| |
| |
| |
Na caminda - ainda na caminda, Op weg - nog steeds op weg. Erfgoedstudie als nieuwe dynamiek
Wim Rutgers, University of Curaçao
Na caminda, ainda na caminda, luidde ook de titel van het eerste en laatste hoofdstuk van mijn Utrechtse proefschrift - begin jaren negentig - Schrijven is zilver, spreken is goud; Oratuur, auratuur en literatuur van de Nederlandse Antillen en Aruba (1994). Onderzoek is immers nooit af, maar altijd onderweg. Nieuwe vragen roepen nieuwe antwoorden op. Mijn dissertatie was een institutionele geschiedenis van de literatuur van wat toen nog de Antillen was en Aruba - een historische beschrijving van het literaire landschap - dus niet alleen de auteur en de tekst, maar ook aandacht voor de lezer en vooral ook de context. Het betrof een literaire benadering die in die tijd relatief nieuw was.
Na de vanuit de 19e eeuw stammende biografische benadering - met centrale aandacht voor de auteurs in persoonlijke relatie tot hun teksten; na de tekstuele benadering - tekstgericht op stijl en structuur - vanuit de close reading methode; na de aandacht voor de lezer, zowel de professionele als de gewone lezer, in hun relatie met teksten; na al deze benaderingen van literatuur vroeg de institutionele benadering aandacht voor tekst en context, auteur en lezer in hun communicatieve verwevenheid in het literair landschap in de fasen van productie, distributie en consumptie, zoals bijvoorbeeld de rol van uitgeverij, boekhandel, bibliotheek, literaire kritiek, analyse en interpretatie in de literatuurwetenschap en het literatuuronderwijs. Het betrof een benadering die we, Ronnie Severing, Liesbeth Echteld en ik, later toepasten in de tweedelige literatuurmethode Kadans, literaire ontwikkeling en literaire begrippen (2002) en Kadans, literatuurgeschiedenis (Severing, Echteld & Rutgers, 2006).
Sindsdien is de theorie rond literatuur, literatuuronderzoek en literatuuronderwijs steeds meer uitgebreid en verbreed tot een waaier van vernieuwingen, met empirisch literatuuronderzoek, benaderingen vanuit sociologische en psychologische hoek, waarbij naast de in die tijd nog dominante Dead White European Male, de literatuurbeschouwingen op basis van het witte feminisme en het black womanism steeds meer aandacht vroegen en kregen. Onderzoeksscholen vochten en vechten als het ware met steeds weer nieuwe benaderingen om steeds weer nieuwe aandacht, van de samenleving en subsidiegevers. De felle canondiscussies (canon wars) zorgden voor verdere verbreding van het literaire landschap in al hun diversiteit en ook de populaire cultural studies met hun veel bredere aandacht dan alleen
| |
| |
voor de gecanoniseerde kunst en literatuur, en voor literair cultureel erfgoed, nos herencia cultural y nos herencia literario.
| |
Verleden, heden en toekomst
Over dat erfgoed wil ik wat uitweiden. De definities van cultureel erfgoed zijn talrijk. UNESCO geeft een korte en algemene omschrijving met ‘World Heritage is our legacy from the past, what we live with today, and what we pass on to future generations.’ (UNESCO) De verschillende omschrijvingen hebben gemeen dat ze inventariseren en onderzoeken hoe het verleden het heden beïnvloedt en wat we daarvan willen doorgeven aan toekomstige generaties. Erfgoedstudie is daarom dynamisch in tijd en plaats, want zowel historisch als toekomstgericht én plaats- en cultuurgebonden. Deze benadering van cultural studies en het erfgoedbegrip leidt tot een verdere verbreding van literatuuronderzoek die ik begin jaren negentig nog onvoldoende zag. En die er in feite nog niet was. Wel schreef ik in het zesde hoofdstuk van mijn dissertatie over een ‘alternatief’ literair circuit van Tuyuchi en zijn novelas, Oscar van Kampen en de Lorito Real, en Amador Nita en zijn Casa Editorial Emile (Rutgers, 1994: 219-226); over dicht en ondicht in en op de pers, maar die aanduiding als ‘alternatief’ toonde aan dat ik het werk van deze auteurs toch als afwijkend van De Literaire Norm beschouwde, als niet echt tot de canon horende.
