Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes
(1669)–Anoniem Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes– Auteursrechtvrij
[pagina 49]
| |
2.[regelnummer]
Schelle Nachtegalen, gy,
Die zoo vrolijk in de bladen,
Zonder droeve druk beladen,
Spot met 's minnaars slaverny;
En gy zilvre beek, wiens stroomen,
My zoo dikmaals zagen gaan,
Droevig, vroolijk weder - koomen,
Van daar Venus Roozen staan.
3.[regelnummer]
Gy hebt beiden, in de nacht;
(Och wie kan de Min ontvluchten?)
My zoo dikmaals hooren zuchten,
Klagen droeve Minne - klacht;
Dat gy, door mijn smart bewoogen,
My, gelijk als d' Echoos deén,
Antwoorde; ach! zy sluit haar oogen.
Ermgaarts hart is hart als steen.
| |
[pagina 50]
| |
4.[regelnummer]
En mijn overdroeve Luit,
Die zoo vroolijck pleeg te quelen,
En van Hymens vreugt te spelen,
Hoe dat Pafos wiert de Bruit;
Mengt haar schorre en nare toonen,
Onder deeze Rouwparty,
Zoo bedrukt, dat Cybles Soonen,
Klagen om mijn slaverny.
5.[regelnummer]
Maar mijn wrange laangoddin,
Sluit haar vensteren, haar ooren,
Wil niet na mijn klagten hooren,
En belagt mijn trouwe Min;
Dog ik hoop dat Cupids schigten,
Dat verstaalt en trots gemoet,
Nog eens buigen zal, doen zwigten,
Nedrig kussen Venus voet.
J. Dullaert.
|
|