| |
| |
| |
Schrijven in het Nederlands vanuit een niet-Nederlands perspectief en een niet-Nederlandse achtergrond
Bernadette Heiligers
Hoe vanzelfsprekend is het om in het Nederlands te schrijven als dat niet je moedertaal is, als je zelf geen Nederlandse bent, en je het verhaal vanuit een niet-Nederlands oogpunt vertelt? Dat zijn enkele hoofdpunten uit de presentatie van Bernadette Heiligers naar aanleiding van de publicatie van haar tweede roman bij uitgeverij In de Knipscheer, Van zo ver gekomen (2021). Bij deze uitgeverij publiceerde ze eerder Het bewogen leven van een bevlogen dichter, een biografie van Pierre Lauffer (2012), en haar romandebuut Schutkleur (2015).
De presentatie vond plaats in de vorm van een interview van Jeroen Heuvel, MEd, met Bernadette Heiligers. Bij het interview sprak de auteur uit het hoofd. Onderstaand vraaggesprek heeft ze achteraf samengesteld uit aantekeningen bij de voorbereiding. Het is geen letterlijke weergave.
| |
Welke talen werden er thuis gesproken?
In de eerste plaats het Papiaments; in letterlijke zin onze moedertaal. Mijn moeder was van Libanese afkomst maar is op Curaçao geboren en sprak van huis uit Papiaments. Het spreekt dus voor zich dat zij ons in het Papiaments grootbracht en dat wij met haar en als broers en zussen onderling altijd Papiaments hebben gesproken.
Mijn vader kwam echter als volwassen man uit Libanon. Hij en mijn moeder spraken onderling Arabisch. Mijn vader sprak meestal Arabisch tegen ons, maar wij antwoordden in het Papiaments. Het lijkt een beetje ingewikkeld maar het ging allemaal vanzelf.
| |
Wanneer kwam jij met Nederlands in aanraking?
Waarschijnlijk toen ik naar de zogenoemde kleuterschool ging, tegenwoordig groep 1 en 2. Maar ik heb slechts een jaar op de kleuterschool gezeten en kan me niet herinneren dat het Nederlands toen al verplicht was. Dat veranderde toen ik vijf was en naar de ‘eerste klas’ ging, oftewel groep drie, zoals die tegenwoordig heet. Vanaf groep drie moesten we op school verplicht Nederlands praten. Alles werd in het Nederlands uitgelegd en je mocht alleen iets vragen of antwoord geven in het Nederlands. Sommige kinderen konden goed meekomen, anderen kwamen niet uit hun woorden of klapten dicht.
| |
| |
| |
En wanneer begon jij in het Nederlands te praten of te schrijven?
Rond mijn vijfde, dus. In groep drie leerden we Nederlandse woordjes van een leesplank met afbeeldingen aan de muur: aap - oog - zeep - muur - voet - neus - dat soort woordjes. Ik kan me herinneren dat ik dat heel leuk vond. Tegelijk met het praten en lezen leerde je ook schrijven.
Het is moeilijk te zeggen wanneer ik in ruimere zin met schrijven begon. Ik weet nog wel dat mijn klasgenoten op de middelbare school er de pest aan hadden wanneer we als huiswerk een opstel moesten maken terwijl ik dan juist dacht: ah fijn, geen echt huiswerk, alleen maar een opstel. Het is achteraf praten, maar waarschijnlijk proefde ik toen voor het eerst hoe fijn het is om uit het niets een verhaal op te stellen. En als nieuwslezer bij Radio Curom stond ik extra vroeg op om ook de laatste telexberichten te herschrijven. Voor veel luisteraars ben je immers de eerste persoon die ze horen als ze 's morgens hun bed uitkomen. Dan moet je de dingen een beetje normaal vertellen, liefst in gewone spreektaal.
| |
Heb je momenten dat je twee talen door elkaar haalt in je praten of schrijven?
