| |
| |
| |
Actuele ontwikkelingen taalbeleid Curaçao
Ronald Severing
Taalbeleid Nederlands op Curaçao
Welkom op Curaçao, mede namens de lokale vakgenoten van de universiteit van Curaçao. Dit is een uitstekende gelegenheid om informatie en collegiale ervaringen uit te wisselen over het vak Nederlands in het Caribisch gebied. Van deze mogelijkheid maak ik dan ook graag gebruik om iets te vertellen over de actuele ontwikkelingen ten aanzien van het taalbeleid en de uitvoering ervan op ons eiland. In dit praatje voor jullie als mededocenten in het hoger onderwijs in het Caribisch gebied en voor genodigden zal ik uitgaan van (1) het Curaçaos taalbeleid van de overheid. Na een korte beschrijving van de recente gebeurtenissen ten aanzien van het taalonderwijs, zal ik ingaan op (2) het Nederlands in de Lerarenopleiding Funderend Onderwijs (LOFO) en (3) het onderwijs Nederlands in de Bachelor-opleiding en de Masteropleiding. Na (4) over mijn eigen vakken iets te zeggen zal ik aandacht besteden aan de (5) lokale uitgaven voor het taalonderwijs Nederlands.
| |
1.1 Het Curaçaose taalbeleid
We kijken heel even naar de recente geschiedenis van inspanningen die verricht zijn om de planning ten aanzien van taal en onderwijs op Curaçao vorm te geven. De huidige geldende wetgeving inzake taalonderwijs voor het jonge land Curaçao is, in de nadagen van het land de Nederlandse Antillen, tot stand gekomen. In 2006 verscheen het Deltaplan dat drie doelstellingen beoogde te bereiken in 2011: namelijk het oplossen van schooluitval, verlaging van jeugdwerkeloosheid en voldoende aanbod voor alle jongeren. Om dat te realiseren was het noodzakelijk om onderwijs- en taalbeleid mogelijk te maken door onderwijs- en taalwetwetgeving vast te leggen.
In datzelfde jaar, 2006, verscheen eveneens het document Visie op taalbeleid I; De instructietaal in het funderend onderwijs. Het funderend onderwijs is de Antilliaanse en nu de lokale Curaçaose naam voor het basisonderwijs. Het bestaat uit acht jaar onderwijs voor 4- tot 10-jarigen. Het genoemde Visiedocument werd geaccordeerd door de ministerraad. Nieuw in dit document was, dat de overheid officieel de Antillen als een meertalige gemeenschap wilde presenteren. Dit laatste is een duidelijke taalbeleidskeuze. In het document viel verder te lezen dat daarom de tweede taal, het Nederlands, en de vreemde talen Spaans en Engels voor de Benedenwindse Eilanden een duidelijke positie zouden krijgen in de wet op het funderend onderwijs. Vooralsnog zou het Nederlands voldoende
| |
| |
aandacht moeten krijgen om de overschakeling in het voorgezet onderwijs in het Nederlands te versoepelen. Het voortgezet onderwijs is nog steeds in het Nederlands en dit vereist, waar Papiamentu de voertaal is, een degelijke familiarisering vanaf de eerste cyclus en vervolgens een zo snel mogelijke transitie van de instructietaal Papiamentu naar de instructietaal Nederlands. De kabinetskeuze voor meertaligheid wordt een jaar later in 2007 wettelijk vastgelegd in de landsverordening officiële talen. Hierin wordt bepaald dat de drie officiële talen van de Nederlandse Antillen het Engels, het Nederlands en het Papiamentu zijn. Om de duurzaamheid van het beleid te garanderen is dit alles verder verankerd in een zevental onderwijswetten (De Vries & Menckeberg, 2009).
In de landsverordening Funderend Onderwijs zien we dat de talen Engels, Nederlands en Papiamentu mogelijke instructietalen zijn. Aan het eind van het funderend onderwijs, dienen de leerlingen op Curaçao en Bonaire het Nederlands en het Papiamentu op hetzelfde niveau te beheersen. Dit ongeacht of de school het Papiamentu of het Nederlands als instructietaal heeft.