| |
Digitalisering
Momenteel biedt digitalisering nieuwe mogelijkheden, zoals Delpher.nl van de KB in Den Haag waarin miljoenen pagina's uit Nederlandstalige koloniale nieuwsbladen zijn gedigitaliseerd, inmiddels ‘ruim 120 miljoen pagina's uit Nederlandse kranten, boeken en tijdschriften’ zoals de website meldt,
Het betreft voor onze situatie pagina's die voor onderzoek gemakkelijk beschikbaar zijn, zoals (delen van) de Civilisadó (1871), De Curaçaosche Courant (1816) en de Amigoe (1884-1995). Ook andere bladen hebben tegenwoordig digitale archieven. De Biblioteca Nacional Aruba heeft inmiddels belangrijke oude nieuwsbladen van het eiland gedigitaliseerd, onder meer El Despertador (1934) waarin bijvoorbeeld de vertaling in het Papiamento van Jorge Isaacs, María. Maar ook heel veel ander werk.
Dat biedt mogelijkheden tot nieuw en vernieuwend erfgoedonderzoek, ook voor tot nu toe verwaarloosde ‘kleine literaire vormen’ als mengelingen, feuilletons, dialogen, reisbeschrijvingen, conta cuenta, combersashon en dergelijke in een seccion amena met raadsels en puzzels die tot dat ‘gewild zijn’ zullen hebben bijgedragen, maar ook de seccion recreativa, het feuilleton.
Het is de vraag of de op de traditie van de orale cultuur gebaseerde ‘combersashon’, ‘conta cuenta’ en dialogen door nieuw onderzoek
| |
| |
opnieuw belangstelling en waardering verwerven, nu de digitale mogelijkheden ertoe aanwezig zijn. Wat tot nu toe verborgen bleef in oude bladen kan door middel van digitalisering met een druk op een computer-knop worden opgezocht. Nieuwe technieken leiden tot nieuw en vernieuwend onderzoek: Na caminda, ainda na caminda.
| |
Papiaments
Het literaire landschap is daarom met de cultural studies veranderd en verbreed. De toppen van het berglandschap zijn schitterend, maar ook in de dalen groeit en bloeit het. Vanuit erfgoedperspectief, hoe het verleden het heden beïnvloedt en wat we daarvan willen doorgeven aan de toekomstige generaties, onderzoeken we ook wat - tijdelijk - vergeten maar niet verloren was. Het was de geheimzinnige schrijver onder het pseudoniem A.d.C. die in 1936 al aandacht vroeg voor onder meer novelas, versonan, heiligenlevens en nationale helden, discursonan elocuente en religieuze werken in het Papiaments. Hij had, zoals in die tijd gebruikelijk, een breed literatuurbegrip. De artikelen van A.d.C. zijn interessant omdat hij als eerste aandacht voor het Papiamento als literaire taal vraagt, omdat hij aangeeft wie hij daartoe rekent, maar ook om zijn opvatting dat letterkunde een verzorgde vorm moet hebben en geschreven moet zijn. Als consequentie daarvan noemt hij de Compa Nanzi-verhalen niet. Zijn artikelen vertonen de kenmerken van eerste verkenningen van een tot dan toe onbetreden terrein. Hij wil bewijzen dat het Papiaments ook als literaire taal fungeerde, in een tijd dat Curaçao ten gevolge van de komst van de olie sterk verhollandste. A.d.C.'s artikelen in het blad La Union van 1936 waren een verzet tegen deze holandisashon en een vroeg pleidooi voor een eigen culturele ontwikkeling.
Ook Cola Debrot had al aandacht voor een breed literatuurbegrip. Hij maakte in zijn vroege artikelen onderscheid tussen volks- en kunstliteratuur, waarbij hij onder meer als voorbeelden noemde, de Compa Nanziverhalen, de punja's, de banderitas, de dialogen die onder de naam conta cuenta verschenen, de populaire liederen, maar ook goed gestructureerde politieke redevoeringen, feesttoespraken en dichterlijke sermoenen. Zijn literatuurbegrip was breed. In 1977 vroeg Debrot nog aandacht voor de triviaalliteratuur van de jaren vijftig en zestig, de veelal amoureuze anekdoten, die hij in drie talen tegenkwam. Op dit aspect werd door hem vóór 1977 nog niet eerder gewezen. Meer dan een kwart eeuw heeft Cola Debrot de waarde van de Antilliaanse literatuur steeds weer verdedigd, vooral die in het Papiaments. ‘De Curaçaose literatuur is aanzienlijk belangrijker dan in het algemeen wordt aangenomen,’ schreef hij al in 1948. In 1977 zou hij zijn veelvuldige beschouwingen besluiten met ‘Het is intussen welhaast een wonder dat zulke betrekkelijk kleine bevolkingsgroepen zo een opvallende literatuur hebben voortgebracht. Zij heeft ongetwijfeld haar leemten, wij kunnen daar rustig voor uitkomen. Zij heeft ook haar verworvenheden,
| |
| |
wij mogen haar licht niet onder de korenmaat zetten.’ (Debrot 1977, 1985: 218)
Willem Kroon, Manuel Fraai, Miguel Suriel en Josef Sint Jago waren Curaçaoënaars die in totaal ruim twintig roman-feuilletons produceerden in het Papiamento, in het al twee decennia bestaande en goed lopende La Cruz en vooral in La Union. Het was Aart G. Broek die in zijn dissertatie The Rise of a Caribbean Island's Literature; the case of Curaçao and its writing in Papiamentu (1990) aandacht vroeg voor de roman-feuilletons.