Heel vaak, alleen zou ik eerder spreken van ‘af en toe omschakelen’ in plaats van door elkaar halen. Onder mensen die vertrouwd zijn met beide talen, val ik weleens terug op Papiamentse woorden, ook als we gewoonlijk Nederlands met elkaar praten. Dat gebeurt vooral wanneer ik moe ben, of als er net iemand aanschuift die hoofdzakelijk Papiaments spreekt. In een gezelschap van mensen die geen Papiaments verstaan, doe ik dat natuurlijk niet. Het omschakelen van de ene naar de andere taal in één gesprek, is hier op Curaçao trouwens heel gewoon.
| |
Jij schrijft in meer talen. Wanneer schrijf je in het Papiamentu en wanneer in het Nederlands?
Het hangt ervan af wat ik schrijf. Mijn man en ik hebben een tekstproductiekantoor, dus als ik daarvoor schrijf, doe ik dat in de taal die de cliënt wenst. De meeste gedenkboeken schreef ik dan ook in het Nederlands. Dat geldt ook voor grotere werken zoals de biografie over de dichter Pierre Lauffer (2012) en de biografie over de voormalig premier Miguel Pourier (2016).
Het eerste boekje dat ik op eigen initiatief publiceerde, schreef ik in het Papiaments. Dat kwam uit het hart. Het was een bundel kinderrijmpjes, in de tijd dat onze dochter nog een kleuter was. Omdat wij met haar Papiaments spraken, schreef ik de versjes vanzelfsprekend in het Papiaments. Ook heb ik in drie jaar tijd ruim honderd korte
| |
| |
verhalen voor de radio geschreven en in mijn programma's voorgedragen. Ook in het Papiaments, natuurlijk, want mijn programma's waren in het Papiaments. Een deel van die verhalen is later gebundeld en uitgegeven.
Dat ik mijn romans in het Nederlands heb geschreven, heeft te maken met hoe ze ontstaan, namelijk uit een teveel aan opdringerige gedachten die ik jarenlang wegzet door er lukraak notities van te maken. Rond 2014, toen ik in mijn digitale afvalbak een soort patroon herkende, besloot ik dat tot een roman te bewerken. In die tijd werkte ik echter ook aan de biografie van ex-premier Miguel Pourier en die was in het Nederlands. Zodoende schreef ik mijn eerste roman, Schutkleur, ook in het Nederlands. Alweer iets wat je vanzelf doet, want Papiaments en Nederlands hebben een heel andere cadans. Twee boeken tegelijk schrijven is al gek genoeg. Om dat ook in twee verschillende talen te doen, gaat niet lekker. Je kan niet tennissen en tafeltennissen tegelijk.
Los daarvan had uitgeverij In de Knipscheer enkele jaren eerder al mijn biografie over Pierre Lauffer uitgegeven, en het gaf een veilig gevoel om mijn eerste roman ter beoordeling door hun filter te laten gaan.
| |
Heb je een idee of de taal van je vader invloed heeft op jouw woordkeuze, of beeldspraak?
Volgens mij helemaal niet. Het Arabisch was voor mij een luistertaal. Ik verstond het prima maar sprak het zelf niet. Daarom is het onwaarschijnlijk dat het enige invloed heeft gehad op mijn taalgebruik, ook al omdat het geen verwantschap heeft met het Nederlands of Papiaments. Behalve een andere klank, heeft het een hele andere achtergrond. Daar komt bij dat mijn vader stierf toen ik twintig was, mijn moeder vijf jaar later. Alles bij elkaar ben ik - in verhouding tot mijn leeftijd nu - relatief korte tijd aan het Arabisch blootgesteld. Dan glijdt een luistertaal door de decennia heen ongemerkt uit je geheugen. Achteraf vind ik het erg jammer dat ik destijds geen moeite heb gedaan om het zelf te spreken.
| |
Hoe is je woordenschat bepaald door opvoeding en omgeving?
