Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes(1669)–Anoniem Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Wyze: La Coquille. ERremgaert kan ik u niet bewegen, Door mijn eindeloos geschrey? Kan uw hart, door zulk een dierbre regen, Niet vermurwen? hoe ik vley, Sucht, of ween, of klaag, of bidt, is 't al verlooren? Heeft het minnevuur op u geen vat? Venus, moeder van de min, is zelfs gehooren; Uit het grondelooze nat. 2.[regelnummer] Zouden wel mijn natte traentjes dooven, 't Vier 't geen in uw boezem leit? Neen dat kan ik, nimmer, nooit, gelooven, Want al 't geen ik heb geschreit, [pagina 119] [p. 119] [...] een Water, nat, maer niet als Zwavelvonkken, [...] een mijn blakent hart zoo fel doet braân; [...]oris minnevlam heeft nooit de Zee verdronkken, [...]er stak zelfs de golven aan. 3.[regelnummer] En hier by verstrekken mijne zuchten, [...]or een stooker, voor een wint, [...]de brant, gelijk in dorp gehuchten, [...]ort te jagen, snel, geswint; [...]er het schijnt ('t is vreemt) dat al wat andre helpen, [...]en u al tegen de natuur; [...]ondende doet gy, gewont, uw wonden stelpen, [...]van water maakt gy vuur. 4.[regelnummer] Wat zal ik, zeg wrange Nimf, dan maken, [...] u eens, in 't ongevoelig hart, [...]or mijn trouw, te treffen, te geraken, [...]t gy eens bewoogen wart? [pagina 120] [p. 120] Schoone, wilt uw slaef, nw minnaer, maer gebieden, Om den drie gekopten helschen hont, ('k Sweer u by den Swavel poel het zal geschieden) Te gaen doôn op Plutoos gront. J. Dullaert. Vorige Volgende