Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes(1669)–Anoniem Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Toon: Hou Charon. 'TWert eenmaal tijt van scheyden en vergaren, D'een Zeebaar slaat vervolgens d'andre baaren, Zoo vliecht de tijt die nimmer stille staat. De vreugden die wy dikmaals t'zaam genooten, En u noch my in 't minste niet verdrooten, Sturf vroeg te laat. 2.[regelnummer] Wat hebben wy in zoete minneryen, Elkaar gestreelt, gekust, en dan by tyen, 't Vermakelijkst genooten dat de min, [pagina 18] [p. 18] Op aarde kan een trouwe minnaar schenkken; Uw vriendlijk oog, uw zuchten, lachen, wenkken, Steelt yders zin. 3.[regelnummer] Astré, als gy met opgeschorte kleden, Als een Diaan met my door 't velt gingkt treden, Of menden op de wagen 't weeldrig paart; Zag elk u aan voor d'eelst' der Amazoonen, Pentezile, plach haar zoo te vertoonen, By 't bloedig zwaart. 4.[regelnummer] Ach als ik denk aan Voorburgs groene weyen, Daar wy van 't paart, gestegen, met ons beyen, Neêrdooken dicht by d'edle waterkant; In schaduwe en 't gelommerte van d'elzen, Hoe zoetjes bluschte ik toen met u t'omhelzen, Mijn minnebrant! 5.[regelnummer] Astré, helaas! ik moet u nu verlaten, [pagina 19] [p. 19] Door noot geperst, maar nimmer zal ik haten, U die my zoo veel weelde en wellust schonk. Schoon dat ik u mijn Engel nu moet derven, Zal mijn gedacht' in uwe nooit versterven, Daar blijft een vonk. Amanter. Vorige Volgende