Bzzlletin. Jaargang 30
(2000-2001)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Hester Eymers
| |
[pagina 4]
| |
Zijn vader, Joaquim de Seabra Pessoa sterft in 1893 aan tbc. Zijn moeder, Maria Madalena Pinheiro Nogueira Pessoa, hertrouwt twee jaar later met commandant João Miguel Rosa. Ten gevolge van diens benoeming tot Portugees consul in Durban vertrekt het nieuwe gezin naar Zuid-Afrika. Fernando bezoekt diverse Engelse scholen, waaronder de Handelsschool, en is een voorbeeldige leerling. In 1905, hij is dan zeventien jaar oud, keert hij terug naar Lissabon om filosofie te gaan studeren. Hij trekt in bij twee tantes en zijn grootmoeder Dionísia van vaderszijde. In zijn kindertijd had hij grootmoeder Dionisia ook al van nabij meegemaakt, aangezien ze toen inwoonde bij het gezin Pessoa. Dionísia was mentaal gestoord en haar vreemde gedrag moet een sterke indruk hebben gemaakt op Fernando. Later zou hij zich regelmatig zorgen maken over zijn eigen mentale gesteldheid. Hij ging zelfs zo ver in naam van een gefingeerde psychiater aan enkele bekenden brieven te schrijven waarin hij hun mening vroeg over zijn psychische stabiliteit. Degenen die hem doorhadden, hielden zich op de vlakte, maar in een brief van een zekere professor Belcher wordt Pessoa ‘een buitengewoon oorspronkelijk denkende jongen’ genoemd, ‘die bij een verstandige koers een veelbelovende of zelfs briljante toekomst voor zich heeft’.Ga naar voetnoot5. Op zesjange leeftijd
Van de filosofiestudie kwam echter niet veel en Pessoa zocht al snel een handelsbetrekking in deeltijd om zich de overige tijd geheel te kunnen wijden aan de literatuur. De filosofie had weliswaar Pessoa's belangstelling, maar hij was en bleef een dichter in hart en nieren. Zelf schreef hij daar later over: ‘Ik was een dichter die werd aangemoedigd door de filosofie, niet een filosoof die was begiftigd met dichterlijke vermogens.’Ga naar voetnoot6. Zijn opvatting van poëzie was beslist een filosofische: ‘Er is poëzie,’ schreef hij, ‘in alles, op aarde en op zee, in de meren en aan de oever van de rivieren. Zij is ook in de stad - laten we het niet ontkennen - voor mij een evident feit terwijl ik hier zit: er is poëzie in deze tafel, in dit papier, in deze inktpot; er is poëzie in het geraas van de koetsen door de straten; in iedere minieme, gewone, belachelijke beweging van die arbeider die aan de andere kant van de straat het bord van een slagerij schildert. Poëzie is namelijk verbazing, verwondering, als van een uit de hemelen in het volle bewustzijn van zijn val gevallen engel die verstomd is door alle dingen.’Ga naar voetnoot7. In het begin schreef Pessoa zijn gedichten nog in het Engels, onder het pseudoniem Alexander Search of Charles Robert Anon. Rond 1908 begon hij in het Portugees te schrijven. De kwaliteit van zijn werk nam snel toe en hij begon zich te bemoeien met de literaire wereld van Portugal. Zijn eerste publicaties waren kritische essays in het tijdschrift A Águia (De Adelaar). Dat was in 1912 en hij had geen beter tijdstip uit kunnen kiezen, want op dat moment begonnen er interviews te verschijnen met belangrijke literatoren waarin hen gevraagd werd naar de toekomst van de Portugese literatuur. | |
[pagina 5]
| |
Pessoa's artikelen kwamen hierdoor extra in de belangstelling te staan en zijn naam was voor eens en altijd gevestigd in literaire kringen. Pessoa zag een geweldige bloei van de Portugese literatuur in het verschiet liggen en sprak van de verschijning van een super-Camões - de dichter Luís de Camões (1524-1580) schreef in de zestiende eeuw dé klassieker van de Portugese letteren, Os Lusíadas (De Lusiaden, 1572), waarin hij de tocht van Vasco da Gama via Kaap De Goede Hoop naar India beschrijft. Zoals later blijkt, zou Pessoa zelf die super-Camões zijn en stemmen geven aan de nieuwe Portugese literatuur. Enkele jaren later richt Pessoa zelf een literair tijdschrift op, Orpheu, maar dat was, hoewel zeer geruchtmakend, geen lang leven beschoren. Er verschenen slechts twee nummers, het derde nummer bleef bij gebrek aan financiële middelen ongedrukt. In de nummers van Orpheu publiceerde Pessoa werk van zichzelf, maar