CARAN-conferentiebundel 3. Taalbeleid in het Caribisch Gebied; heden en in de nabije toekomst
(2017)– [tijdschrift] CARAN-conferentiebundel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||
Status quo taal in het Caribisch Nederlandse onderwijs
|
- | de scholen voor primair onderwijs (PO); |
- | de scholen voor voortgezet- en beroepsonderwijs (VO en BO); |
- | de aanbieders van sociale kanstrajecten voor jongeren en |
- | de expertisecentra onderwijszorg op ieder van de drie eilanden. |
In november 2015 hebben 14 van de betrokken 21 instellingen de basiskwaliteit behaald.
Onderstaand wordt voor ieder van de drie eilanden ingegaan op de ontwikkelingen tussen 2011 en 2015 op het gebied van de instructietaal.
Taalachterstanden
In de Onderwijsagenda zijn vijf prioriteiten benoemd, waarbinnen diverse verbeterpunten zijn overeengekomen. Om de doelstelling van de Onderwijsagenda (de basiskwaliteit) te kunnen realiseren, hebben de betreffende onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland (CN) verbeterplannen opgesteld. Door OCW werden schoolcoaches aangesteld om de directies te ondersteunen bij het opstellen en implementeren van de onderwijsverbeterplannen. Punt 3.2.1 uit de
Onderwijsagenda: ‘Scholen besteden extra aandacht aan taal (beleid) en rekenen’ is één van de actiepunten in dit kaderGa naar eind*1. Daartoe zijn op alle scholen binnen CN extra lesuren besteed aan het Nederlands en Rekenen. In 2013 constateerde de Inspectie ten aanzien van de Nederlandse taal wederom dat leerlingen vanuit het PO het VO instroomden met grote achterstanden op het gebied van woordenschat, begrijpend lezen en rekenen.
Nederlands als vreemde taal
Het Nederlands is op de eilanden van Caribisch Nederland, net als op de overige eilanden van de voormalige Nederlandse Antillen, een vreemde taal die buiten de scholen nauwelijks wordt gesproken. De Inspectie voor het Onderwijs constateerde dat dit een extra opgave voor de scholen is en een belangrijk knelpunt vormt voor het verhogen van de onderwijskwaliteit. Op basis van dit inzicht werd geconstateerd dat lesmaterialen nodig zijn voor het doceren van Nederlands als Vreemde Taal (NVT) en trok RCN/OCW in 2013 een externe partij aan voor de ontwikkeling van een NVTIC (Nederlands als vreemde taal in het Caribisch gebied) methode. Helaas moest de samenwerking met deze partij, om verschillende redenen, worden stopgezet.
Bovengenoemde constatering van de Inspectie voor het Onderwijs ten aanzien van het Nederlands als vreemde taal op de eilanden van CN was voor de Staatssecretaris van OCW aanleiding om in maart 2014 de Taalunie te vragen te adviseren over hoe om te gaan met het Nederlands Referentiekader Taal (NRT) en over wat er nodig is om te komen tot een adequaat onderwijsaanbod in en van het Nederlands in Caribisch Nederland. Dit alles rekening houdend met het feit dat het Nederlands een vreemde taal is.
De Taalunie kwam in december 2014 met het gevraagde advies, getiteld ‘Nederlands op z'n BESt - Advies over het Nederlands in Caribisch Nederland naar aanleiding van de adviesaanvraag d.d. 11 maart 2014 van OCW aan de Taalunie ten aanzien van het onderwijs Nederlands in Caribisch Nederland’. De Taalunie stelt in dit advies vast dat voor de drie eilanden in Caribisch Nederland vanwege de verschillen in taalsituatie, de rol van het Nederlands en de onderwijscontexten maatwerk per eiland voor het onderwijs Nederlands noodzakelijk blijkt. Een uitwerking van het advies van de Taalunie t.a.v. Bonaire volgt in het volgende hoofdstuk, over de ontwikkelingen op Bonaire op het gebied van taal.
Inmiddels was voor de eilanden Sint Eustatius en Saba in 2014 een initiatief gestart voor de productie van op de lokale context afgestemd NVT lesmateriaal, dat inmiddels binnen de PO-scholen wordt gebruikt.
