In onze kalender zijn zowel het gulden getal als de zondagsletter opgenomen, respectievelijk in de tweede en de vijfde kolom. Met behulp van deze twee kolommen kan men voor elk willekeurig jaar berekenen op welke datum Pasen valt. Pasen wordt immers gevierd op de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente. Als de Paasdatum voor een bepaald jaar is uitgerekend, kan men ook de feesten die van Pasen afhankelijk zijn bepalen: Septuagesima is de negende zondag voor Pasen: het begin van de voorbereidingstijd voor Pasen. Pinksteren is de vijftigste dag na Pasen en daarmee sluit de Paastijd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Berekening van het gulden getalBij de berekening van het gulden getal gaat men uit van het gegeven dat de lunaties (dit zijn de reeks gestalten van de maan) zich na 19 jaar op dezelfde data herhalen. We spreken van de negentienjarige cyclus. Aan elk jaar van deze cyclus kende men een getal toe: het gulden getal. Om dit te berekenen voor een bepaald jaar moet het cijfer I (in het jaar 1 vóór Christus laat men zo'n cyclus beginnen) bij het desbetreffende jaartal worden opgeteld; de som deelt men door 19 (de duur van de cyclus); de rest van deze deling vormt het gulden getalGa naar eind2. Voorbeeld: voor het jaar 1464 is het gulden getal 2 (1464 + 1 = 1465 : 19 = 77 met rest 2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Berekening van de zondagsletterZoals hierboven al gezegd is, kan men met behulp van de zondagsletter uitrekenen op welke dag van de week een bepaalde feestdag valt. De berekening gaat als volgt. Stel je voor dat er geen schrikkeljaar bestond. Dan zou jaar in jaar uit een bepaalde datum telkens op een volgende weekdag vallen: als het in het ene jaar op dinsdag 15 maart was, dan zou het in het jaar daarop op woensdag 15 maart zijn. Omdat de schrikkeljaren dit patroon verstoren, keert een bepaalde verdeling van weekdagen over het jaar pas weer na 28 jaar terug. We hebben hier dus te doen met een 28-jarige cyclusGa naar eind3. Men berekent de zondagsletter voor een bepaald jaar door bij het jaartal het cijfer 9 op te tellen (omdat men in het jaar 9 vóór Chr. een dergelijke cyclus laat beginnen) en de som hiervan te delen door 28Ga naar eind4. Het restgetal moet in de volgende tabel opgezocht worden, waar achter het getal de zondagsletter van het desbetreffende jaar vermeld staat.
(de met * gemerkte jaren zijn schrikkeljaren)Ga naar eind5. Voorbeeld: Voor het jaar 1465 is de zondagsletter F. (1465 + 9 = 1474 en 1474 : 28 = 52 met rest 18; zoekt men 18 op in bovenstaande tabel dan vindt men daar de letter F). Zoals men in de tabel kan zien heeft een schrikkeljaar twee zondagsletters. In de Middeleeuwen was de schrikkeldag niet, zoals nu, op 29 februari, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar was het tweemaal achter elkaar 24 februari. Tot 24 februari gebruikte men de eerste zondagsletter, vanaf 24 februari nam men de tweede. Bijvoorbeeld: voor 1464 vermeldt de tabel twee zondagsletters, A en G, want 1464 is een schrikkeljaar. (1464 + 9 = 1473 : 28 = 52 met rest 17; zoekt men 17 op in de tabel dan vindt men A en G). We weten nu dus dat het gulden getal van het jaar 1464 een 2 is en de zondagsletters A en G. Met behulp van deze uitkomsten kunnen we de datum van Pasen in 1464 bepalen. Pasen is de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente. Kijken we in onze kalender: op 22 februari begint de lente. Om de eerste volle maan te berekenen, kijken we eerst wanneer het voor het eerst nieuwe maan was in de lente. Het gulden getal is 2 en we treffen dit voor het eerst aan op 8 maart. Volle maan is 13 dagen na nieuwe maan, d.i. 13 dagen na 8 maart: 21 maart. De zondagsletter G (het is immers na 24 februari) vinden we voor het eerst na 21 maart op 25 maart. Volgens bovenstaande berekening was het in 1464 op 25 maart PasenGa naar eind6. Een eenvoudiger manier om de Paasdatum te berekenen vinden we op F. 18V. We zien hier een tabel, waarop voorkomen de letters a t/m v (met de gebruikelijke weglating van j en u) in rode en zwarte kleur. Vóór de tabel vindt men van boven naar beneden het gulden getal (I tot en met XIX), erboven, horizontaal, de zondagsletter (A tot en met G). Weet men van een bepaald jaar het gulden getal en de zondagsletter, dan bepaalt men op het snijpunt van deze beide letters de zogenaamde tabelletter. Deze tabelletter correspondeert met de littere tabulares van resp. Septuagesima, Pasen en Pinksteren: de meest rechtse kolom op de eerste zes kalenderbladen. Bijvoorbeeld: voor het jaar 1465 is de zondagsletter F, het gulden getal III, op het snijpunt van beide vind je als tabelletter een e in rubriek. Resultaat: resp. 10 februari, 14 april en 2 juni. Voor een schrikkeljaar is het wat ingewikkelder, omdat er dan twee zondagsletters zijn. Om de tabulaarletter van Septuagesima te bepalen gebruik je de eerste zondagsletter (Septuagesima valt nl. voor 24 februari). Voor Pasen en Pinksteren gebruik je de tweede zondagsletter. Dit wordt uitgelegd in de nota naast de tabel op F. 18V. Op F. 18V staan onderaan twee zgn. rotula's (‘wieltjes’). Op de linker rotula kun je in een oogopslag zien wat het gulden getal is voor het jaar 1464, nl. 2. Door de rotula naar rechts te draaien, vind je de gulden getallen voor de daarop volgende jaren: voor 1465 is dit bijvoorbeeld 3. Op de rechter rotula kun je snel de zondagsletter aflezen: voor 1464 is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dit A en G, voor 1465 geldt F, etc. De uitleg van deze rotula staat boven de afbeelding. In de rotula's staat het getal 1464. In de toelichtende tekst (r.844-850) wordt er in de verleden tijd over het jaar 1464 gesproken. Het lijkt voor de hand te liggen dat de persoon die deze rotula's heeft opgesteld dit voor de eigen tijd heeft gedaan. Dat zou kunnen betekenen dat ons handschrift vlak na 1464 afgeschreven is. Natuurlijk is het ook mogelijk dat de kopiist het jaartal klakkeloos uit zijn legger heeft overgenomen. In dit geval biedt het jaartal geen houvast bij de datering.