ook van wat hij zijn heteroniemen noemde: personages die een geheel eigen stijl van dichten en denken vertegenwoordigden. Altijd, van kinds af aan,' zo vertelt hij later aan de dichter Casais Monteiro, ‘had ik de behoefte om de wereld uit te breiden met fictieve persoonlijkheden, dat wil zeggen mijn rigoureus geconstrueerde dromen, met fotografische helderheid gezien, in hun ziel doorvoeld. Ik was niet ouder dan vijf en mij, als geïsoleerd kind dat alleen maar zo wilde blijven, vergezelden al enkele figuren uit mijn dromen, ene kapitein Thibeaut, ene Chevalier de Pas, en andere die ik ben vergeten en waarvan het feit dat ik ze ben vergeten, evenals de onvolmaakte herinneringen aan de eersten, een van de grote bronnen van nostalgie van mijn leven is.’Ga naar voetnoot8. We herkennen hier het kind dat in zijn spel zijn eigen speelkameraadjes verzint, maar ook een zekere hang naar mystificatie, naar zich anders voordoen dan men is, het veinzen dat, zoals we eerder zagen, een zo essentieel kenmerk van de dichter is. Eveneens aan Casais Monteiro vertelt hij over het ontstaan van zijn eerste heteroniem. Hij schrijft dat hij probeerde zijn vriend Sá-Carneiro te foppen met een verzonnen dichter, maar die poging uiteindelijk opgeeft. De dag waarop ik dit eindelijk had opgegeven - het was 8 maart 1914 - liep ik naar een hoge commode, pakte een vel papier en begon staande te schrijven, zoals ik altijd schrijf als ik kan. Ik schreef ruim dertig gedichten in één ruk, in een soort roes waarvan ik het karakter niet kan omschrijven. Het was de triomfdag van mijn leven en nooit zal ik er nog eens zo één meemaken. Ik begon met een titel ‘De hoeder van kudden’. En wat vervolgens kwam, was de verschijning van iemand in mij die ik de naam Alberto Caeiro gaf. Vergeef me het absurde van de zin: in mij verscheen mijn meester. Dat was de rechtstreekse gewaarwording die ik had. En deze was zo sterk dat, toen die ruim dertig gedichten geschreven | |
[pagina 6]
| |
waren, ik onmiddellijk een ander stuk papier pakte en, eveneens in één ruk, de zes gedichten schreef die ‘Schuinse regen’, van Fernando Pessoa, vormen. Onmiddellijk en helemaal... Het was de terugkeer van Fernando Pessoa - Alberto Caeiro naar Fernando Pessoa alleen. Of beter gezegd, het was de reactie van Fernando Pessoa op zijn niet-bestaan als Alberto Caeiro.Ga naar voetnoot9. Deze beschrijving geeft Pessoa bijna twintig jaar na dato en zoals zowel August Willemsen,Ga naar voetnoot10. in Nederland de belangrijkste vertaler van Pessoa's werk, als Angel Crespo,Ga naar voetnoot11. zijn Spaanse biograaf, constateren, is het bijna zeker een geromantiseerde weergave van de werkelijkheid. Om te beginnen dateren de eerste gedichten van Caeiro van 1911. De toen geschreven gedichten werden echter nog niet door Pessoa herkend als geschreven door een heteroniem. Ten tweede zijn er slechts enkele gedichten uit de cyclus ‘De hoeder van kudden’ die gedateerd zijn op 8 maart 1914. Pessoa zal er ongetwijfeld een hoop hebben verworpen, zijn standaard lag bijzonder hoog - wat er de reden voor was dat hij tijdens zijn leven bijzonder weinig gepubliceerd heeft - maar het grote aantal van dertig gedichten dat hij hier voorgeeft te hebben geschreven op die bewuste dag, is niet erg aannemelijk. Ten derde heeft Pessoa de cyclus ‘Schuinse regen’ op een andere plaats niet aan zichzelf maar aan het heteroniem Álvaro de Campos toegeschreven. Het lijkt er op dat Pessoa het ontstaan van zijn eerste heteroniem een zuiverder en mystieker gebeurtenis heeft willen laten doen schijnen dan in werkelijkheid het geval was. Nadat hij deze, en later andere heteroniemen, in zichzelf ontdekt had, gaf Pessoa hun een eigen persoonlijkheid door gegevens omtrent hun levensloop te verzinnen. Zo werd Alberto Caeiro geboren in 1889 in Lissabon, waar hij in 1915 stierf, slechts één jaar nadat Pessoa hem ontdekt had. Hij vertegenwoordigde een mystiek primitivisme, door Pessoa het paganisme genoemd, dat ernaar streefde door eenvoud bij de waarheid te komen. Pessoa beschouwde Caeiro als het literair meest begaafde heteroniem, begaafder zelfs dan hijzelf (‘in mij verscheen mijn meester’) en