Ook voor scholen voor het voortgezet onderwijs bepaalt de wet dat de instructietaal een van de drie officiële talen, Engels, Nederlands of Papiamentu is. De instructietaal wordt omschreven als de taal die op een school gehanteerd wordt bij zowel de mondelinge als de schriftelijke kennisoverdracht en bij alle toets- en examenopgaven. Deze drie talen zijn ook bij de verschillende schooltypen verplichte examenvakken. Het Papiamentu heeft de plaats ingenomen van het Spaans, waardoor het Spaans een keuzevak is geworden naast het Duits en het Frans. Uit de voorgeschreven lessentabellen is af te leiden dat het Nederlands als instructietaal in de basisvorming van het vo en in het havo/vwo kracht wordt gegeven als instructietaal.
| |
1.2 Recente beleidsvoornemens
In 2010 veranderde de staatkundige structuur en werd Curaçao een autonoom land in het Koninkrijk. De wetgeving, zeker de wettelijke regelgeving rond taalonderwijs, bleef echter ongewijzigd. Wat wel plaats vond, is dat er een enorme golf van vernieuwingen werd ingezet in begin 2000. In die golf zijn heel wat projecten opgestart per schooltype en schoolniveau die betrekking hadden op het schooltaalbeleid. Daartoe kwamen er o.a. taalbeleidscoördinatoren op de verschillende schoolniveaus en elke school werkte aan een schooltaalbeleidsplan. Sinds 2010 hebben de ministers van onderwijs elkaar zeer frequent afgewisseld. Als uitwerking van passages in het lopend regeerakkoord 2012-2016 kwamen er plannen voor een nieuw nationaal (onderwijs)taalbeleid (MOWCS, 2014). Er zijn enkele punten die in dit beleid centraal moeten komen te staan. Zo zal gewerkt worden aan de status van de verschillende talen in alle lagen van de gemeenschap. Het multilinguaal bewustzijn en de
| |
| |
kwaliteit van de taalbeheersing van de gehele bevolking zal gestimuleerd worden. Er is een streven naar samenhang tussen het nationale taalbeleid, het onderwijstaalbeleid en de uitvoering van het schooltaalbeleid door schoolbesturen en hun scholen. Het onderwijstaalbeleid en het arbeidsmarktbeleid zullen ook overeenkomen. De rol van het Papiamentu zal zowel in het onderwijs als op de arbeidsmarkt een belangrijke rol spelen.
Met betrekking tot het Nederlands zal de overheid verantwoordelijk zijn voor de herwaardering van de rol die het heeft in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en het gebruik ervan als overheidstaal en als belangrijke communicatietaal in het koninkrijk. Omdat het Nederlands de meest gebruikte instructietaal in het voortgezet onderwijs is, leidt dit tot de volgende beleidsuitgangspunten. Het Nederlands moet als ‘vreemde taal’ worden aangeboden in het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en in opleidingen en trainingen. Er wordt vastgesteld dat het Engels oprukt en een ruimere plaats in de gemeenschap en het onderwijs opeist. In de gemeenschap is de vraag aan de orde over het gebruik van het Engels als instructietaal op enkele schoolniveaus. Deze informatie komt uit een conceptdocument uit 2014 van de afdeling beleid van het Ministerie van onderwijs.
