Bzzlletin. Jaargang 32
(2003-2004)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |
1.Achter mijn rechterschouder dwalen geesten (als vignetten). In die schouder een koud gevoel. Verder: ‘Ik heb het gevoel dat er buiten mij nog vier mensen in de kamer aanwezig zijn.’ | |
4.Doorheen de woning twee coördinaten: kelder - vloer/ horizontale. Grote horizontale uitdijing van het huis. Zich aaneenrijgende vertrekken waaruit muziek opklinkt. Mogelijk ook verschrikking van de gang. | |
5.Grenzeloze welwillendheid. Dwangneurotische angstcomplexen vallen weg. Het mooie van het ‘karakter’ manifesteert zich. Alle aanwezigen iriseren in het komische. Je laat je tevens volstromen met hun aura. | |
6.Het komische ontstaat niet alleen uit gezichten, maar ook uit gebeurtenissen. Je zoekt een aanleiding om te kunnen lachen. Mogelijk dat daarom zoveel op je afkomt als ‘gearrangeerd’ of ‘gezocht’: opdat er om gelachen kan worden. | |
8.Samenhang; verschil. Als je glimlacht voel je een vleugeltje uit je groeien. Verwantschap tussen glimlachen en fladderen. Er is een gevoel van gedistingeerdheid onder meer omdat je denkt dat je je in feite nergens wezenlijk mee inlaat: dat je je, hoe diep je ook probeert door te dringen, steeds op een drempel ophoudt. Een soort spitzendans van het verstand. | |
9.Opmerkelijk dat je in nogal lange zinnen gaat spreken. Ook dit houdt verband met horizontale uitdijing en (wellicht) met lachen. | |
[pagina 15]
| |
11.Onwillig om informatie te geven. Rudimenten van een staat van vervoering. Grote gevoeligheid voor open deuren, luid gepraat, muziek. | |
12.De indruk ontstaat Poe nu veel beter te begrijpen. De toegangspoorten tot de wereld van het groteske lijken zich te openen. Maar ik wilde niet naar buiten. | |
13.Oven van kachel wordt kat. Bij het woord gember verandert het bureau plots in een fruitstalletje waarin (ik) direct weer het bureau herken. Dat herinnert me aan 1000 en één nacht. | |
14.Tegenzin, moeite met het volgen van andermans gedachten. | |
15.De positie die je in de kamer bezet, lijkt niet zo vast bepaald als anders. Het lijkt ineens - dat overkwam me heel even - alsof de kamer vol met mensen zit. | |
17.Ik heb geen enkele zin om me over zaken uit het dagelijkse leven, de toekomst, feiten, politiek, te bekommeren. Gerichtheid op de intellectuele sfeer zoals fanatici dat soms zijn op de seksuele, je wordt erdoor opgezogen. | |
18.Met Hessel na afloop naar het café. Even afscheid van de geestenwereld. Knipogen. | |
19.Wantrouwen met betrekking tot het eten. Een bijzonder en nogal uitgesproken geval van het gevoel dat je bij wel meer dingen hebt: ‘dat meen je toch niet om er zo uit te zien!’ | |
20.H(essel)s schrijftafel verandert een seconde lang in een fruitstalletje wanneer hij het over ‘gember’ heeft. | |
[pagina 16]
| |
22.Wat opvalt is dat je de oorzaken van remmingen die uit bijgelovigheid ontstaan en die je anders niet zo makkelijk een naam geeft, nu nogal impulsief en zonder veel weerstand uitspreekt. Schiller schrijft in een elegie: ‘De twijfelende vleugels van de vlinder’Ga naar voetnoot1. Dit met betrekking tot de samenhang tussen het hebben van vleugels en het gevoel van twijfel. | |
23.Je wandelt over dezelfde paden van het denken als altijd. Maar nu lijken ze met rozen bestrooid.
Vertaling: Yves van Kempen Walter Benjamin (1892-1940) |
|