| |
Emerging memory
Door erfgoedstudie krijgen tot nu toe vaak weinig gewaardeerde literaire genres nieuwe kansen. Rose Mary Allen (2012) onderzocht zo op universitair niveau oude kinderliederen en speelliederen in het Papiaments. Het erfgoedconcept is dynamisch en gebonden aan tijd en plaats: wat - tijdelijk - vergeten maar niet verloren was, kan opnieuw in de collectieve herinnering tevoorschijn komen. Hier kunnen de concepten emerging memory en Gesunkenes Kulturgut van dienst zijn: iets wat ooit populair was, kan vergeten raken, maar onder de oppervlakte toch aanwezig blijven en in andere tijden en plaatsen opnieuw tevoorschijn komen en aandacht krijgen. Door veranderende visie en waardering kan wat ooit tot de hoge cultuur behoorde ‘afdalen’ naar de populaire cultuur, maar door een paradigma-wisseling als in cultural studies ook opnieuw waardering ontvangen.
De geschiedenis van de Compa Nanzi-verhalen is een goed voorbeeld daarvan. Abraham Jesurun vroeg al einde negentiende eeuw aandacht voor een viertal ‘onder de Curaçaosche bevolking verhaald wordende sprookjes’, die hij naar het erin optredende hoofdpersonage cuenta di Nansi noemde, een benaming die in die tijd al gangbaar geweest moet zijn. Jesurun had een nogal dualistische waardering voor de door hem verzamelde en genoteerde vertellingen, want hij zag ze als primitief vermaak. Pater Latour karakteriseerde (1937: 33) Nanzi, de Spin, als een wijze man (maar dan wijs te verstaan in de zin van sluw, listig), tevens gewetenloos en banaal-grappig.
Nilda Geerdink-Jesurun Pinto (1952) bewerkte de vertellingen voor een radiopubliek van kinderen. Ze rekende de verhalen tot het meest eigenlijke van de Antilliaanse volkscultuur. In verhalen (en liederen) kon men de culturele identiteit bewaren en was men in staat de geestelijke onafhankelijkheid ten opzichte van zowel het koloniale gouvernement als de kerk te bewerkstelligen. Dat is volgens Allen (1992: 10) de belangrijkste waarde van de Compa Nanziverhalen.
Dominee Wim Baart (1983: 230) noemde Nanzi in zijn dissertatie een trickster-figuur, een dubbelfiguur, omdat hij als personage zowel de positieve eigenschappen van een cultuurbrenger als ook (vele) nega- | |
| |
tieve eigenschappen vertoont: ‘het amorele, het banale en het clowneske, maar met een serieuze poging om de menselijke werkelijkheid van alledag, met zijn hoogten en diepten, ook met zijn verscheurdheid en absurditeit, te benaderen en in de greep te krijgen, opdat het leven geleefd kan worden.’
In de jaren tachtig vond er een verschuiving plaats in de waardering voor het hoofdpersonage. Zijn eigenschappen werden meer en meer in een negatief daglicht gesteld, wat zich daarin uitte dat de aanvankelijk benadrukte ‘slimheid’ later meer en meer als ‘sluwheid’ en ‘amoraliteit’ werd aangeduid. De schelmfiguur, - die misschien wel paste in de rechteloze positie van de mens in slavernij, paste niet meer in onze moderne tijd met voor hun eigen lot verantwoordelijke mensen - Compa Nanzi zou zo getransformeerd worden tot een pedagoog die positieve normen moet personifiëren als eerlijkheid, milieubewustzijn, verantwoordelijkheid, enz. Nanzi werd in het web van de pedagogiek gevangen.
