Bzzlletin. Jaargang 31
(2001-2003)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |||||||||
Onno Kosters
| |||||||||
[pagina 26]
| |||||||||
en een jonger broertje van een van hen aanhoort: - Nasty bold Jacky! she cried. Met de teksten uit zijn heldenjaren als basis begint Joyce in 1915 aan het grote werk, Ulysses, dat in zekere zin de afronding is van de reeks gevormd door de epiphanies', ‘A Portrait’, Stephen Hero en Portrait. Het wordt in 1922 gepubliceerd. De 17 jaren die volgen op de publicatie van Ulysses besteedt Joyce aan het meester-, sommigen menen monsterwerk Finnegans Wake, dat in 1939 verschijnt. Onze held is dan een oude man, uitgeput door het leven en het schrijven zelf. Hij overlijdt op 13 januari 1941, 59 jaar oud, aan een doorgebroken maagzweer. | |||||||||
[pagina 27]
| |||||||||
In deze bijdrage beschrijf ik in het kort de wordings- en ontwikkelingsgeschiedenis van ‘A Portrait of the Artist’, Stephen Hero en Portrait De nadruk ligt op de ‘epiphanies’ als onderliggende bron en op samenhang tussen de drie teksten, waarbij ik een paar keer een uitstapje naar Ulysses en Finnegans Wake maak. De samenhang tussen de drie teksten weerspiegelt in het klein de eenheid van Joyce's oeuvre als geheel: het werk van Joyce is in wezen één lange ketting van teksten, die op meerdere, gecompliceerde manieren aan elkaar zijn geschakeld, waarbij vooral einde en begin als scharnieren fungeren. Joyce zelf vergeleek zijn werk wel met The Book of Kells, een middeleeuws evangeliënboek. Dat boek bevat een grote hoeveelheid illustraties, variërend van apostelen tot fabeldieren, die net als de beginkapitalen, de tunc-letters van elk hoofdstuk, zo ingewikkeld, zo in elkaar verwikkeld van opzet zijn, dat alles met alles verband lijkt te houden. Het effect staat bekend onder de naam interlace. Voor een uitgave van een fragment uit Finnegans Wake, The Mime of Mick, Nick and the Maggies (1934), werd door Joyce's dochter Lucia het ontwerp voor een op The Book of Kells geïnspireerde tunc-pagina geleverd.
Hold to the now, the here, through which all future plunges to the past. (U 9.89)
Begin januari 1904 vernam Joyce dat de onderbibliothecaris van de Irish National Library, W.K. Magee, en de schrijver Fred Ryan van plan waren een nieuw ‘intellectueel’ tijdschrift op te richten. Het zou Dana genoemd worden, naar de Ierse godin van de aarde. De ondertitel zou A magazine of independent thought gaan luiden. Joyce, bijna 22 jaar oud, schrijver in wording, besloot ogenblikkelijk kopij te leveren. Op 7 januari 1904 schreef hij | |||||||||
[pagina 28]
| |||||||||
zijn bijdrage, waarvoor zijn broer Stanislaus - tevens onbezoldigd biograaf van James, alsmede geldschieter, kop van Jut, maar ook ‘slijpsteen’ (‘whetstone’, U9.977) van zijn broers ideeën - met succes de titel ‘A Portrait of the Artist’ zou suggereren. In ‘A Portait of the Artist’ vermengt Joyce een vorm van fictie en filosofisch tractaat om te komen tot even verheven als diepzinnige beschrijving van de kunstzinnige bewustwording van een anonieme jongeman. Een constante die ook in Joyce's latere werk optreedt, is de overweging dat het heden bestaat uit aaneen gesmede schakels verleden, die evenwel ieder hun eigen betekenis hebben in de manier waarop men vanuit het heden naar het verleden kijkt, en dat beschrijft. Of zoals de openingszin het zegt: The features of infancy are not commonly reproduced in the adolescent portrait for, so capricious are we, that we cannot or will not conceive the past in any other than its iron memorial aspect. Yet the past assuredly implies a fluid succession of presents, the development of an entity of which our actual present is a phase only. (211) Het is in ‘A Portrait of the Artist’ alsof Joyce de filosofische onderbouwing van de structuur van Portrait formuleert. De openingszin van Portrait vertegenwoordigt een uiting van de ‘iron memorial aspect’ waarover de openingszin van het eerste opstel spreekt: Once upon a time, and a very good time it was there was a moocow coming down along the road and this moocow that was coming down along the road met a nicens little boy named baby tuckoo... (P19) En die woorden, het begin van een verhaaltje dat door vader Dedalus aan de kleine Stephen wordt verteld, worden op hun beurt in Finnegans Wake weer aangezet door een duisterder kleuring: Once upon a grass and a hopping high grass it was (FW 516.1-2), en, dreigender nog, Once upon a drunk and a fairly good drunk it was and the rest of your blatherumskite! (FW453.20-21). Richard Ellmann benadrukt in zijn inleiding op ‘A Portrait’ overigens dat het op de eerste plaats als een op zichzelf staand geheel moet worden gelezen. Het zou de tekst tekort doen om meteen te gaan zoeken naar elementen die | |||||||||
