Bzzlletin. Jaargang 32
(2003-2004)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |
AlbatrosTurend naar de einder en een vale vlag
denkt de boots aan vrouw en kind,
schiet de stuur de zon
en morren boven klotsend kielwater en drek
de maats verdoofd door oliewalm en houtsmook.
Baardschrabbers advies is sloten bier en wijn te zuipen.
Geen scheurbuik en root melesoen,
geen beriberi zal in het donker ingewand
zijn zieke kiem verspreiden.
In dit harnas van uitgebeten huid,
van zweet en dood en almaar wijkend water,
blaas ik een albatros.
In dit verhaal van grof geschut en makke metaforen
zweeft nu een bloesem zacht naar binnen,
sneeuwblauw en met een geur van eeuwen touw en pek.
Hollands leven op de woeste baren
krimpt in cijfers en patronen,
sterft in lelijkheid.
Wat rest zijn onze helden,
leeuwen van de zee.
| |
[pagina 15]
| |
Beboterd schipKlamp je maar vast aan mijn schip,
glij af langs hout vol alg en scherpe schelpen.
Laat je schavielen langs mijn voze buik.
Tuimelend in zielen.
Zo groot geschapen glimmend zwart,
langharige Michiel, god en admiraal,
held in zware wind en vreeswekkend scheepsjournaal.
Het galjoen de Zeven Provinciën
zwalkt door mijn brein van schetterende lampen.
Ik zondig binnencamers met de scheepsmodellen,
snauw van gantscher harte op al wat dor en saai is.
Ik ben het wezen van druilerig land,
ik ben de boter op romp en ra.
| |
[pagina 16]
| |
In zee begravenZo mooi begraven in een klont van lekkend marmer,
jij koele minnaar van de zee, geile hijger in het bad van
zoveel zwemmers. Met jou brak het schip
dat levend hield de taal van pompen of verzuipen.
In jouw havens leg ik aan en foerageer
de idioten en de hoeren. Ik pleeg een moord, mijn vriend,
ik enter laffe schepen, bewaar mijn hartaanval voor jou,
mijn hersendood voor jou. Voorgoed koester ik
jouw dierlijk aura.
| |
[pagina 17]
| |
I'm Waiting for the ManStuur hem terug naar onze kust, in vol ornaat,
met zijn Christusharen wapperend in een witte storm.
Als ongelovigen zullen wij zijn wonden betasten,
hem indrinken als een oude en volmaakte wijn.
Bestevaer, keer terug!
Ransel farizeeërs uit hun holen,
red ons van de middelmaat, van de platte handelsgeest,
van de dictatuur van het gewone. Hier is
cabaret de hoogste vorm van kunst,
voetbal poëzie.
Doorboor het grauwe land met pijlen.
Slinger bliksems, diamanten speren.
Vertrap en toon de worm je stigmata.
Toon het summum, Zoon.
Toon je doornenkroon en stalen halsberg.
| |
[pagina 18]
| |
Mater dolorosaBij nacht en ontij werpt zij
verzwolgen zonen op haar kusten,
opgeblazen vadsig vlees
op een inktwit strand geslingerd.
Hij ligt daar als een dode vis, de eens
zo woeste bonk, de lang vervloekte wildebras,
de hondshaai met het lepe oog.
De moeder treurt nu zij haar kroost
zo onflatteus heeft teruggeschonken
aan onbeduidend land.
Haar handtekening daarop
een afgeschreven misbaksel,
onleesbaar woord en waterig schriftuur.
Ze buigt voorover en luistert,
hoort alleen het ruisen van zichzelf.
Hans Dekkers debuteerde in 1994 met de roman Begrafenis van de sardine. Hierna verschenen bij De Bezige Bij: Black-out (roman, 1997), De vloek (verhalenbundel, 1999) en Het vijfde kwartier (roman, 2000) en het toneelstuk Op weg naar het hart (2000). |
|