Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes(1669)–Anoniem Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Wijze: La Cardenale. LAast als Venus wufte blinde Zoon, Zijn koker hadt geladen; Daalden hy uit 's Hemels hooge troon, By Tirus waterbaden; Onder schaauw van bladen, Daar Apol, de broeder van Latoon, Ter sluik zijn min verzaden. 2.[regelnummer] Hy hadt zijn Leukotoé gevat, Omhelst met bey zijn armen; Zuchtende, och mijn lief, mijn lieve schat, Ach wilt u doch ontfarmen, Over my erbarmen; Zie, ik ben de Godt van't Zonnerat, Die 't aartrijk komt verwarmen. 3.[regelnummer] Pallas is mijn zuster en Diaan, [pagina 28] [p. 28] Uit Jupyns bloet gesproten, Hy heeft in gedaante van een Zwaan, Wel Ledaas min genooten, Zult gy my verstooten? Dan zal ik het aartrijk van de Maan, En van mijn licht ontblooten. 4.[regelnummer] Maar de Maegt bleef even stuurs en koel, Gelijk de Beer in't Noorden; Als 't kristal van een bevrooze poel, Wanneer de groene boorden, Die het oogh bekoorden, Zijn verdort van't Levendigh gevoel, En door de kouw versmoorden. 5.[regelnummer] Maar de Min trok doen een pijl heel spits Uit zijn vergulde kooker, En, door't groen, schoot hy die vlugge flits, [pagina 29] [p. 29] Een rechte vlammestoker, Die gelijk een mooker, 't Harde hart versmeden, eerst zoo bits, En al haar fierheit dook'er. 6.[regelnummer] Zy zeeg neúr op Febus Zonneborst; En zuchten; wreede Goden! Hebt gy my verwonnen door de vorst Der liefden, al te snooden, Kost gy my niet dooden? Want mijn hart, nu heet, na liefde dorst. Doen heeftz'er mont gebooden. 7.[regelnummer] Maar de Godt die's Hemels blauwe trans, Verheerlykt met zijn stralen, Ley van't hooft zijn gulde Zonnekrans, Sprak schoone, laat nu dalen, Hoogmoet, 'k zal verhalen, [pagina 30] [p. 30] Hoe Euroop gewaagt heeft deze dans, Op Tetis blaauwe Zalen. J. Dullaert. Vorige Volgende