Tot zover het formele kader voor taal in het onderwijs en in het bijzonder de regelgeving voor het Nederlands. We kunnen nu onze blik vernauwen en gaan dan van het algemeen taalbeleid naar het schooltaalbeleid toe.
| |
2 Nederlands in de LOFO
De LOFO op de UoC (Unversity of Curaçao, voorheen de Universiteit van de Nederlandse Antillen, UNA) leidt leraren op voor het basisonderwijs, het Funderend onderwijs. Deze leraren worden opgeleid als General Teachers. Ze verzorgen traditioneel alle acht de educatiegebieden die op school gegeven worden. In 2012 liet de Algemene Faculteit een stappenplan schrijven om de taalvaardigheid van LOFO-studenten te kunnen verhogen (Stappenplan, 2012). Daarin staat dat een combinatie van factoren de kwaliteit van het aangeboden onderwijs op de LOFO beïnvloedt. Dit zijn o.a. de hoeveelheid talen die wordt aangeboden (Papiamentu, Nederlands, Engels en Spaans), de differentiatie in taalniveaus die hieraan is verbonden (variërend van B1 tot C1/C2), de differentiatie in taaldidactiek voor het aanleren van deze talen (moedertaal Papiamentu als instructietaal, vreemde taal Nederlands als instructietaal, familiarisering met de vreemde talen Engels en Spaans) en de beperkte onderwijstijd (een vierjarige hbo-opleiding) waarin dit alles moet worden ingebouwd en uitgevoerd. Een van de conclusies is, dat er voor het Nederlands instroomeisen moeten worden gesteld.
| |
| |
Er zal aandacht zijn voor het Papiamentu als moedertaal en instructietaal en de aansluiting hierop van het Nederlands als vreemde taal en instructietaal. Een vraag daarbij is of het streefniveau van Papiamentu én Nederlands op de LOFO gelijk moet zijn aan het streefniveau dat voor de pabo voor het Nederlands wordt voorgesteld.
| |
3 Nederlands in de bachelor- en de masteropleiding
De studenten die in het eerste jaar binnenstromen komen uit het havo, het vwo of het mbo, op Curaçao het secundair beroepsonderwijs (sbo). Na een vierjarige bacheloropleiding kunnen ze door in de tweejarige hbo-masteropleiding.
| |
3.1 Vakken bij Leraren Nederlands Bachelor
Voor we bij de bacheloropleiding komen eerst iets over het taalonderwijs in het havo/vwo. Een van de docenten die bij de bacheloren masteropleiding Nederlands geeft is Merry van Blarcum. Merry kan helaas niet aanwezig zijn maar stuurde mij haar informatie op. Zij werkt op een van de twee havo/vwo-scholen van het roomskatholieke schoolbestuur. Dat is ook het grootste bestuur. In haar e-mailtekst vertelt ze over het taalbeleid op haar havo/vwo-school en ook over de invulling van het taalbeleid op de universiteit. Ik citeer en parafraseer uit haar tekst.
Het schoolbestuur is dit schooljaar begonnen met gericht taalbeleid op zijn twee havo-/vwo-scholen. Vanaf augustus zijn er taalcommissies gevormd op beide scholen om het taalbeleid op een structurele manier aan te pakken. Er komt twee keer per jaar een trainer uit Nederland (Guus Perry) en die traint de taalcoaches. De taalcoaches moeten de verworven kennis delen met de rest van het team. Maandelijks zijn er momenten van afstemming op deze scholen om het proces te monitoren, de vooruitgang en om andere aanverwante zaken te bespreken. Op school is er daarna overleg met de directeur en zijn er vergaderingen met de docenten.