Daarnaast is op Bonaire sinds 2014 een gespecialiseerd extern onderwijsondersteunend bureau PO-docenten aan het trainen in het taalontwikkelend lesgeven.
Taal in het onderwijs op Bonaire
Voor Bonaire stelt de Taalunie in het advies ‘Nederlands op z'n BeSt’ dat het Nederlands voor de leerlingen op dit eiland de functie van toegangspoort heeft naar (kennis)ontwikkeling en voorbereidt op het behalen van een diploma. Om het niveau van het Nederlands te verbeteren, adviseert de Taalunie over te gaan naar een situatie waarbij het onderwijs niet pas vanaf groep 5 maar al vanaf groep 1 (bij voorkeur vroeger) van de basisschool in het Nederlands wordt gegeven. In alle andere vakken dan het vak Nederlands (de ‘zaakvakken’) zal bovendien ‘taalontwikkelend’ les moeten worden gegeven. Op deze manier komen de leerlingen meer en op een betere manier in contact met het Nederlands, waardoor zij deze taal al vroeg in hun schoolloopbaan op een hoog niveau zullen beheersen. Voor specifieke leerlinggroepen zou differentiatie mogelijk moeten zijn.
Het Papiamentu heeft ook een belangrijke functie
Naast het Nederlands vervult het Papiamentu een belangrijke rol en wel, volgens de Taalunie, met betrekking tot de identiteit van het Bonairiaanse kind. Er dient dan ook in en buiten de school extra aandacht te worden besteed aan behoud en versterking van het Papiamentu als taal van de sociaal-maatschappelijke communicatie en uitdrukking van de eigen cultuur en identiteit. Daarnaast moeten de kinderen academische vaardigheden in het Papiamentu kunnen ontwikkelen. De Taalunie gaat er daarbij vanuit, dat Nederlands en Papiamentu gelijkwaardig aan elkaar zijn als het gaat om hun belang voor een evenwichtige ontwikkeling van de kinderen, maar dat beide verschillende functies in het onderwijs en in de samenleving vervullen. Dit functieverschil moet volgens het advies tot verschillende doelstellingen leiden.
Ten aanzien van de vraag over de inzetbaarheid van het NRK stelt het advies dat dit referentiekader kan worden ingezet, mits er bij de implementatie rekening mee wordt gehouden dat dat het Nederlands op Bonaire een vreemde taal is. De Nederlandse referentieniveaus moeten volgens de Taalunie daarom worden toegesneden op de specifieke onderwijscontext en -praktijk van i.c. Bonaire, met gebruikmaking van de niveaus van het Europees Referentiekader voor moderne vreemde talen (ERK).
Het advies van de Taalunie ten aanzien van de vraag hoe te komen tot een passend aanbod Nederlands als vreemde taal is door de Staatsecretaris van OCW overgenomen. In het advies werd aanbevolen twee expertgroepen (één voor het Nederlands en één voor
het Papiamentu) in te stellen ten behoeve van de uitvoering van een quickscan. Deze expertgroepen moesten de consequenties van de voorgestelde aanpak in kaart brengen en de daaruit voortvloeiende actiepunten inventariseren, identificeren en vastleggen in een plan van aanpak.
Onderzoeksopdracht
Voor de uitvoering van de quickscan zijn, op 18 maart 2015 twee expertgroepen ingesteld, met als onderzoeksopdracht een inventarisatie te maken en daarin (voor zover in dit stadium mogelijk):
1. | de gevolgen van het advies op hoofdlijnen in kaart te brengen; |
2. | mogelijke c.q. wenselijke interventies te beschrijven die nodig zijn om de ‘ideale situatie’, waarbij recht wordt gedaan aan het afzonderlijk belang van beide talen, in het taalonderwijs te bereiken; |
3. | de actiepunten te benoemen die uit 1 en 2 voortvloeien; |
4. | aan te duiden welke zaken om een nadere inventarisatie vragen, maar niet binnen de huidige ‘quick scan’ kunnen worden meegenomen; |
5. | de route (inclusief volgorde van de te nemen acties) te schetsen naar de ‘ideale situatie’ en daarbij uit te gaan van wat praktisch haalbaar is en dit ook zo te benoemen; |
6. | de onder 5 genoemde route te vertalen naar een realistisch tijdspad. |
De inventarisatie diende uit te gaan van twee centrale vragen die per onderwijsniveau (voorschoolse educatie, PO, VO en MBO) moesten worden gesteld.