vond al snel twee leerlingen voor hem, Álvaro de Campos en Ricardo Reis. Álvaro de Campos werd geboren in Tavira, een stad in de Algarve, op 15 oktober 1890. Hij werkte als scheepsbouwkundig ingenieur in Glasgow, maar keerde later terug naar Portugal om te gaan rentenieren. Zijn poëtische werk is onstuimig, gevoelsmatig en vertoont overkomsten met de poëzie van Walt Whitman. Ricardo Reis werd in 1887 geboren in Porto en is een jaar ouder dan Pessoa. Hij bezocht een jezuïetencollege, werd opgeleid tot arts en emigreerde naar Brazilië nadat de monarchie in Portugal in 1910 vervangen werd door een republiek. Zijn poëzie is klassiek en vormelijk, zijn grondhouding stoïcijns. De theoretische ondersteuning voor het paganisme formuleerde Pessoa bij | |
[pagina 7]
| |
monde van de filosoof António Mora, waarover verder weinig bekend is. Omdat hij leed aan paranoia met terugkerende neurosen was hij opgenomen in een psychiatrische kliniek waar hij ten slotte stierf. Pessoa vertelt dat hij hem soms bezocht in de kliniek, waar hij wandelend in toga de klaagzang uit de Prometheus van Aeschylos opzei. Bij die gelegenheden zou de filosoof zijn geschriften aan Pessoa hebben overhandigd.
Het idee om met verschillende stemmen tegelijk te spreken is een briljante literaire vondst die een scala aan mogelijkheden opent. Pessoa heeft de heteronymie heel ver doorgevoerd, maar we vinden haar ook al bij de Deense filosoof Kierkegaard, die zich in Oflof voordoet als twee personen, waarvan één dan ook nog eens zogenaamd een kist vindt met papieren van een derde. Kierkegaard beschouwde zichzelf als secretaris van de verschillende personages die hij in zijn werk schiep. Pessoa vergeleek zijn heteroniemen met de personages van Shakespeare en onderhield een veel nauwere band met hen. Hij had het gevoel verdeeld te zijn over meerdere personen en daardoor een leven in meervoud te leiden. Hij heeft deze complexiteit meerdere malen proberen toe te lichten: Pessoa op zevenjarige leeftijd
Ik weet niet wie ik ben, welke ziel ik heb. In het kortgeleden verschenen essay Fernando Pessoa: Het ik als vreemde plaatst vertaler August Willemsen de heteronymie in het bredere culturele kader van het symbolisme. Het symbolisme was toentertijd de toonaangevende literaire stroming in Frankrijk en kende Baudelaire, Rimbaud en | |
[pagina 8]
| |
Mallarmé als belangrijkste vertegenwoordigers. De vernieuwing van de Portugese literatuur moest vanuit Frankrijk gestalte krijgen, want daar bevond zich de literaire avant-garde. Pessoa pikte voor zijn eigen werk die elementen uit het symbolisme die hij kon gebruiken en die Willemsen omschrijft als ‘neoplatonisch getint transcendentalisme’.Ga naar voetnoot13. In verband met de heteroniemen wijst Willemsen op de overtuiging van de symbolisten dat het geschreven woord per definitie niet samenvalt met de geleefde werkelijkheid van de persoon van de auteur. Met andere woorden: het autobiografische is een onmogelijkheid. Men had het dan ook wel over de Entpersönlichung (Hugo Friedrich) of de ontmenselijking (deshumanización - Ortega Y Gasset) van de kunst.Ga naar voetnoot14. In de literatuur werd dit zichtbaar in het uiteenvallen of zelfs de ontkenning van een stabiele identiteit. Niet toevallig viel deze beweging samen met de snel groeiende populariteit van de psychoanalyse - Freud publiceerde zijn invloedrijke Traumdeutung in 1900. Behalve een culturele verklaring van de heteronymie, waarvan ik hier slechts een korte aanduiding heb willen geven, geeft Willemsen ook een meer psychologisch getinte verklaring voor het ontstaan van de heteroniemen. In de eerste plaats probeerde Pessoa te ontsnappen aan het denken. Het denken was in Pessoa allesoverheersend, getuige ook de dichtregel ‘Dat wat in mij gevoel is, denkt’.Ga naar voetnoot15. De heteroniemen interpreteert Willemsen hier als even zovele vluchtwegen voor Pessoa om aan dit allesoverheersende denken te kunnen ontsnappen. De eerste vluchtweg heet Alberto Caeiro. Zijn mystiek paganisme komt neer op een poging niet te denken, maar alleen te zien. Ik citeer enkele regels uit de cyclus ‘De hoeder van kudden’: Wat ik denk van de wereld?
