Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes(1669)–Anoniem Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Gezangk. Toon: Je voudrois bien ô Cloris. NEen Ermgaart neen, gy moogt'er tegenstreven, Ik zeg (en blijf 'er by) dat uw gebit, Van parelen is aan elkaâr geregen; En uw gezigt 't geen in een hemel zit, Van wit Albast en blakende Robynen, Twee Zonnen zijn die over 't aartrijck schynen. 2.[regelnummer] De dartle Min, die vlugge vlammestooker, Trok doen gy met uw Valkoog waart ter jacht, [pagina 20] [p. 20] Een scharpe schicht, uit zijn vergulde kooker, En spanden d'elpeboog uit al zijn kracht, Hy schoot, als of hy doelden na u leven, Maar Pallas heeft den pijl ter zyd gedreven. 3.[regelnummer] Waar is mijn kracht, riep Venus blinde Jongen En trok zijn hair van boosheit uit het hooft, Daar ik den Dondergodt meê heb gedwongen? Zal deze Maagt (wie had dat ooit gelooft?) Mijn macht bespotten door een fiere loosheit? Hy brak sijn boog en pijllen doen van boosheit. 4.[regelnummer] Nu dat de Min geen kracht heeft u te dwingen Zijt gy, ô Ermgaart, kouder als het ys; Wanneer ik u van ware min kom zingen, Ontvlucht gy my door bossen wit en grijs, Van wintersneeuw, belust op 't wilt te jagen, O Ermgaard, zegh? wie zal u noch behagen? J. Dull. Vorige Volgende