Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes(1669)–Anoniem Clioos Cytter, slaande aardige gezangen, nieuwe wyzen, geestighe steekdichjes en brandende minnekusjes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Toon: Petit Altesse. MYn ketenen verstrekken my tot weelden, 't Gevangenhuis een vroolyk lustprieel; Kan ymant zig meer vreugt verbeelden? Schoon dat hem streelden, de zoetste keel, Door't eêl geluit van een vergoode stem, Noch gaat myn kerkers vreugde boven hem: 2.[regelnummer] Laat andren in haar duistre kerker zuchten, Ik zwem' er in een zee van zielvermaak. Ik zoek myn sluitvoogt niet t'ontvluchten, Geen quaâ geruchten, doen myne zaak, Verslimmen voor myn zoete rechteres, Die wetten geeft gelyk de Schuimgodes. 3.[regelnummer] O als ik denk om d'aangename boeyen! Die my't Cipiertje dan om d'armen sluit, Begint myn hart van vreugt te gloeyen, [pagina 6] [p. 6] En voelt weer groeyen, een vlam die uit Haar zelven in den Kerker eerst onstak, Zoo dikmaels als de min myn banden brak. 4.[regelnummer] Als zy my voert ter vierschaar daar de liefde, In Themis plaats zit op het banktapyt; Met oogen die myn ziel doorgriefden, En my beliefden, een korten tyt; Dan smelt myn hartt en zieltje in hare schoot, Wie sturf op aarde ooit aangenamer doot? 5.[regelnummer] Hoe aangenaam zyn haar robyne lippjens! Hoe poezelblank haar hagelwitten hals! Haar oogjens zyn als minneknippjens, Heur tepeltippjens, koralig mals; Wanneer zy zucht ontsteektse 't kouste hart, En doet zyn ziel gevoelen minnesmart. 6.[regelnummer] Cipiertje ach, ach hout my nog lang gevangen, [pagina 7] [p. 7] En boeit my vast, en doet my vry van all's, Wilt d'allerzwaarste ketens hangen, Die 't felste prangen, om mynen hals, Noch zult gy my nooit hooren klagen, dat Ik by u al te streng gevangen zat. Amanter. Vorige Volgende