Weet ik veel wat ik van de wereld denk!
Als ik ziek werd zou ik daaraan denken.
En: Essentieel is kunnen zien,
Kunnen zien zonder te denken,
Kunnen zien wanneer men ziet,
En niet denken wanneer men ziet
Noch zien wanneer men denkt.
Denken wordt hier opgevat als een ziekte, metafysica als een typisch menselijke kwaal van het verstand waarmee zo snel mogelijk afgerekend moet worden. De remedie van het paganisme was echter te moeilijk voor Pessoa, veronderstelt Willemsen, de eenvoud van de ziener Caeiro te hoog gegrepen | |
[pagina 9]
| |
voor iemand die zozeer beheerst werd door het denken als Pessoa. Dan doet vluchtweg nummer twee zich voor in de heteronieme persoonlijkheid van Ricardo Reis. Ricardo Reis vertegenwoordigt een streng gelimiteerd denken, dat zich poëtisch uit in klassiek vorm gegeven verzen waaruit een stoïcijnse onaandoenlijkheid opklinkt. Uit de reeks ‘Oden’: Caeiro. Reis en Campos
Heb niets in je handen, noch
Een herinnering in de ziel,
Dan zal, wanneer de laatste obool
Men je in de handen legt,
En men je handen openvouwt,
Niets je ontvallen.
[...]
Pluk de bloemen maar laat ze
Los eer je ze hebt bezien.
Ga zitten in de zon. Doe afstand
En wees koning van jezelf.
Toch voldeed ook deze oplossing niet, aldus Willemsen, want hoewel het denken aan banden was gelegd, werd het gevoel nog steeds weggedrukt door het verstand. Dus beproefde Pessoa een derde vluchtweg in Álvaro de Campos. Dit heteroniem vertegenwoordigt de vervanging van het denken door het gevoel. Bijvoorbeeld in het gedicht Demogorgon: | |
[pagina 10]
| |
In de straat vol vage zon staan huizen stil en lopen mensen.
Een treurigheid vol angst verkilt mij.
Ik voel dat iets gebeuren gaat aan gene zijde van de gevels en bewegingen.
Nee, nee, dat niet!
Alles liever dan weten wat het Mysterie is!
Oppervlak van het Heelal, o Oogleden Geloken,
Slaat u nimmer op!
De blik der Laatste waarheid moet onverdraaglijk zijn!
Laat mij leven zonder iets te weten, sterven zonder te gaan weten!
De reden dat er wezen is, dat wezens zijn, dat alles is,
Moet waanzin brengen groter dan de ruimten
Tussen de zielen en de sterren.
Nee, nee, de waarheid niet! Laat mij deze huizen, deze mensen;
Zo, zonder meer, slechts deze huizen, deze mensen...
Welk verschrikkelijk en ijzig ademen raakt mijn gesloten ogen?
Ik wil ze niet openen uit leven! O Waarheid, vergeet mij!
