en, dat doe je onder meer met het taalgebruik.
Waar leken, ik bedoel hiermee met alle respect mensen die geen romans schrijven of juist mensen die dat wel doen maar niet kunnen of onhandige beginners, niet zelden het grootste probleem van maken, is het vertelperspectief in een roman. Ik heb Nederlands gestudeerd en ik moest daar veel teksten lezen van literatuurwetenschappers (leken bij uitstek, zou ik bijna zeggen, ware het niet dat ik op een bepaalde manier ook wel weer veel aan hun werk heb gehad) en die bogen zich vaak juist over dit punt: het vertelperspectief. Dat leverde heel ingewikkelde modellen op met implied authors, auctoriale en personale vertellers, focalisatoren, narratologische stemmen, camera's en god weet wat niet al. Schrijvers denken zo niet. Die hebben een ‘ik’ of een ‘hij’ of een ‘zij’ en misschien wel een ‘wij’ of een ‘je’ en gaan daar met zoveel mogelijk gezond verstand mee om en ook met een zekere onbezorgdheid. Natuurlijk kun je veel fouten maken bij het hanteren van een bepaald vertelperspectief, maar dat zijn technische fouten die door een goede scholing verholpen kunnen worden. Het hanteren van een strak vertelperspectief kun je gewoon leren.
Toch zitten ook hier weer haken en ogen aan, want te dwangmatig omgaan met een vertelperspectief levert doorgaans verschrikkelijke resultaten op. En nu kom ik bij het punt dat voor dit themanummer van Bzzlletin, over jonge romanpersonages, van belang is: die verschrikkelijke resultaten komen juist vaak aan de oppervlakte bij puberromans. De grootste fout die je als schrijver van puberromans kunt maken is, denk ik, dat als je hoofdpersoon een puber is je vervolgens ook meent te moeten schrijven als een puber. Het is anders: je moet schrijven met de belangstelling van een puber maar met de schaduw van de verteller er voortdurend achteraan, eromheen en ernaast. Dat levert een interessante spanning op. De grote Amerikaanse schrijver Henry James had het in dit verband over ‘a controlly grace that successfully rules it’. In zijn magistrale puberroman What Maisie Knew (1897), met in de hoofdrol de twaalfjarige Maisie, heeft hij gedemonstreerd hoe je dat aanpakt. Voortdurend toont James in deze roman de lezer een blik onder het tapijt en dat levert een enerverend vertelperspectief op: wat wij te zien krijgen is alles wat Maisie interessant vindt. ‘Maar let op,’ schrijft James in een veel later dan de roman geschreven toelichting erop, ‘al zijn het uitsluitend haar interesses die aan de orde komen, onvermijdelijk zitten er in de roman ook beelden die nog niet binnen haar bereik liggen en die desalniettemin noodzakelijk zijn wanneer die aspecten óver haar en die ervaringen van haar die ze wel begrijpt worden verduisterd door die zaken die ze op een pijnlijke manier niet begrijpt.’ Ik zal hier geen stijlanalyse maken van James' roman, maar ik kan me nog wel het gevoel van opluchting herinneren toen ik dat boek las en zag hoe James in het hoofd van Maisie kruipt en tegelijkertijd