Op deze school, het Radulphus College, is hiermee een aanvang gemaakt in de brugklas, nu de basisvorming. Elke leerling heeft een taalschrift moeten aanschaffen. In dit taalschrift komen elke dag van elk vak twee voor de leerling onbekende woorden te staan, waarvan de betekenis in diverse contexten is gebruikt. Die woorden zijn bijvoorbeeld bij het vak wiskunde aan de orde geweest. Thuis moet de leerling zelf aan de slag gaan. Bij het vak Nederlands wordt er vier maal per week telkens tien minuten stilgestaan bij die woorden. Vragen van de leerlingen kunnen dan aan de orde komen. Naast dit project hebben alle leerjaren extra woordenschatoefeningen ingebouwd in het jaarprogramma. De eerste twee leerjaren gebruiken een boek waarvan de onderwerpen onder andere gericht zijn op het heem en andere algemene thema's zoals bijvoorbeeld
| |
| |
het verzamelen van munten. Voor de andere leerjaren wordt er gebruik gemaakt van enkele websites voor woordenschatuitbreiding waaronder: (1) cambiumned.nl, (2) woordjesleren.nl en andere speciaal voor het havo en voor vwo 3. De leerlingen moeten zelfstandig de oefeningen maken. In de laatste periode wordt de toets digitaal op school gemaakt. De leerling is verplicht hiervoor een voldoende te halen. Bij een onvoldoende moet hij of zij de toets net zo vaak maken totdat die aan een voldoende komt. In havo 4 en 5, vwo 4 en 5 en 6 wordt er tijdens proefwerken en schoolexamens schriftelijk getoetst op dit onderdeel. De cijfers tellen allemaal mee voor het rapport en worden verdisconteerd in het eindcijfer. Het taalmilieu van elke leerling wordt bijgehouden en de thuis gesproken talen worden geregistreerd. Ook buiten de lessen wordt het Nederlands gestimuleerd: studenten beluisteren Nederlandstalige programma's via de diverse radiostations en tv: BVN en Nederland 1, 2 en 3. Aan de hand van gerichte opdrachten, zoals wat is de relationele boodschap van dit bericht, wordt nagegaan hoe de student met de Nederlandse taal omgaat. Dit wordt in de klas besproken met de studenten.
Onderwijs Nederlands in de Bacheloropleiding
Deze lijn in de bovenbouw van het havo/vwo loopt door in het eerste leerjaar, de propedeuse op de universiteit, de UoC dus, althans, bij de tweedegraads lerarenopleiding Nederlands. Bij de modules die Merry zelf verzorgt, vooral vaardigheidsonderdelen, namelijk Spreken en Luisteren, Leesvaardigheid en Schrijven, moeten de studenten in een woordbestand alle voor hen onbekende woorden die zij tijdens de studie tegenkomen, noteren. Ze moeten dan telkens een zin maken met het woord in verschillende contexten. Ook woorden die zij bij andere modules tegenkomen, kunnen opgenomen worden. De woorden van hun vakjargon (vaktaalwoorden) moeten ze weer in een aparte lijst noteren. Ze gaan hier elke periode mee door. Bij de UoC zijn de semesters weer opgedeeld in twee perioden. Ook wordt het niveau van de studenten bepaald aan de hand van een assessment. Als gevolg van bevindingen van de docent tijdens, bijvoorbeeld het corrigeren van het werk, moeten studenten een verbeterplan opstellen. Ze geven vervolgens in een schema aan hoe zij hieraan gaan werken. Ook hun eigen bevindingen bij toetsen en dergelijke, worden in dit plan meegenomen. In een Logboek houden zij de uren bij die ze besteed hebben en in een reflectieverslag reflecteren zij op hun ontwikkeling. Alles komt weer bij de docent terug en gaat ook naar de Studieloopbaanbegeleider, de SLB-er.
Verder, beginnen de studenten al in de eerste periode aan het Juniorwoordenboek+9 om extra woorden te leren. Ze maken ook gebruik van de woordenschattaalmap voor Stijlmap (groep 8), de
| |
| |
Schrijfwijzer van Jan Renkema, en de verschillende methodes die voor het hbo geschikt zijn. Ook hier gebruiken ze de websites zoals: cambiumned.nl; beterspellen.nl en jufmelis.
| |
3.2 Vakken bij de masteropleiding leraar Nederlands
In de masteropleiding lopen de vaardigheidsonderdelen van de bachelor door. Bij de vaardigheidsvakken worden de lessen afzonderlijk per taal gegeven. De masterstudenten Nederlands zitten dan in een afzonderlijke groep voor hun eigen taalbeheersing. De meeste andere vakken worden gezamenlijk gevolgd. Er is een blok taalkunde, een voor literatuur en een blok met vakken voor taalacquisitie. Aan het eind van de tweejarige opleiding schrijven de studenten een eindscriptie. Die gaat over taal gekoppeld aan onderwijs. Ze krijgen ook een assessment over hun portfolio.