I. | Welke doelstellingen dienen er gelet op het advies gesteld te worden? |
II. | Zijn de kwantiteit en de kwaliteit van het taalcontact voldoende om deze doelstellingen te behalen? |
Op basis van de antwoorden op deze vragen inventariseren de expertgroepen wat dit onder andere (qua interventies) betekent voor:
- | bekwaamheid en bevoegdheid van docenten: over welke competenties moeten leerkrachten beschikken en wat betekent dit voor opleiding, nascholing en ondersteuning? |
- | les- en toetsmateriaal: aan welke eisen dienen materialen te voldoen, zodat deze bijdragen aan taalontwikkeling en passen in de lokale context? Welk bestaand materiaal (op Bonaire of elders op de Bovenwinden is bruikbaar en/of bruikbaar te maken) en binnen welke termijn? |
- | onderwijsactiviteiten algemeen: wat is nodig om het onderwijs zó in te richten, dat dit de taalontwikkeling van de leerlingen ondersteunt? |
- | onderwijsconstructie: wat is nodig, gelet op aansluiting tussen verschillende onderdelen binnen hetzelfde onderwijsniveau en tussen de verschillende onderwijsniveaus? |
- | de school als geheel: wat is nodig c.q. wenselijk op schoolniveau om het bereiken van de doelstellingen te ondersteunen? |
- | de wereld buiten de school/de maatschappij: wat is er in de bredere samenleving op Bonaire nodig om het bereiken van de doelstellingen te ondersteunen? |
- | financiële gevolgen: welke kosten brengt dit alles met zich mee? |
- | benodigde tijd: hoeveel tijd zal er moeten worden geïnvesteerd? |
Een groot deel van bovenstaande onderzoeksvragen is gericht op de invulling en uitvoering van onderwijs. Aan deze algemene onderwijsvragen gaan voor de expertgroep Papiamentu twee specifieke kernvragen vooraf:
1. | Hoe kan aan de functie van identiteitsontwikkeling in het taalonderwijs vorm gegeven worden? |
2. | Hoe kan worden geborgd dat het Papiamentu de zo lang bevochten status en waardigheid blijft behouden? |
Aanpak en werkwijze van de expertgroepen
Bij de samenstelling van de expertgroepen, bestaande uit leden afkomstig van Aruba, Curaçao, Bonaire en Nederland, is ervoor gezorgd zo breed mogelijke kennis en expertise op verschillende gebieden bijeen te brengen, bijvoorbeeld op het gebied van invulling en uitvoering van (taal)onderwijs in het algemeen en/of op Bonaire in het bijzonder.
Verschillende disciplines waren vertegenwoordigd waaronder: taalonderwijs Papiamentu en Nederlands, meertaligheid, alternatieve didactiek, lesgeven, curriculumontwikkeling, deskundigheidsbevordering van lesgevers, kennis en ervaring over de rol en invloed van de thuistaal bij schoolsucces, identiteitsontwikkeling en persoonlijkheidsvorming van jonge leerlingen.
De expertgroepen hebben het onderzoek uitgevoerd in de periode maart tot en met juni 2015. In de bijeenkomsten op Bonaire zijn vervolgens de implicaties en consequenties van het advies van de Taalunie besproken, zowel in plenaire setting als binnen elke expertgroep. Ook het advies van de Taalunie zelf is diepgaand besproken en was soms onderwerp van heftige discussies, waarover niet altijd overeenstemming kon worden bereikt. Binnen de expertgroepen is via Skype van gedachten gewisseld met leden in andere
delen van het Koninkrijk. Ten slotte is ten behoeve van de deelrapporten ‘desk research’ uitgevoerd.