De gevoelens die Álvaro de Campos verwoordt, zijn verbijstering, angst, vaak ook weerzin en woede. Vanwege de negativiteit van de geuite emoties, de daarin verwoorde frustraties en drang tot zelfvernietiging, concludeert Willemsen dat ook deze laatste vluchtweg voor Pessoa niet werkte. In deze zin noemt hij het heteroniemenproject dan ook een mislukking. Deze conclusie is enigszins voorbarig, want Willemsen trekt haar op basis van enkel de poëzie van drie, weliswaar belangrijke, heteroniemen. Het prozawerk, bijvoorbeeld Het boek der rusteloosheid, geschreven door de heteroniem Bernardo Soares, laat hij buiten beschouwing. Daarbij is de vraag wat we opschieten met een verklaring van de heteronymie in termen van Pessoa's psychische gesteldheid. De interpretatie van het opvallendste en belangrijkste kenmerk van Pessoa's schrijverschap, zijn meervoudigheid, als, onder andere, het product van een persoonlijke psychologische ontwikkeling, voegt niets wezenlijks toe aan het begrip van dat schrijverschap. Een uiteenzetting van de formele en inhoudelijke kenmerken van de poëzie van de heteroniemen kan zeker bijdragen tot een beter begrip, maar het is onnodig deze kenmerken te koppelen aan de psyche van de auteur. Zinvoller is het Pessoa's werk te bekijken vanuit een literair perspectief. Wat dan opvalt, is dat Pessoa's werk bij elkaar genomen een dramatisch werk | |
[pagina 11]
| |
vormt. Het denken leverde Pessoa een grote hoeveelheid gedachtegangen en corresponderende literaire stijlen op, die dikwijls met elkaar in tegenspraak waren. Om deze kakofonie in goede banen te leiden, bedacht hij verschillende personages die elk een samenhangend deel van zijn gedachtewereld representeerden. Deze personages waren op de hoogte van elkaars bestaan en becommentarieerden elkaars en Pessoa's werk.Ga naar voetnoot16. De heteroniemen kunnen begrepen worden als karakters in een toneelstuk, een toneelstuk dat zich afspeelde in Pessoa's hoofd. Weliswaar bestaat dit toneelstuk hoofdzakelijk uit dialogen en is er zo goed als geen sprake van handeling, maar het betreft hier dan ook geen drama in bedrijven, maar een drama in mensen, aldus de schrijver. Pessoa schreef daarnaast ook enkele dramatische teksten. Hij werkte lange tijd aan een moderne versie van Faust, maar die bereikte nooit een staat waarin Pessoa het geoorloofd vond het te publiceren. Daarnaast schreef hij een eenakter, getiteld O Marinheiro (De Zeevaarder), dat hoofdzakelijk uit dialogen bestaat en door Pessoa ‘statisch drama’ genoemd werd. Het ontbreken van handeling in de eenakter en de nooit voltooide poging een nieuwe Faust te schrijven zijn voor Willemsen grond om Pessoa's pogingen drama te scheppen als een mislukking te bestempelen, wat strikt genomen misschien inderdaad zo is. Maar hij lijkt hiermee voorbij te gaan aan de inventiviteit waarmee Pessoa de veelheid aan gedachten in zijn hoofd in de zeer persoonlijke literaire vorm van het heteroniemendrama giet.