Als je mijn woordenschat in het Nederlands bedoelt, is die helemaal niet bepaald door opvoeding. Het Nederlands speelde thuis immers geen enkele rol. Mijn omgeving natuurlijk wel. Het Nederlands was op school sowieso over de hele linie verplicht. Als tiener had ik ook Nederlandse schoolvriendinnen waarmee ik alleen Nederlands sprak.
| |
| |
Maar wat misschien een grotere rol heeft gespeeld, is mijn drang om te lezen. Ik kan me niet herinneren dat mijn basisschool een bibliotheek had. Van kleins af aan las ik daarom gewoon wat voorhanden was, inclusief foldertjes met spelregels voor bordspelen. Wij waren met tien kinderen en ik was de jongste, dus ik kon in stapels spellendozen snuffelen die in de vergeetkast waren beland. Dat geldt ook voor hun leesboeken. Alles wat in onze bescheiden boekenkast stond, had ik al uit tegen de tijd dat ik een jaar of dertien was. Zelfs het boek ‘Opvoedkunde’ van mijn oudere zus die op de ‘kweekschool’ voor onderwijzers zat, had ik van A tot Z gelezen toen ik zelf nog op de basisschool zat. Het was dus fijn dat we op de middelbare school wel leesboeken konden lenen. Voor mijn gevoel was de keuze groot. Dat heeft mijn woordenschat zeker beïnvloed.
| |
Hoe kies jij je woorden en beeldspraak?
Ik denk niet dat beeldspraak iets is wat je kiest. Het beeld is er immers al. Je benoemt het of niet. Neem bijvoorbeeld de tekst op de achterkaft van Van zo ver gekomen. Dat stukje gaat over een Bonairiaan die zich hartstochtelijk tegen de snelle veranderingen op zijn eiland verzet: ‘Hoe anders was het hier voordat er gebouwen uit de grond schoten die als een lange, harde streep de natuurlijke verbinding brak tussen de mensen van het eiland en hun glinsterende baai.’
Die lange, harde streep heb ik niet verzonnen. Hij is er gewoon. Hij vormde zich daar sinds Bonaire als ‘openbaar lichaam’ deel van Nederland werd. Als je vroeger met de ferry naar Bonaire ging, zag je het hoofdstadje in al haar eenvoud vlak achter de boulevard liggen. Over de daken heen zag je verderop gelegen dorpjes zoals Nikiboko en Antriol. Andersom konden Bonairianen onbelemmerd over hun baai uitkijken. Nu niet meer. Ik had kunnen schrijven dat er tegenwoordig een rij bedrijfspanden staat, maar wat je ziet is een betonnen streep die de Bonairianen van hun baai scheidt. Dan kan ik dat beeld net zo goed gewoon benoemen.
| |
Kun je een zin noemen die ‘typisch idioom’ van Bernadette Heiligers is?
Dan moet ik over het boek eerst kort vertellen dat de tienjarige, Dominicaanse Dini en haar moeder met een vrachtbootje naar Curaçao waren gekomen. Na een tragisch ongeval blijft Dini alleen achter bij het gezin waar haar moeder illegaal voor heeft gewerkt. De vriendelijke heer des huizes leest haar een gedichtje voor over ‘een beschermengel die echt bestaat, die nooit kinderen verlaat, die hen oppakt als de wind, en overal meegaat met het kind.’
In de passage die daarop volgt mijmert Dini:
‘Starend naar het plafond zag ik de engel door de lucht glijden en kinderen geruststellen met zijn lieve, ernstige ogen. Wat moest het
| |
| |
heerlijk zijn die zachte vleugels om je schouders te voelen. Ik dacht niet dat mijn beschermengel de harde wind had overleefd die ons barkje bij de overtocht door elkaar had geschud.’
Je zou die passage typisch van mij kunnen noemen omdat je eraan kunt aflezen hoe verloren Dini zich voelde, zonder dat dat met zoveel woorden wordt genoemd.
Gek genoeg kreeg ik een afkeer van ‘te veel informatie’ na het lezen van een boek van de grote schrijfster Doris Lessing. Dat is raar, omdat Doris Lessing in 2007 zelfs de Nobelprijs voor literatuur had gekregen. Het stoorde me echter dat zij als verteller, althans in dat ene boek, steeds uitlegde wat de personages voelden of bedoelden. Zo kwam het althans op mij over. Ik had me voorgenomen om - mocht ik ooit zelf een boek schrijven - nooit tussen mijn personages en de lezers in te gaan staan.
| |
Sommige recensenten lijken moeite te hebben met het gebruik van namen en bijnamen en koosnamen en schimpnamen van de personages. Ook met het web van de onderlinge relaties van de personages. De doorsnee lokale lezer heeft hier geen moeite mee. Heb jij een verklaring hiervoor?
