Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes(1669)–Anoniem Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] Wyze: Erremgaart kan ik u niet beweegen? ZUlt gy dan, uw diergezwooren eeden, Zoo lichtvaerdigh overtreên? Gaf ik u, zeg, Celimor, ooit reeden, Dat gy nu zoo los gaat heen? Waarom hebt gy my dan, zeg, zo zwaar doen zweeren, En mijn handt gedrukt in uwe handt? Wilde menschen, leeuwen, tygers, felle beeren, Bruyken meerder trouw, verstandt. 2.[regelnummer] Gy zwoert my, dat Jupijns donderklooten, Eer als gy zout van my gaan, U in 't graf, by Pluto zouden stooten, Drijven door de donkkre baan, Daar veel duzent schimment langs den oever dwalen, Hondert Jaren wachten, eer dat d' oude boot, [pagina 90] [p. 90] Van den grijzen Veerman, haar komt overhalen, Die'r nog wel te rug dan stoot. 3.[regelnummer] Let eens op de minnaars, die daar zwoeren, Hun beminde trouwe trouw; Siet hoe zy, op 't laatst, daar over voeren: Heeft Eneas niet, in rouw, Na zijn Didoos doot, door veele ramp gezwurven? Is de schoone Paris, d'edle Frigiaan, Doen hy zijn Enoon verliet, niet zwaar gesturven? Als Patroclus den Dardaan. 4.[regelnummer] Jupiter en laat hem nooit bespotten, Juno acht de trouw te hoog. Attila, dat monster, hooft der Gotten, Doen hy voor de liefde boog, Van Sint Ursul met haar ellef duizent maagden. Die hy gruwzaam, tegens eedt en woort, [pagina 91] [p. 91] Als een bloetdronk beest, ten duistre grave jaagden, [...]oock gruwelijck versmoort. 4.[regelnummer] En ik neem de Gooden tot getuigen, [...]elimor, dat ik mijn trouw, [...]onverwrikbaar, schuddend' heb doen buigen, [...]rots Lukrees, de kuischte vrouw. Die, hoewel dat Sextus hadt haar eer geschonden, Nooit heeft haar ellenden overleeft; [...]' Opper-vader die de harten kan doorgronden, Altijt loon na werken geeft. Amanter. Vorige Volgende