Tot zover de heteroniemen. Er zijn nog twee andere zaken die van belang zijn voor een goed begrip van Pessoa's werk. Dat zijn zijn nationalistische gevoelens en zijn hang naar de esoterie. Pessoa vatte, toen hij eenmaal was teruggekeerd uit Zuid-Afrika, een grote liefde op voor zijn vaderland. De Portugese literatuur ging hem aan het hart en hij deed er alles aan om haar tot bloei te brengen, zoals wel blijkt uit zijn bijdragen aan literaire tijdschriften. Hij geloofde er heilig in dat er een nieuwe Portugese literatuur zat aan te komen en voorspelde meermaals de komst van een super-Camões. Hij schreef de reisgids Lissabon - wat de toerist moet zien, die overigens weinig literaire waarde heeft maar als curiosum de aanschaf zeker waard is. Bovendien was hij, zoals veel Portugezen toen en ook nu nog, een aanhanger van het Sebastianisme. Willemsen geeft daarvan een prachtige beschrijving, die ik hier in haar geheel wil aanhalen: ‘Bereden door de anachronistische droom het Heilige Graf te bevrijden van het juk der Sarracenen, Marokko te veroveren op de Moren en zich tot keizer van dit land te kronen, slaagde de godsdienstwaanzinnige, misogyne en | |
[pagina 12]
| |
ook voor het overige nogal debiele Portugese koning Sebastião erin een leger van (naar men zegt - want dit is mythe) 10.000 man op de been te brengen, door zich in de schulden te steken bij vreemde mogendheden, de schatkist van zijn eigen rijk te plunderen, buitenlandse huurlingen aan te trekken en de laatste valide mannen te ronselen die het door de ontdekkingsreizen uitgemergelde en vrijwel ontvolkte Portugal nog opleverde. Met dit leger trok hij, onder zang en snarenspel, de Noord-Afrikaanse woestijn in, waar hij werd opgewacht door zo'n honderdduizend Moren, die op 4 augustus 1578 nabij Alcácer-Quibir het Portugese leger vrijwel tot de laatste man in de pan hakten. Dom Sebastião, toen 24 jaar oud, had geen nakomelingen, zodat de Spaanse koning Philips II, als enige erfgenaam van de Portugese troon, het land bij Spanje inlijfde (tot 1640). De legende wil echter dat Dom Sebastião niet zou zijn gestorven (geen van de circa 30 overlevenden had hem zien sneuvelen; zijn lijk is nooit gevonden), maar slechts verdwenen. En wel verdwenen naar een onbekend eiland in de Atlantische Oceaan vanwaar hij ooit, op een mistige ochtend, in nevelen gehuld, zou terugkeren om Portugal te bevrijden van de Spanjaarden en om het zogeheten Vijfde Rijk te stichten: na het Assyrische, Perzische, Griekse en Romeinse Rijk zou Portugal voorbestemd zijn onder Dom Sebastião het Vijfde Wereldrijk te verwezenlijken. Dit wonderlijke geloof, dat de geschiedenis is ingegaan als het Sebastianisme, is blijven bestaan, ook nadat Dom Sebastião allang niet meer kon leven. Het groeide uit tot dé Portugese mythe, een soort privé-messianisme, en het is voor niet-Portugezen een bron van verbijstering dat dit behoorlijk kolderieke geloof tot op de huidige dag in verschillende vormen en in diverse literaire werken nog steeds aanwezig is, aldus Willemsen.Ga naar voetnoot17. In Pessoa's oeuvre komt het Sebastianisme diverse malen voor, het meest direct in de gedichtencyclus Mensagem (Boodschap), waarvan het gedicht Prins Hendrik, de Zeevaarder als volgt luidt: Tronend in de schittering der sferen,
In zijn kleed met nacht en eenzaamheid omrand,
Met aan zijn voet de nieuwe zee, de dode eeuwen -
Is hij de een'ge vorst die werkelijk de wereld
Houdt in de holte van zijn hand.
Het geloof in de terugkeer van Dom Sebastião, dat vooral aan het eind van Pessoa's leven sterk naar voren treedt, kent een parallel in het geloof in de komst van een super-Camões, de overtuiging die hij verkondigde in zijn eerste essayistische publicaties. Het Sebastianisme kunnen we beschouwen als een onderdeel of een uitloper van Pessoa's hang naar de esoterie. Ook Pessoa's voorliefde voor mystificatie, | |
[pagina 13]
| |
