Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes
(1669)–Anoniem Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes– Auteursrechtvrij
[pagina 121]
| |
En den Mensch verschrikking baart,
Zoo doet gy,
Ook met my,
Want ik ly,
Dusent smerten door uw felle tiranny.
2.
Als ik roem uw schoon gezicht,
't Geen de minnevlammen sticht,
Of d'edle rozemont,
Die wont,
En weder maakt gezont;
Zegt gy, 't zijn maar vleyeryen,
Die de min den verliefden leere;
Zotternye,
| |
[pagina 122]
| |
Die het hooft,
Vaak berooft,
Van verstant, 't geen dwaas verkeert.
Een gemoet,
Opgevoet
Staag in deugt,
Lacht met zulke losse grillen van de jeugt.
3.
Maer, mijn waerdîge Engelin,
Dorimea, ik bemin
U niet, zoo los, zoo licht,
Als 't wicht,
Van Venus Vlammen sticht.
Gy staet in mijn hart geschreven,
| |
[pagina 123]
| |
Diep met letteren gegraveert;
Die mijn leven,
En de tijt,
Nooit verslijt,
Maer de door ten spijt braveert.
Als mijn ziel,
Charons kiel
Moet betreên,
Zal mijn trouw nog leven, door alle eeuwen heen
4.
Wilt gy grooter proef van my?
Kan het lijden, dat ik ly,
U niet vernoegen? 'k zal,
Het al
| |
[pagina 124]
| |
Volbrengen, zelfs mijn val.
Wil ik dalen na de rijken,
Door al d'ydle wooningen heen?
Daar de lijken,
Van de doôn,
Plutos troon,
Naderen met trage schreên.
Dorimeen,
Ik alleen,
Zal de bruit
Van Eneas, tarten door mijn liefden uit.
J. Dullaart.
|
|