Wat in ieder geval meespeelt, is dat ik in een geleende taal schrijf; een taal die andere mensen toebehoort die in een heel ander deel van de wereld wonen en een andere cultuur hebben waarin het leven anders en met duidelijke structuren is georganiseerd. Een voorbeeld: Een Nederlandse pianoleraar, die prachtige Europese walsen speelde, vertelde me dat hij geen Curaçaose wals voor een Curaçaos publiek durfde te spelen.
Zijn probleem was dat het ritmepatroon van de Curaçaose wals uit kleinere, meerdere structuren bestaat, met kortere bewegingen. Toch eisen die allemaal hun eigen aandacht op, binnen dezelfde tijd. Kortom, de Curaçaose wals heeft meer ‘dichtheid’. Dat zie je bij het dansen ook. De Europese wals dans je met rechte rug in zwierige en gelijkmatige bewegingen. De Curaçaose wals dans je in kortere, elastische bewegingen terwijl er van boven naar beneden ook van alles gebeurt.
Dat verschil zie je in bredere zin ook in onze samenlevingen. Op een klein grondgebied als dat van ons, en een kleine bevolking, zijn veel mensen op de meest onverwachte manieren met elkaar vervlochten en in geval van armoede ook op elkaar aangewezen. Voor de meesten ís het leven een web van onderlinge relaties. Dat geldt ook voor maatschappelijke ontwikkelingen die elkaar beïnvloeden en vanwege de kleinschaligheid generaties lang doorwerken. Het is niet anders. En wat die bijnamen van de personages betreft, kijk naar de overlij- | |
| |
densberichten in onze Papiamentstalige kranten. Bij de meeste overledenen staan zowel de namen als bijnamen vermeld, omdat je anders niet weet wie er dood is. Veel mensen hebben hier immers een bijnaam en worden daar hun hele leven mee aangesproken. Ook dat is nu eenmaal zo. Het zou onnatuurlijk zijn als die alledaagse eigenschappen van onze samenleving niet in onze literatuur tot uiting mogen komen. Van de andere kant accepteer en respecteer ik het als blijkt dat sommigen dat niet waarderen.
| |
Speelt het koloniale verleden (nog) een rol? Zo ja, welke? Wat is je perspectief?
Het is een moeilijk onderwerp omdat er altijd wel mensen zijn die het moeilijk te verteren vinden. Wat in de samenleving een rol speelt zijn volgens mij de sociale en emotionele overblijfselen van het koloniale verleden. Het is vervelend om te zeggen, maar wat had men anders kunnen verwachten nadat mensen van generatie op generatie zijn weggezet als inferieur: je kleur deugt niet, je goden zijn nep, je taal is primitief, je muziek niets dan lawaai, je dans ordinair, en je bent zelf onbeschaafd. Het koloniale superioriteitsdenken bleef ver na de afschaffing van de slavernij en zelfs ver na de bestuurlijke autonomie overheersen. Pas de laatste pakweg 55 jaar is er - sinds een grote sociale uitbarsting -ruimte voor de eigen identiteit of wat daar nog van over is. Maar zo'n verandering gaat niet een-twee-drie. Al stam ik niet af van mensen die dit persoonlijk hebben ondervonden, ben ik hier wel geboren en opgegroeid. Vanuit mijn Curaçaose perspectief vind ik het bijvoorbeeld vreemd dat sommige Europees-Nederlandse opiniemakers zo laatdunkend reageren wanneer Caribische mensen nu hun eigen verhaal en hun eigen geschiedenis willen schrijven.