[pagina 29]
| |||||||||
in Stephen Hero en Portrait terugkeren. Tegelijkertijd, zo stelt hij, is ‘[t]he pursuit of Joyce s sense [...] not easy. Virtually every sentence in the first two paragraphs resists interpretation. Individual words and phrases remain puzzling no matter how often we reread them.’ De redactie van Dana ondervond hetzelfde probleem in het volgen van wat de jonge Joyce nou eigenlijk wilde zeggen. Het stuk werd geweigerd en bij Joyce's leven nooit gepubliceerd. Magee's reactie op het essay was er een van ongeloof, onbegrip, maar ook bewondering: I handed it back to him with the timid observation that I did not care to publish what was to myself incomprehensible. [...] I imagine that what he showed me was some early attempt in fiction. (203) Magee kon niet weten hoe dicht die laatste observatie bij de waarheid lag: op 2 februari 1904 noteert Stanislaus: Jim [...] has decided to turn his paper into a novel, and having come to that decision is just as glad, he says, that it was rejected. [...] Jim is beginning his novel, as he usually begins things, half in anger, to show that in writing about himself he has a subject of more interest than their aimless discussion. (203)2 Binnen een maand stond het eerste hoofdstuk van deze roman, getiteld - opnieuw op voorstel van Stanislaus - Stephen Hero op papier. Gedurende de jaren die volgden zou Joyce het materiaal uitwerken tot meer dan 900 pagina's manuscript. Van Stephen Hero is alleen een fragment bewaard gebleven, dat in de voor het eerst in 1944 gepubliceerde boekvorm iets meer dan 200 pagina's beslaat. Het begint met hoofdstuk XV, waarin we Stephen Daedalus tegenkomen als ambitieuze student aan University College, Dublin. Joyce beschijft uitgebreid Stephens literaire vorming, de ontwikkeling van zijn esthetische ideeën en de aantrekkingskracht die de Katholieke kerk op hem uitoefent. Ook wordt de lezer een blik geboden op het huiselijk leven van de familie Daedalus. De ‘epiphanies’ spelen als gezegd in Stephen Hero weer een belangrijke rol. De dood van James' broer Georgie bijvoorbeeld, op 9 maart 1902, wordt weergegeven in epiphany 19: [Dublin: in the house at Glengariff Parade: evening] | |||||||||
[pagina 30]
| |||||||||
Mrs Joyce (Do you know anything about the body? ...What ought I do? ...There's some matter coming away from the hole in Georgie's stomach... Did you ever hear of that happening? De scene wordt in Stephen Hero vrijwel woord voor woord overgenomen, wanneer Joyce de dood van Stephen's zusje Isabel beschrijft: He heard his mother's voice addressing him excitedly like the voice of a messenger in a play: Het heldendom van de hoofdpersoon waarnaar de titel van het boek verwijst, moet worden gezien in zijn positie als hoogbegaafde eenling. Hij is het die zich staande houdt tussen zijn benauwende omgeving (opleiding, vrienden, gezin), waar hij zich na verloop van tijd steeds verder van losweekt. De kracht van de tekst schuilt in de zorgvuldigheid waarmee Joyce de positie van zijn held beschrijft en diens innerlijke overwegingen voor het voetlicht brengt. Tegelijkertijd weet de schrijver nog niet te kiezen tussen belangrijke en minder belangrijke gebeurtenissen. Bijna alle incidenten, ontmoetingen en reflecties zijn van dezelfde orde, van vergelijkbaar belang. Joyce is de romankunst nog niet meester. Het feilen van Stephen Hero wordt de auteur zelf na een aantal jaren ook duidelijk en hij besluit in 1907 zijn werk aan Stephen Hero af te breken en het manuscript als bron te gebruiken voor Portrait.Ga naar voetnoot2 Joyce's Portrait vormt het tegengestelde van de ongebreidelde woordenstroom die Stephen Hero is. Ademt Stephen Hero nog de jeugdige overmoed van de jonge held die de schrijver ten tijde van de compositie ervan was, Portrait is een zorgvuldig gecomponeerd werk, waar de ruwe kantjes van zijn weggeslepen. Ons wordt een beeld voorgespiegeld van een kunstenaar in wording, waarbij alle incidenten bijdragen aan dat beeld. De jonge Dedalus | |||||||||
[pagina 31]
| |||||||||