Een deel van het onderzoek bestond uit gesprekken met betrokkenen en deskundigen op Bonaire en in Europees Nederland. Leden van de expertgroepen hebben in wisselende samenstelling gesproken met de directies van de scholen voor Primair Onderwijs (PO), het Openbaar Schoolbestuur en het Rooms-Katholiek Schoolbestuur, FORMA en het Expertisecentrum Onderwijszorg (EOZ). Het doel van deze gesprekken was het achterhalen van informatie over de feitelijke situatie óp en behoeften ván de scholen. Daarnaast is ook van gedachten gewisseld over (de strekking van) het Taalunieadvies.
Aard en opbouw van het rapport
Het rapport van de Taalunie is in de bijeenkomsten van de expertgroepen onderwerp van langdurige en soms heftige discussies geweest. Er kon dan ook niet altijd overeenstemming worden bereikt. Elke expertgroep heeft los van de andere groep bevindingen en aanbevelingen op papier gezet, hetgeen heeft geresulteerd in twee rapporten: Papiamentu in het onderwijs op Bonaire; een ‘quick scan’ (Expertgroep Papiamentu, juli 2015) en Inventarisatie inzake optimaliseren taalonderwijs Bonaire (Expertgroep Nederlands, juli 2015).
De voorzitter en de secretaris hebben beide rapporten samengebracht in één document van bevindingen en daarbij getracht zoveel mogelijk recht te doen aan visie en standpunten van beide groepen.
Waar staan wij nu
Het verslag van bevindingen en de daarbij horende rapporten zijn officieel aan de staatssecretaris aangeboden op 28 oktober 2015. De verwachting is dat deze de stukken binnen korte termijn aan de stakeholders op Bonaire worden aangeboden.
Taal in het onderwijs op Sint Eustatius
In 2013 is in opdracht van (RCN)OCW en de toenmalige gedeputeerde van Onderwijs van Sint Eustatius een onderzoek uitgevoerdGa naar eind*2 naar de instructietaal op dit eiland. Het onderzoek toonde aan dat het gebruik van Nederlands als instructietaal de leerprestaties van de leerlingen negatief beïnvloedt. Hiermee bevestigde het onderzoek een op het eiland breed gedragen opvatting. Uit het onderzoek kwam ook naar voren dat het negatieve effect van de instructietaal zich uit in zowel de beheersing van het Nederlands als van het Engels. De belangrijkste conclusies van de onderzoekers is, dat alle onderwijsstakeholders op Sint Eustatius een goede beheer-
sing van zowel het Nederlands als het Engels voorstaan. Het onderzoeksteam presenteerde als aanbevelingen twee opties:
Optie 1:
· | Engels als enige instructie- en alfabetiseringstaal, vanaf voorschools t/m middelbaar onderwijs; |
· | Nederlands als vreemde taal volgens strategie spelend onderwijs in het voorschoolse onderwijs en in de lagere groepen van het PO t.b.v. een goede informele basis in het Nederlands; |
· | Lezen en schrijven in het Engels vroeg in het basisonderwijs, lezen en schrijven in het Nederlands pas nadat een solide basis is opgebouwd in het lezen en schrijven in de Engelse taal (waarschijnlijk groep 5 PO); |
· | Aansluitend werken aan consolidatie van de beheersing van het Nederlands op basis van de beheersing van het Engels. Nieuwe concepten worden in het Engels geïntroduceerd. |
Optie 2:
Als optie 1 met volgende toevoeging:
· | Keuze na leerjaar 2 VO tussen:
|
Haalbaarheidsonderzoek
Het ministerie koos er vervolgens voor om de haalbaarheid van de gepresenteerde opties te laten onderzoeken door een onafhankelijk, multidisciplinair onderzoeksteam.Ga naar eind*3 De twee opties uit het eerste onderzoek werden daarbij aangevuld met nog twee opties, wat resulteerde in de volgende vier opties voor het schooltaalbeleid van Sint Eustatius:
1. | Continuering van de huidige systematiek met aanpassingen (bijvoorbeeld in aantal lesuren en lesmateriaal); |
2. | Engels als enige instructietaal, gecombineerd met Nederlands als vreemde taal. De Nederlandse examenstructuur blijft gehandhaafd; |