Met de trek van de Caraïbische mens naar de (voormalige) Europese moederlanden stak Nanzi andermaal de oceaan over, ditmaal niet gedwongen van Afrika naar het Caraïbische gebied, maar in vrijheid vanuit die nieuwe verblijfplaats naar Engeland of Nederland bijvoorbeeld. Dat leverde een nieuwe Nanzi als Europese minderheidsmens op (Rutgers, 1994: 61)
| |
Dynamiek
Laat ik besluiten met twee persoonlijke voorbeelden waarmee ik de laatste jaren bezig ben geweest. Dat was een onderzoek naar de geschiedenis van Honderd jaar Arubaans toneel, waar traditionele begrippen als ‘volkscultuur’ tegenover ‘hogere cultuur’, populair en prestigieus nauwelijks bruikbaar zijn omdat in deze toneelgeschiedenis het amateurisme van de aficionado en professionalisme van de beroepsmatig gediplomeerde acteur en regisseur nauwelijks onderscheiden werden. Daar komt nog bij dat bij jeugdtoneel en toneel voor volwassenen, toneel in stad en district, toneel van en voor jong en oud, beide leeftijdsgroepen de gepresenteerde voorstellingen bezochten en waardeerden. Het construeren en handhaven van traditionele indelingen zou de werkelijke geschiedenis tekort hebben gedaan. Dit soort erfgoed-onderzoek beweegt zich daarom voorbij de canondiscussie.
In het corona-jaar 2020 - 2021 heb ik Jan Paul Delgeur; pastoor op Sint-Eustatius, Sint-Maarten en Curaçao in Sint Willibrord (Rutgers, 2021), wiens populaire maandelijkse feuilletons, Ditjes en Datjes, verschenen in de Amigoe vanaf 1898 tot 1931, onderzocht. Er blijkt een schat aan historische gegevens van een tijdgenoot te vinden - een Fundgrube van cultureel erfgoed, van nos herencia cultural, van technische modernisering en culturele traditie, tegen de achtergrond
| |
| |
van sterk gewijzigde gezagsverhoudingen in de samenleving ten opzichte van de invloed van kerk en samenleving.
In de Ditjes en Datjes aan de orde gestelde kwesties als van danseres Norka Rouskaya en de Curaçaose schouwburgkwestie zijn een heldere illustratie hoe door middel van een ogenschijnlijk lichtvoetige feuilleton-bijdrage essentiële tegenstellingen over kunst en zedelijkheid en over seculiere en missionaire kunst kan worden blootgelegd.
| |
Na caminda, ainda na caminda
Het nagelaten geschreven erfgoed van pastoor Jacobus Putman, godsdienst, taal en onderwijs op Curaçao in de negentiende eeuw (Rutgers e.a., 2016) en dat van Michael Joannes Alexius Schabel; missionaris op Curaçao (1704-1713) (Rutgers, 2015) hebben we gedocumenteerd en gepubliceerd. Het valt verder te overwegen de schrijvende paters zoals Raymundus Wahlen en Ambrosius Euwens, Paulus Poeisz, Mgr. Jacobus van Baars en Willibrordus Brada met verse blik te onderzoeken. Er zijn in de loop van de jaren rond 1920 tal van feuilletonisten geweest. In de nieuwsbladen, voor zover bewaard gebleven, ligt nog veel poëzie op nader onderzoek te wachten. Veel wat volgens een inmiddels verouderd cultuur- en literatuurbegrip vanuit een canon-paradigma te weinig aandacht heeft gehad blijkt terrein voor nieuw onderzoek, ook op PhD-niveau.
Nieuwe aandacht kan ons oordeel wijzigen van kritiek en vergetelheid naar (her)waardering. Zo leerde de Arubaanse toneelgeschiedenis me de dualistische positiebepaling van de geestelijken. Wat ik uit de toneelgeschiedenis geleerd heb, is een dualisme van de soeurs, fraters en frères: Nederlands op school, Papiaments in de vrije tijd. Oud materiaal kan vanuit het perspectief van erfgoedstudie nieuwe visies bieden.
