[Nummer 287]
Voor de lezers
van de redactie
Toen wijlen Redbad Fokkema een poëziegeschiedenis publiceerde, kondigde hij daarin een apart deel aan over de Vlaamse poëzie. Iedere schrijver of samensteller van een literatuurgeschiedenis heeft het er moeilijk mee: de Vlaamse literatuur maakt wél en niet deel uit van de Nederlandse. Enerzijds lijken er exclusief Vlaamse schrijvers te bestaan die nauwelijks tot ‘boven de rivieren’ doordringen, anderzijds zijn er Vlaamse schrijvers die hun werk vrijwel uitsluitend bij Nederlandse uitgeverijen laten verschijnen.
Dit nummer van BZZLLETIN dat gewijd is aan de Vlaamse letteren, is ook gebaseerd op een enerzijds-anderzijds: ten eerste zijn er essays die historische en literaire aspecten van de Vlaamse literatuur belichten, daarnaast is er een ruime en gevarieerde keuze uit recent, nog niet gepubliceerd werk van hedendaagse Vlaamse auteurs.
Pieter van Dyck houdt het werk van onder meer Dirk van Bastelaere en Peter Verhelst tegen het licht, uitgaande van het begrippenpaar etisch-esthetisch postmodernisme. Bert Bultinck gaat in op het gebruik van de Vlaamse taal in de literatuur van Vlaanderen en Chris van de Poel op de Franstalige Vlaamse literatuur. Anne Decelle bespreekt in haar essay het werk van de dichter Paul Bogaert, met name diens Circulaire systemen.
Van Bogaert is verder een nog niet eerder gepubliceerd gedicht opgenomen en ook Geert Buelens, Kristiaan de Wachter en Peter Holvoet-Hanssen dragen met gedichten bij aan dit nummer. Van laatstgenoemde is bovendien een fragment afgedrukt uit zijn komend voorjaar te verschijnen novelle De vliegende monnik. Verhalend proza is er van Saskia de Coster en Luuk Gruwez.
De redactie van BZZLLETIN hoopt met dit nummer een bijdrage te leveren aan de kruisbestuiving tussen de Vlaamse en Nederlandse letteren en de lezer een kleine staalkaart te bieden van de contemporaine Vlaamse literatuur.