3. | Als optie 2, maar met de mogelijkheid Nederlands als instructietaal te hanteren vanaf het tweede jaar van het voortgezet onderwijs voor leerlingen die op de Benedenwinden of in Nederland willen gaan studeren; |
4. | Engels als enige instructietaal, gecombineerd met Nederlands als vreemde taal. Het Caribbean Examination Council exam wordt gehanteerd (zoals op Saba). |
Het onderzoeksteam dat de haalbaarheidsstudie uitvoerde, onderzocht alle vier de opties vanuit de volgende drie invalshoeken:
A. | Welke aanpassingen zijn nodig bij een keuze voor de resp. opties? (bijv. onderwijssystematiek, les- en toetsmateriaal, bekwaam- en bevoegdheid docenten, financiën, wettelijk kader); |
B. | Wat zou de overgang van de huidige situatie per optie met zich meebrengen? (bijv. tijdstraject, hoe omgaan met huidige generatie leerlingen en docenten); |
C. | Wat zijn de (mogelijke) gevolgen van invoering v.d. resp. opties? |
D. | (bijv. onderwijskwaliteit, erkenning diploma's, arbeidsmarktperspectieven, leerprestaties en -opbrengsten, financiën). |
Uit het haalbaarheidsonderzoek kwam optie 4 naar voren als de meest haalbare voor het toekomstige schooltaalbeleid van Sint Eustatius. Daarbij adviseerde het team van de haalbaarheidsstudie om het Nederlands als sterke vreemde taal aan te bieden, dus als verplicht vak en gegeven door vakdocenten die het Nederlands als moedertaal hebben of minimaal op B2 Plus- of C1-niveau beheersen. De docenten dienen bovendien geschoold te zijn of te worden in het aanbieden van Nederlands als vreemde taal.
Uitgangspunten en aanpak transitie naar Engels als instructietaal op Sint Eustatius
Voor de transitie naar het Engels als instructietaal op Sint Eustatius gelden de volgende uitgangspunten:
· | De overstap naar het Engels als instructietaal zo snel mogelijk laten plaatsvinden om zoveel mogelijk zittende PO-leerlingen kans te bieden op Engelstalig onderwijs; | ||||||
· | Het schooljaar 2014-2015 benutten voor de voorbereidingen om in het daaropvolgende schooljaar te kunnen starten met het Engels als instructietaal: | ||||||
· | Start instructie in het Engels in schooljaar 2015-2016:
|
||||||
· | Alle ‘spelers’ in dit proces moeten op één lijn zitten: van docenten tot ouders; | ||||||
· | Een gecoördineerde aanpak is noodzakelijk. Daarom werd besloten om het transitieproces te laten leiden door een transitiecoördinator; |
· | Lokaal aanwezige expertise wordt, waar noodzakelijk, gecombineerd met noodzakelijke inhoudelijke externe ondersteuning (bijv. curriculumontwikkeling, ontwikkeling NVTmateriaal en bijscholing docenten in het Engels). |
Conform het plan van aanpak voor de realisatie van de transitie, speelt de transitiecoördinator een centrale, coördinerende rol in de uitvoering van de volgende activiteiten:
1. | Curriculumontwikkeling voor het PO, VO en MBO; |
2. | Ontwikkeling van NVT-lesmateriaal; |
3. | Vaststelling van het beheersingsniveau van het Engels onder de docenten door middel van een assessment, gevolgd door een bijscholingsprogramma; |
4. | Invoering van een Engelstalig examensysteem; |
5. | Ontwikkeling van een voorbereidingsprogramma voor vertrekkende studenten; |
6. | Aanpassing van de wetgeving. |
Status realisatie transitie naar het Engels als instructietaal op Sint Eustatius
1 Curriculumontwikkeling voor PO, VO en BO
De ontwikkeling van de nieuwe curricula is vanaf de start van schooljaar 2014-2015 aangepakt in samenwerking met de scholen: er zijn werkgroepen samengesteld voor Engels, NVT en Math (Rekenen en Wiskunde). De werkgroepen hebben leerlijnen en periodeplannen uitgewerkt en er zijn inmiddels nieuwe methodes geselecteerd en in gebruik voor Engels, NVT en Math. Dit hele traject werd aangestuurd door de SLO (Stichting voor Leerplanontwikkeling), in nauw overleg met de transitiecoördinator.