Het idee alleen al, dat een deel van de mensen in dit Koninkrijk voor het andere deel wil bepalen hoe of wat die over hun eigen geschiedenis mogen schrijven, wat voor bronnen ze moeten raadplegen, of wanneer het welletjes is! Dat komt vreemd over. Van de andere kant vind ik het ook erg jammer als sommige opiniemakers hier de hand wegslaan van Europese Nederlanders die de eilanden en de bevolkingen oprecht goed gezind zijn.
| |
Heb jij bij het schrijven een doelgroep voor ogen? Zo ja, welke groep?
Bij het schrijven van biografieën wel. Bij de biografie van Pierre Lauffer ben ik uitgegaan van enkele sturende vragen op grond van wat ik in de loop der jaren heb opgepikt in discussies onder literatuurliefhebbers. Bij de biografie van ex-premier Miguel Pourier schonk ik aandacht aan issues die in zijn tijd het meest hebben losgemaakt op de eilanden. Bij discussies en issues horen mensen. En die blijven
| |
| |
net zo lang ergens in je achterhoofd hangen totdat je de biografie af hebt.
Bij de romans ging het anders. Je begint immers bij wat zich in je binnenste roert. Dat kunnen indrukken of gedachten of gevoelens zijn, maar vooral vragen waar je zelf niet uitkomt. In een roman kan je deze gedachten handen en voeten geven, de kant opsturen die je wilt, en hopelijk zelfs van je afzetten. Beide keren heb ik voor mijn roman eerst een korte aanzet gemaakt en naar de uitgever gestuurd. Pas toen hij antwoordde dat hij graag wilde weten hoe het verder loopt, hield ik er bewust rekening mee dat de roman, als hij af was, misschien uitgegeven zou worden en dus ook door anderen gelezen zou worden. Weliswaar zijn ‘anderen’ geen echte doelgroep, maar ik besefte goed dat het niet alleen meer ging om persoonlijke notities of losse schetsjes, maar om een boek dat hopelijk gepubliceerd zou worden.
| |
Kennen Nederlanders en Curaçaoënaars/Bonairianen elkaars literatuur? Hebben ze een correct beeld van elkaar?
Globaal kennen wij de Nederlandse literatuur beter dan andersom omdat er - althans toen ik op school zat - veel aandacht werd besteed aan Nederlandse schrijvers en dichters.
Dit eenrichtingsverkeer gaat trouwens verder dan de literatuur. Nederlanders weten in het algemeen minder van Curaçaoënaars en Bonairianen dan andersom. Door de eeuwen heen stonden Europese Nederlanders immers zowel bestuurlijk als maatschappelijk nadrukkelijk boven deze samenleving. Het was - in de tijd dat ik opgroeide - niet de bedoeling om als gelijke met de bevolking om te gaan en dat wisten velen duidelijk over te brengen. Mede daarom bleef het beeld over ons eenzijdig en dat geldt voor een deel nog steeds.
Van onze kant bestond er jegens Europese Nederlanders - afgezien van soms heimelijk respect en bewondering - ook het beeld van laatdunkende, dominante betweters. Er is wel wat ten goede veranderd in de bereidwilligheid over en weer om die beelden bij te stellen. Toch zie je dat dit patroon zich op Bonaire deels weer voordoet sinds het eiland overspoeld wordt door Europese Nederlanders, de lieve en welwillende mensen onder hen niet te na gesproken. Voor zover ik iets mag hopen, hoop ik dat meer mensen over oude barrières heen willen kijken. Soms zie je zomaar een uitgestoken hand, en als je goed kijkt wel meer.
| |
| |
| |
Verwijzingen
Heiligers, Bernadette (2012). Pierre lauffer: het bewogen leven van een bevlogen dichter. Haarlem: In de Knipscheer. |
Heiligers, Bernadette (2015). Schutkleur (eerste uitgave). Haarlem: In de Knipscheer. |
Heiligers, Bernadette (2016). Miguel Pourier: leven om te dienen. Volendam: LM. |
Heiligers, Bernadette (2021). Van zo ver gekomen. (roman, eerste uitgave). Haarlem: In de Knipscheer. |
Auteur Bernadette Heiligers tijdens het vraaggesprek met Jeroen Heuvel op de laatste ochtend van de CARAN-conferentie in de aula van de Universiteit van Curaçao.
|
|