Met behulp van de tabel op F. 19R, en de uitleg daarvan op F. 19R en F. 19V, kun je bepalen in welk teken van de dierenriem de maan op een willekeurige dag staat. Dit is heel belangrijk voor de middeleeuwer in verband met het aderlaten: de stand van de maan kan de behandeling gunstig, ongunstig of niet beïnvloeden (middelbaer). Je moet in de kalender de betreffende dag opzoeken en de bijbehorende letter uit de kolom litteren der teiken nemen. Om de maanstand op die dag te vinden zoek je de gevonden letter in de tabel op F. 19R op en wel in de rij onder het gulden getal van het jaar waarin de desbetreffende dag valt. Bijvoorbeeld: in welk teken staat de maan op 2 juni 1465? Bij 2 juni vind je de letter r, het gulden getal is III. Onder III staat de r (in de veertiende regel van boven in de tabel), de maan staat dus in Maagd. Je kunt dan beter maar niet aderlaten: de invloed is ‘quaet’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HeiligengeografieBehalve gegevens voor de datering van een handschrift geeft een kalender meestal ook informatie ten aanzien van de herkomst. Wanneer we de kalender in ons handschrift bekijken, dan valt onmiddellijk op dat een aantal heiligen in rubriek vermeld staat (in onze editie gecursiveerd). Zij zullen voor de gebruikers van de kalender van bijzondere waarde geweest zijn. De feestdagen van de heiligen die door de hele kerk gevierd werden, de zgn. geboden feesten (festa fori), werden op de kalenders meestal in rood geschreven. Naast deze gemeenschappelijke feesten kende men de zgn. eigen heiligenfeesten, die gebonden waren aan een of meer bisdommen. Ook deze dagen werden in de desbetreffende kalender gerubriceerd. Het zijn juist deze rubricaties die ons de weg kunnen wijzen bij de bepaling van de herkomst van een handschrift. De gang van zaken lijkt eenvoudig: leg een lijst aan van alle in rubriek | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geschreven heiligen, streep daaruit vervolgens de gemeenschappelijke heiligen weg en wat je overhoudt is een groep van heiligen die je houvast bieden bij de localisatie van de kalender, c.q. het handschrift. Deze werkwijze hebben wij gevolgd. Met behulp van Strubbe en VoetGa naar eind7 die in Tabel III (p.155-197) ‘een gezamenlijk overzicht [...] van de heiligenfeesten, die van de 13e tot 16e eeuw gevierd werden in de bisdommen en aartsbisdommen [...]’ geven, konden we bepalen welke heiligenfeesten uit ons rijtje gemeenschappelijk gevierd werden. Deze vielen af. We hielden drie heiligen over: Servatius, Maternus en Leonardus. De bisdommen Luik, Munster en Utrecht vieren St. Servatius plechtig, terwijl Leonardus in Keulen, Luik, Munster en Utrecht (gewoon) gevierd wordt. Met deze informatie komen wij niet zo veel verder. Maar ook Maternus stond vermeld in rubriek. Hij ontbreekt bij Strubbe en Voet in Tabel III (25 sept.). Het Glossarium (p.501) noemt Maternus wel, o.a. als patroon van Tongeren en bisschop van Trier en Keulen. Tongeren was de zetel van het bisdom Luik, voordat Servatius deze naar Maastricht verplaatste. Op grond van dit onderzoekje zijn we tot de hypothese gekomen dat de kalender gelokaliseerd moet worden in het bisdom Luik, omdat de drie heiligen verbonden zijn met dit bisdom. Deze hypothese wordt ondersteund door gegevens van taalkundige, tekstuele en codicologische aard (zie Inl. p.27). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|