2 Ontwikkeling van NVT lesmateriaal
Reeds voorafgaand aan de transitie naar het Engels is op Sint Eustatius een project geïnitieerd voor de productie van NVT-modules begrijpend lezen en woordenschat. Deze modules waren oorspronkelijk bedoeld om te voorzien in de meest urgente behoefte van de docenten aan NVT-materiaal dat aansluit op de lokale context. Dit in afwachting van de productie van een doorlopende NVTIC (Nederlands als vreemde taal in het Caribisch gebied) methode: een traject dat op dat moment vertraging had opgelopen en na enige tijd om diverse redenen gestaakt moest worden. De productie van de NVT-modules werd opgepakt binnen een samenwerkingsverbandvan de Taalunie met een externe realisator/tekstschrijver. Gaandeweg de productie van het materiaal werd het initiatief breder van opzet: in plaats van sec modules gaat het nu meer richting een methode NVT. Inmiddels wordt het lesmateriaal, genaamd ‘Neder-
lands onder de zon’, ingezet voor de lessen Nederlands op de PO-scholen in Sint Eustatius en Saba. De Taalunie begeleidt de introductie van het materiaal op de scholen van Sint Eustatius en Saba onder meer door de inzet van een ervaren NVT-taalcoach, die de scholen maandelijks bezoekt. Op Sint Maarten loopt momenteel bij drie scholen een pilot met dit materiaal en vanuit andere eilanden van de voormalige Nederlandse Antillen is inmiddels ook belangstelling voor dit materiaal.
3 Assessment en bijscholing Engels voor docenten
Na een tender koos OCW voor een samenwerking met de University of St. Martin (USM) voor de realisatie van een assessment en bijscholingstraject. Dit om te waarborgen dat de docenten een voldoende beheersing van het Engels zouden hebben om in het Engels les te kunnen geven. In het voorjaar van 2015 namen alle docenten op het eiland, inclusief het personeel van de voorschoolse opvang Buzzy Bees en de Mega D Youth Foundation voor naschoolse opvang, deel aan een assessment. Doel van het assessment was om het niveau en de behoeften van de docenten te inventariseren. De docenten werden vervolgens, op basis van de assessment resultaten, ingedeeld in vier niveaus. In zowel het assessment als de training worden vijf vaardigheden onderscheiden: luisteren, spreekvaardigheid, schrijven, lezen en grammatica en spelling. Sinds april 2015 worden de docenten in wekelijkse sessies door taalexperts van de USM klaargestoomd voor de examinering in september 2016, ter verkrijging van het Cambridge Certificate of English.
4 Invoering van een Engelstalig examensysteem
Momenteel werkt de Gwendoline van Putten School (GvP) op Sint Eustatius, in samenwerking met de transitiecoördinator en de Caribbean Examination Council (CXC), aan de invoering van de volgende CXC onderwijssystemen:
- | het CSEC (Certificate of Secondary Education) voor de ‘Academic stream’ (equivalent aan havo); |
- | het CCSLC (Caribbean Certificate of Secondary Level Competence) ten behoeve van de onderbouw. |
Daarnaast oriënteren resp. de GvP en de PO-scholen van Sint Eustatius en Saba zich op:
- | het CVQ (Caribbean Vocational Qualification) voor het beroepsgerichte onderwijs; |
- | de CPEA (Caribbean Primary Exit Assessment) in het PO. Het CPEA toetssysteem is vergelijkbaar met de CITO toets. Voordeel van dit toetssysteem met bijbehorend lesprogramma, is dat het heeft aangetoond de overgang van het PO naar het VO te kunnen vergemakkelijken. |
5.5 Ontwikkeling voorbereidingsprogramma vertrekkende VO-leerlingen
Zoals ook in het haalbaarheidsonderzoek geadviseerd, is het van belang om een voorbereidingsprogramma te ontwikkelen voor studenten die hun opleiding in het buitenland willen voortzetten. Momenteel worden voorbereidingen getroffen voor het kunnen aanbieden van:
- | een intensief programma voor de beheersing van de taal waarin de leerling zijn/haar studie gaat volgen; |
- | training van leerlingen in de competenties die zij nodig hebben voor hun studie en in het dagelijkse leven. |
Daarnaast is in 2014 op initiatief van RCN/OCW het platform ‘Studeren in het buitenland’ opgezet, met leden vanuit alle eilanden van de voormalige Nederlandse Antillen. Dit platform zet zich in voor: een betere voorbereiding van de toekomstige studenten op hun eigen eiland;
- | opvang en begeleiding van studenten in Nederland en in de regio; |
- | de opzet van een centrale database met informatie over erkende opleidingsinstituten in de regio. |
6 Aanpassing van de wetgeving
Op 29 juni 2015 ondertekende de Koning het besluit tot wijziging van Het Tijdelijk besluit Saba Comprehensive School BES in verband met het invoeren van Engelstalig onderwijs aan de Gwendoline van Puttenschool.
