Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes(1669)–Anoniem Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Gezangk. Toon: La Suedoize. DE Minnegodt, Voor wie het al moet zwichten, Zelfs Febus, Godt der lichten, Ja Plutoos wreede Hydraoth; Moet buigen voor het fier gelaat, 't Geen Junoos heerlijkheit te booven gaat, In edle deftigheit; Laat Paris richten, Ermgaarts Majesteit. 2.[regelnummer] Hadt, booven driên. Gaan met den appel stryken, [pagina 31] [p. 31] (Wie zouw daar voor niet wyken?) Indien hy haar maar hadt gezien. Natuur, als zy gebooren wiert, Brak, doen sy sagh dees spruit zo schoon versiert, De vorm (en't most geschiên) Om geen gelijken, Meer van haar te zien. 3.[regelnummer] De Zon, de Maan, Die heldre Star in't Noorden; Die Jupiter bekoorden. Caliste, schoonder als Diaan; Zijn alle zonder wedergâ. Zoo doet mijn schoone meê die geen genâ, Dan uit verdienst betoont, Geveynsde woorden Heeft zy nooit beloont. [pagina 32] [p. 32] 4.[regelnummer] Laast als het licht Van Hymen was verdronken, Daar Pafos Zoon de vonkken, In 't hart meê van de Minnaars sticht; En heel de hemel ongerust, Om dat de Minnetoorts was uitgeblust; Vrees niet, riep doen Diaan, Want Ermgaarts lonkken, Steeken 't alles aan. 5.[regelnummer] Flux is de Min, Met zijne Toorts gevloogen, En stakze aan bey haar oogen, De vlam die vloog'er daadlijk in. Vrouw Venus nam haar Roozekrans, Van blijdschap (zoo vol luister en vol glans) En gafz'er tot een loon. [pagina 33] [p. 33] Wie uit den hoogen, Kreeg oit schoonder kroon? 6.[regelnummer] O Erremgaart, Kunt gy het al ontsteeken; Zelfs koude Waterbeeken? Zoo zijn de Goôn uw' min maar waart. Is 't wonder dat ik dan versmelt, Gelijk een droppel daauw op 't grazig velt, Door 't hete Zonnelight, Voor 't brandent teeken, Van uw Schoon gezight? J. Dullaert. Vorige Volgende