| |
Verwijzingen
Allen, Rose Mary (1992). Kultura, mas ku muzik i baile so [Culture: More Than Just Music and Dance]. In: CBPZ-info, Issue 2, August. |
Allen, Rose Mary (2012). Music in diasporic context: the case of Curaçao and intra-Caribbean migration. Black Music Research Journal 51 - 65. |
Baart, Wim (1983). Cuentanan di Nanzi, een onderzoek naar de oorsprong, betekenis en functie van de Papiamentse spinverhalen. |
Broek, Aart G. (1990). The Rise of a Caribbean Island's Literature; the case of Curaçao and its writing in Papiamentu, Diss. |
| |
| |
Debrot Cola (1977). ‘Verworvenheden en leemten van de Antilliaanse literatuur’ R.A. Römer Cultureel mozaïek van de Nederlandse Antillen: 96-138. |
Debrot Cola (1985). ‘Over Antilliaanse cultuur’ Verzameld werk I [verzorgd door Jules de Palm] Amsterdam: Meulenhoff, ‘Over Antilliaanse cultuur’ Verzameld werk I [verzorgd door Jules de Palm]. Amsterdam: Meulenhoff. |
Geerdink-Jesurun Pinto, Nilda (1952). Cuentanan di Nanzi (Paulus drukkerij, Curaçao, 1952). |
Latour, M. (1937). ‘De verering voor de spin’. Amigoe 1 V 37. |
Mijts, Eric (2023). CARAN 2021 - In de Cariben leeft de neerlandistiek. https://werkgroepcaraibischeletteren.nl/caran-2021-in-de-cariben-leeft-de-neerlandistiek/. (opgevraagd 13.04 2023). |
Neus, Hilde (2023). Taal en Literatuur in het Caribisch gebied. https://werkgroepcaraibischeletteren.nl/taal-en-literatuur-in-het-caribisch-gebied/ (opgevraagd 13.04 2023). |
Rutgers Wim (1994). Schrijven is zilver spreken is goud: oratuur auratuur en literatuur van de Nederlandse Antillen en Aruba (diss.) s.n. |
Rutgers, Wim (2015). Schabel, Michael Joannes Alexius; Missionaris op Curacao (1704-1713). Willemstad, Curaçao: University of Curacao, UoC/Fundashon pa Planifikashon di Idioma, FPI. |
Rutgers, Wim (2021). Jan Paul Delgeur: Ditjes en Datjes. Pastoraal feuilletonist en chroniqueur. Sint-Eustatius, Sint-Maarten en Curaçao (1897-1931).
Delgeurhttps://archive.org/details/BNA-DIG-RUTGERS-DELGEUR |
Rutgers, Wim (2021). Na caminda - Ainda na caminda; Erfgoedstudie als nieuwe dynamiek. Afscheidsrede van prof. Dr. Wim Rutgers aan de University of Curaçao, uitgesproken op zaterdag 11 december 2021.
https://werkgroepcaraibischeletteren.nl/na-caminda- ainda-na-caminda-erfgoedstudie-als-nieuwe-dynamiek/ |
Rutgers, Wim, Maritza Coomans-Eustatia, Henny Coomans, Elisabeth Echteld, Armando Lampe, Ronald Severing, Christa Weijer (Red.) (2016). Jacobus Putman, Godsdienst, taal en onderwijs op Curaçao Jacobus Josephus Putman. Curaçao: Fundashon pa Planifikashon di Idioma, FPI, University of Curaçao. |
Severing, Ronnie, Rutgers, Wim, Echteld, Liesbeth (2002). Kadans, Literaire ontwikkeling en literaire begrippen, FPI, Curaçao. |
Severing, Ronnie, Rutgers, Wim, Echteld, Liesbeth (2006). Kadans, Literatuurgeschiedenis, FPI, Curaçao. ISBN: 99904-2-135-8. |
| |
| |
Op zaterdag 11 december, de laatste conferentiedag, was aansluitend bij de CARAN-conferentie het afscheidscollege van prof. dr. Wim Rutgers. De titel van zijn afscheidsrede was Na kaminda, ainda na kaminda (op weg en nog steeds op weg) - Erfgoedstudie als nieuwe dynamiek. Hiermee maakte de ondertussen emeritus-hoogleraar van de Algemene Faculteit van de UoC duidelijk dat onderzoek nooit af is. De wetenschapper is steeds onderweg.
Na zijn afscheidsrede ontving Wim Rutgers uit handen van rector magnificus van de University of Curaçao, dr. Francis de Lanoy het vriendenboek dat speciaal door vrienden en collega's was samengesteld.
Uitzicht vanuit Wims kantoor, Universiteit van Curaçao, Jan Noorduynweg 111, Gebouw R, kamer 129
|
|