wordt heen en weer geslingerd tussen de roeping van priester en de lokroep van de muze (die zelfs de gedaante van een hoer kan aannemen); beide extremen en Stephen reactie erop wordt uitgebreid de spiegel voorgehouden. De samenhang van beelden en diverse stilistische en compositorische technieken maken het boek tot het, na Dubliners, tweede rijpe meesterwerk van Joyce. A Portrait of the Artist As a Young Man neemt de nodige afstand in acht, nodig voor een evenwichtige roman waarin de rijpere kunstenaar zijn jongere ik kan doorzien. De rijpere kunstenaar begrijpt tegelijkertijd dat alleen dankzij de onrijpheid van zijn jongere ik, dankzij de wegen die hij heeft moeten bewandelen om tot dit boek te komen, dit boek er is gekomen. En dat besef is zichtbaar in het uiteindelijke boek. Het portret ontrolt zich als een film, waarin we de held van kleuter tot schooljongen tot student zien opgroeien, waarna hij zijn ware roeping achterna gaat: 26 April: Mother is putting my new secondhand clothes in order. She prays now she says, that I may learn in my own life and away from home and friends what the heart is and what it feels. Amen. So be it. Welcome, O life! I go to encounter for the millionth time the reality of experience and to forge in the smithy of my soul the uncreated conscience of my race. Famous last words. A Portrait rondt daarmee een periode af die zijn weerslag vond in de ‘epiphanies’, ‘A Portrait of the Artist’, Stephen Hero en A Portrait of the Artist As a Young Man zelf. Portrait vormt tegelijkertijd de opstap (of beter, de val: Dedalus blijkt vooralsnog een Ikaros) naar Ulysses; een door Joyce bewust gecreeërde beweging: het begin van Ulysses was oorspronkelijk bedoeld als het einde van Portrait
See this. Remember (U 9.294)
Ik heb in een eerder stadium aangestipt hoe het heden, van waaruit Joyce zijn zich in het verleden afspelende werken schreef, dat verleden kleurt. Ten slotte nog een voorbeeld hiervan, dat laat zien hoezeer ‘A Portrait’ en de weigering ervan door de redactie van Dana door Joyce wordt gebruikt om ook van Ulysses een portret van de kunstenaar als jongeman te maken. Dergelijke dubble bewegingen, waarin fictie en werkelijkheid zich vermengen en elkaar verstevigen, zien we vaak in Joyce's werk. Het maakt het lezen ervan een eindeloze bezigheid. De twee redacteuren van Dana die meenden Joyce's ‘A Portrait of the Artist’ | |||||||||
[pagina 32]
| |||||||||
te moeten weigeren, duiken op in Ulysses. Dit gebeurt in de negende episode, in het hoofdstuk dat zich afspeelt in de National Library. Magee wordt er John Eglinton genoemd; Stephen Dedalus hoort Eglinton de naam Fred Ryan uitspreken als ‘Fraidrine’ (U 9.1084). Opmerkelijk is hier dat Stephen, Joyce's alter ego, op 16 juni 1904, de dag waarop Ulysses zich afspeelt, blijkbaar wel degelijk bijdragen levert aan Dana - waar hij als een van de weinigen voor betaald wenst te worden: - You are the only contributor to Dana [zegt John Eglinton] who asks for pieces of silver. Then I don't know about the next number. Fred Ryan wants space for an article on economics. Op dat voorstel van Joyce's alter ego wordt echter niet ingegaan - vergelijk wat er gebeurde met ‘A Portrait’. We bevinden ons in episode negen van Ulysses in een Droste-effect; het voorgestelde ‘interview’ verschijnt namelijk wel degelijk (in de vorm van episode 9 van Ulysses:. | |||||||||
[pagina 33]
| |||||||||
So in the future [zegt Stephen], the sister of the past, I may see myself as I sit here now but by reflection from that which I then shall be. Drummond of Hawthornden helped you at that stile. (U9.383-86) Dat Stephen een groot schrijver zal worden, staat voor de deelnemers aan het debat in de National Library vast. Zij vrezen dan ook nu al zijn pen, waarmee hij, in de woorden van Finnegans Wake, zijn eenzame, ‘penisolate war’ (FW3.6) zal voeren. Vooral Buck Mulligan, nog zo'n constante die in andere gedaanten ook optreedt in Stephen Hero en Portrait, zal het moeten ontgelden: ‘He fears the lancet of my art as I fear that of his [denkt Stephen]. The cold steel pen’ (U 1.152-53). De pen. Het enige wapen van de held als schrijver (en van de schrijver als held. | |||||||||
Literatuur
Onno Kosters (1962) publiceerde beschouwelijk werk, vertalingen, gedichten en proza in oa Raster, De Gids, BZZLLETIN en De Brakke Hond. In 1999 promoveerde hij op een studie over het einde in het werk van James Joyce |
|