Het voornemen is om binnenkort te starten met een researchmaster. Het is het streven om deze opleiding af te sluiten met een werkstuk dat gelijk ook een voorstel is voor een onderzoek voor een doctoraat (PhD-proposal). Er zijn nu reeds afgestudeerden van de hbo-masteropleiding die les geven aan de bachelor- en ook masterstudenten.
| |
4 Over mijn eigen vakken
Bij een conferentie zoals deze, is het uitwisselen van informatie tussen de deelnemers van belang. De participanten willen van elkaar weten wat de ander doet aan talen in het hoger onderwijs in het eigen land en binnen de eigen instelling. Het betreft in het bijzonder het Nederlands. Daarbij is de context, met name de taalcontext zeker relevant. Het leek mij dan ook verhelderend voor de bezoekers om een beeld te geven van de taalonderdelen die ik persoonlijk verzorg op onze lokale universiteit, de UoC.
Ik doceer zowel vakken bij de bachelor- als bij de masteropleidingen. Enkele daarvan zijn van meer algemene aard zoals: Inleiding taalwetenschap, Theorie Taalleren en Taalbeleid. Meer op het vak Nederlands toegespitst zijn de vakken: Taalkunde Nederlands, Nederlands in Papiamentstalige context en Capita selecta Nederlands. Soms geef ik ook colleges literatuur in overleg met de literatuurhoogleraar Wim Rutgers. Dat zijn weleens geweest: Literaire analyse voor de groepen Papiamentu, Nederlands en Spaans, het vak Literaire benaderingen en literatuurgeschiedenis.
Bij de masteropleidingen geef ik aan alle vier de taalgroepen het vak Raamwerk taalleren. Het Europees Referentiekader met de ABC-niveaus en subniveaus staan dan centraal. De masteropleiding Special Educational Needs voor zittende leerkrachten in het speciaal onderwijs krijgt wat taalonderwijs betreft het college Mondelinge taalontwikkeling en het college Geletterdheid. Voor de mondelinge taalontwikkeling hebben we een gastdocent uit Nederland, Frans
| |
| |
Teunissen. Het complementerend vak Geletterdheid verzorg ik. Daarbij komt de ontwikkeling van het schriftelijk taalgebruik met accent op leren lezen aan de orde. De SEN-opleiding wordt ook op Bonaire aangeboden.
| |
5 Lokale uitgaven voor het taalonderwijs Nederlands
Voor het vak Geïntegreerd literatuuronderwijs, GLO, hebben we als auteursgroep in de jaren 2000 de tweedelige literatuurmethode Kadans (Severing, Rutgers, Echteld, 2002; 2006) geschreven. Het eerste deel van Kadans behandelt de Literaire ontwikkeling van de leerlingen en behandelt literaire begrippen. Dit alles voor 6 talen. Het tweede boek van Kadans biedt de Literatuurgeschiedenis aan voor de zes literaturen voor de talen: Papiamentu, Nederlands, Engels, Spaans, Frans en Duits. De GLO-benadering bleek te veel te eisen van docenten en leerlingen waardoor de docenten weer terug wilden naar het afzonderlijk benaderen van de literatuur per taal. De lerarenopleiding van de UoC zelf, maakt nog steeds gebruik van beide Kadansdelen en het ondersteunend materiaal, zoals handleidingen, cd's en dvd's. Voor de docenten Nederlands in het havo/vwo en het hbo schreef een volgende auteursgroep vervolgens de tweedelige literatuurmethode Perspectief (Rutgers, Severing en Severing-Halman, 2010; 2011). Het eerste deel gaat over proza in het Nederlands, terwijl het tweede boek de dichtkunst behandelt. Dit tweede boek is chronologisch geordend en geeft literair-historische informatie.
