Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes(1669)–Anoniem Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Op Ermgaarts Kusjens. HEt zijn geen kusjens die mijn Engelin my geeft, Wanneer haar montje kleeft, Zoo lymig aan het mijn, Waar door mijn zieltje waant in Jupijns troon te zijn. Neen 't is een ander zoet, ik pleeg wel eer te kussen, Om mijne lust te blussen, Maar hoe ik Errem gaart meer kus, en zy my weêr, Hoe dat mijn minnegloên ontsteken, meer en meer. Wat magh'er Groote Goon, zoo stil verborgen slippen Uit haar robijne lippen? Vers als een waterkant, En die, zoo koel bespoelt, ontsteken zulk een brant? Nu weet ik het geheim: haar purpre lippjens vloeyen [pagina 48] [p. 48] Van 't nat, het geen quam sproeyen In venus schulp, doen zy, Gebooren uit de zee, omringt van minnery, Zoo spoedigh, door de baren Der zee, te Pafos quam, als Koningin, gevaren. Amantes. Vorige Volgende