Taal in het onderwijs op Saba
Op Saba speelt het Engels al langer een hoofdrol in het onderwijs. In het basisonderwijs is het Engels als sinds het jaar 1986 de instructietaal. In het voortgezet onderwijs wordt sinds de invoering van de examenstructuur van het CXC voor de algemeen vormende stroom in 1990, ook instructie in de Engelse taal gegeven. De leerlingen worden voor Nederlands klaargestoomd om het Cambridge General Certificate-examen af te leggen. Het NVT-materiaal ‘Nederlands onder de zon’ wordt sinds het schooljaar 2014-2015 ook op de PO-scholen op Saba gebruikt en de docenten worden daar sinds het schooljaar 2014-2015 ook ondersteund bij het lesgeven conform de NVT-uitgangspunten.
‘De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld.’ Ludwig Wittgenstein (1889-1951)
- eind*1
- Bij de vaststelling van de eerste onderwijsagenda gold op alle drie de eilanden van Caribisch Nederland qua instructietaal de situatie sinds de invoering van het Funderend Onderwijs, in het jaar 2000, met instructie in de moedertaal in de onderbouw van het Primair Onderwijs (PO). Dit betekent dat op Bonaire het Papiaments de instructietaal was (en nog is) voor leerlingen in groep 1 tot en met 4. Vanaf de bovenbouw PO tot en met het Voortgezet en Beroepsonderwijs vindt de instructie plaats in het Nederlands. Op Sint Eustatius werd tot aan het schooljaar 2014-2015 hetzelfde taalbeleid gehanteerd maar dan met het Engels als instructietaal voor de onderbouw van het PO.
Sinds het schooljaar 2015-2016 is op Sint Eustatius het Engels de enige instructietaal in het PO en in het eerste jaar van het VO. In het VO wordt gewerkt aan een geleidelijke invoering van het Engels als de enige instructietaal. In zowel het PO als het VO heeft het Nederlands de status van sterke vreemde taal.
Op Saba was al sinds het jaar 1984 de instructie in het PO volledig in de Engelse taal. In het VO is de instructietaal daar al sinds het jaar 2000 Engels, sinds de invoering van het Engelstalige examensysteem van de Caribbean Examination Council voor de algemeen vormende stroom.
- eind*2
- Het ‘Language of instruction in Sint Eustatius’ onderzoek werd in 2013 uitgevoerd door de taalexperts prof. Faraclas (Universiteit van Puerto Rico), dr. Ellen-Petra Kester (Universiteit van Utrecht) en lic. Eric Mijts (Universiteit van Aruba).
- eind*3
- Het ‘Haalbaarheidsonderzoek instructietaal Sint Eustatius’ werd in 2014 uitgevoerd door een multidisciplinair onderzoeksteam, bestaande uit Tineke Drenthe (voorzitter), Prof. dr. Wim Meijnen, dr. Rose Mary Allen en prof. dr. Gert Oostindie.