Recent zijn voor het middelbaar beroepsonderwijs, het sbo dus, Handleidingen voor Taalportfolio's voor vier talen ontwikkeld. Het portfolio voor het vak Nederlands diende als bron. Het Europees Referentiekader en Referentiekader taal en rekenen van de Commissie Meijerink waren leidend voor de ontwikkeling hiervan. De niveaus A, B en C van het Europees Referentiekader en de Niveaus 1F tot 4F en 1S tot 4S worden in de handleidingen met elkaar in verband gebracht.
Al 17 jaar wordt er jaarlijks op een eiland of in een land in het Caribisch gebied de zogeheten Eastern Caribbean Islands Cultures Conference gehouden. De artikelen die hierbij horen geeft Curaçao al 8 jaar uit. De boeken worden gezamenlijk uitgegeven door de University of Curaçao, de Fundashon pa Planifikashon di Idioma, de University of the West Indies en de University of Puerto Rico, Río Piedras. Van de twee delen komen de artikelen van auteurs van de ABC-eilanden in een apart boek. Er staan ook artikelen in het Nederlands en het Papiamentu in. In principe zijn alle Caribische talen welkom. Ook uw artikel over taalonderwijs is welkom. U bent van harte uitgenodigd.
Ik wil eindigen met het wijzen op de behoefte aan materiaal voor het vak Nederlands op alle niveaus dat lokaal ontwikkeld wordt.
| |
| |
Deze dringende wens wordt aanhoudend uitgesproken door docenten Nederlands. Daarbij zou er rekening gehouden moeten worden met de Caribische context en er zou gestreefd moeten worden naar een passende didactiek. Zeer specifiek en urgent is dit voor het onderdeel taalvaardigheid in het havo/vwo en in het hbo. De benadering van Nederlands als vreemde taal heeft voor de docenten de voorkeur. Mogelijk kunnen bijeenkomsten, zoals deze CARAN-conferentie, kracht geven aan deze gezamenlijke wens van vakdeskundigen op het hoogste onderwijsniveau.
| |
Verwijzingen
De Vries, Luutsen, Henry Menckeberg (2009). Onderwijswetgeving, Regelgeving van het Nederlands-Antilliaans Funderend, voortgezet en secundair beroepsonderwijs. Curaçao: Ministerie van Onderwijs en Cultuur, Curaçao. |
MOWCS, Sector Beleid (2014). Nationaal taalbeleid Curaçao. Op weg naar multilinguale co-existentie. Curaçao: Dijkhoff Learning Unlimited; DEA Consult; Indigo Blue Consult; Taal Consult. |
Rutgers, W., Severing-Halman, R. Severing (2010). Perspectief, Literair lezen 1, Proza, Het lezen, analyseren, interpreteren en evalueren van proza. Curaçao: FPI. |
Rutgers, W., Severing-Halman, R. Severing (2011). Perspectief, Literair lezen 2, Poëzie, Het lezen, analyseren, interpreteren en evalueren van poëzie. Curaçao: FPI. |
Stappenplan ter verhoging van de taalvaardigheid van LOFO-studenten (2012). Onder supervisie van de decaan Dr. Liesbeth Echteld. Curaçao: Algemene Faculteit, University of Curaçao en Dijkhoff Learning Unlimited. |
Severing, R. Rutgers, W., Echteld, L. (2002). Kadans, Literaire ontwikkeling en literaire begrippen. Curaçao: FPI. |
Severing, R. Rutgers, W., Echteld, L., Kadans (2006). Literatuurgeschiedenis. Curaçao: FPI. |
Severing, Ronald (2009). Taalaanpak op school, havo/vwo-docenten RKCS. |
Janssen, Maria & Bert Vos (2005). Taalbeleidsplan VSBO, Een format om te komen tot een taalbeleidsplan voor de school. Curaçao: Nacsi, Netherlands Antilles - Center for School Improvement ‘For better learning and teaching’. |
Ronald Severing betoogde dat er voor het vak Nederlands dringend lokale totaalmethodes ontwikkeld moeten worden.
|
|