het zich anders voordoen dan men is, de dichterlijke veinzerij, kunnen hiermee in verband gebracht worden. Het is bekend dat Pessoa regelmatig horoscopen trok, niet alleen van zichzelf, maar ook van de heteroniemen, van de tijdschriften waaraan hij meewerkte en van Portugal. Hij was zo bedreven in deze occulte kunst dat hij de grote magiër uit die tijd, Aleister Crowley, op een fout betrapte. Hij schreef Crowley een brief om hem de juiste oplossing aan de hand te doen en deze schreef terug om hem te bedanken voor de correctie die inderdaad terecht was. Pessoa was vertrouwd geraakt met esoterische geschriften omdat hij, zoals Willemsen meldt, in 1915 verschillende theosofische werken vertaalde. De kennis die hij op deze wijze opdeed, raakte hem tot in zijn diepste wezen. In een brief aan Sá-Carneiro schrijft hij: De intellectuele crisis die me nu heeft overvallen komt voort uit de omstandigheid dat ik kennis heb genomen van de theosofische doctrines. De wijze waarop ik die heb leren kennen was, zoals je weet, zeer banaal. Ik moest een paar theosofische boeken vertalen. Ik wist niets, absoluut niets van het onderwerp. Nu ken ik, uiteraard, de essentie van het systeem. Het heeft me geschokt in een mate die ik, in het geval van ongeacht welk religieus systeem ook, niet meer voor mogelijk had gehouden. Het buitengewoon omvattende karakter van deze filosofiereligie; het idee van kracht, van beheersing, van hogere en buitenmenselijke kennis, dat deze theosofische werken uitstralen, hebben me zeer in verwarring gebracht. [...] De mogelijkheid dat daar, in de Theosofie, de werkelijke waarheid lip, obsedeert me.Ga naar voetnoot18. Zover bekend sloot Pessoa zich nooit aan bij een occult genootschap, maar probeerde door middel van zelfstudie de opeenvolgende stappen op de mystieke weg te zetten. Dat dat niet altijd meeviel, wordt duidelijk in het gedicht In de schaduw van de Berg Abiegno, waarin de beklimming van de Berg Abiegno en het bereiken van het Slot dat zich daarbovenop bevindt, symbool staan voor de inwijdingsceremonieën die de leerling van het occulte moet ondergaan. Ik citeer de laatste drie strofes (het gedicht bestaat uit vijf strofes): Misschien dat ik een dag, gesterkt
In kracht of in onthechtheid,
Het steile pad beproeven zal
Dat naar het Slot toe leidt.
In de schaduw van de Berg Abiegno
Rust ik nu en beid mijn tijd.
| |
[pagina 14]
| |
Wie kan gemoedsrust ondervinden
In het zicht van 't Slot dat roept?
Zonder wegen die omhoog zich winden
Dan de ene die gevonden moet?
In de schaduw van de Berg Abiegno
Is mijn droom het pad te vinden.
Maar vooralsnog slaap ik slechts,
Want slaap is dit niet-weten.
'k Zie van verre naar het Slot,
Maar wat ik wil ben ik vergeten.
Van de schaduw van de Berg Abiegno,
Wie, wie komt en slaakt mijn keten?
De mystieke bevrijding of verlichting is Pessoa nooit deelachtig geworden, zo mogen we wel afleiden uit de tragische wending die Pessoa's leven naar het einde toe nam. Hij was altijd al een stevige drinker geweest, maar had het geluk, of misschien ook het ongeluk, nooit dronken te worden. Daardoor kon en moest zijn alcoholinname wel zulke enorme proporties aannemen als verschillende getuigen ons vertellen. Pedro Moitinho de Almeida, zoon van de eigenaar van een handelsonderneming waarvoor Pessoa toentertijd werkte, verhaalt: ‘Vele malen maakte ik taferelen mee als deze: meneer Pessoa die zat te werken, over het algemeen achter zijn schrijfmachine aangezien hij geen kladjes maakte van wat hij tikte, die opstond, zijn hoed pakte, zijn bril rechtzette en zei: “Ik ga naar Abel.” Niemand verbaasde zich over dat feit, behalve ik, toen ik het voor het eerst meemaakte op een dag in de zomer van 1923.’ Later hoorde Moitinho de Almeida dat Pessoa dan naar het dichtstbijzijnde filiaal van de drankenhandel van Abel Pereira da Fonseca ging, waar hij een glas brandewijn ging drinken. Hij gaat verder: ‘Op één enkele dag ging hij zo vaak naar Abel dat ik me een keer verstoutte tegen meneer Pessoa te zeggen toen hij op kantoor terugkwam: “U werkt het naar binnen als een spons!” waarop de ander prompt antwoordde met zijn gebruikelijke geestigheid, met de sense of humour die hij had overgehouden aan zijn Britse opvoeding: “Als een spons? Als een sponzenwinkel met dependance!”’Ga naar voetnoot19. Uiteindelijk werd de drank hem fataal. Hij kreeg last van zijn lever en zijn zuster vond hem een keer bewusteloos op de vloer van de badkamer toen hij een aanval van delirium tremens had. Desondanks dronk hij gewoon door. Zelfs toen zijn arts hem een week voor zijn dood meedeelde dat elk glas het laatste kon zijn, trok hij zich daar niets van aan. Fernando Pessoa stierf aan alcoholvergiftiging op 30 november 1935. Hester Eymers (1968) studeerde letteren en wijsbegeerte. Ze schrijft over filosofie in o.m. de Volkskrant. |
|