| |
| |
| |
Willem Kuiper
Een digitaal deltaplan voor de literatuur van het verleden
Zo'n vijfentwintig jaar geleden maakte ik op het Instituut voor Fonetische Wetenschappen (UvA) kennis met ‘de computer’. Dat instituut functioneerde binnen de toenmalige Faculteit der Letteren als een vergaderplaats van mensen met zeer uiteenlopende achtergronden, maar met het gemeenschappelijke besef dat het gebruik van de computer in de letteren grensverleggend zou zijn. Zo was er een hoogleraar Hettitisch bezig met een project waarin spijkerschrift op ponskaarten gezet werd. Er was een computer-taalkundige die later furore zou maken met een boek over Opperlands. En zelf zat ik erbij omdat ik voor mijn doctoraalscriptie de hulp van de rekenmachine wilde inroepen.
| |
Een zoektocht naar patronen
Tijdens mijn studie Nederlands met als hoofdvak Historische Letterkunde, en daarbinnen de letterkunde van de Middeleeuwen uit de handschriftenperiode, was ik op een intrigerend probleem gestuit: een auteurskwestie. In 1882 bezorgde de grote Jacob Verdam (1845-1919) uit de nalatenschap van zijn collega Eelco Verwijs (1830-1880) de Ferguut, een kritische editie van de Middelnederlandse vertaling van een Oudfranse Arturroman. Met die vertaling was iets geks aan de hand: tot en met versregel 2592 liep de vertaling tamelijk gelijk op met een Oudfrans handschrift om vervolgens (2593-5592) van een vertaling te veranderen in een navertelling. De lijn van het verhaal werd gevolgd, maar op afstand. Eigennamen - betrouwbare indicaties voor nauwe verwantschap - uit het origineel verdwenen, terwijl nieuwe namen, waarvan de herkomst niet altijd even duidelijk was, hun intrede deden. Verwijs had hierover nagedacht en was tot de (voorlopige) conclusie dat dit alleen maar verklaard kon worden door twee auteurs aan te nemen. Ook was hij begonnen aan het opstellen van een lijstje van zijns inziens significante verschillen tussen beide delen, toen de dood tussenbeide kwam.
In 1908 bezorgt Verdam de inmiddels uitverkochte editie-Verwijs opnieuw, ditmaal met een uitvoerige verklarende woordenlijst - Verdam was (samen met Verwijs) de drijvende kracht achter het monumentale Middelnederlandsch Woordenboek - en een nieuwe inleiding, waarin hij korte metten maakte met Verwijs' stelling van een dubbel auteurschap. Wees Verwijs op verschillen, Verdam keek naar overeenkomsten, en die vond hij te talrijk en te groot. Zoals te verwachten, kreeg Verdam gelijk. Naar mijn mening het gelijk van
| |
| |
het laatste woord, en dat nu wilde ik in mijn doctoraalscriptie aantonen.
De Ferguut is een Arturroman in verzen, geschreven omstreeks 1250 en bewaard gebleven in één uniek handschrift van vóór 1350. In de veronderstelling dat twee verschillende auteurs er ieder een eigen rijmwoordenschat op na hielden, besloot ik alle rijmwoorden met versregelnummer op ponskaarten te zetten. Vervolgens vroeg ik de computer twee lijsten te genereren: een alfabetische, waarop je kon zien welke rijmwoorden er in beide delen voorkwamen en in welke regel, en een retrograde (van achter naar voor) gealfabetiseerde lijst waarop je kon zien welke woorden op elkaar rijmden en op elkaar zouden kunnen rijmen.
Dat zoiets mogelijk was had ik overigens niet zelf bedacht. Het idee was mij aangereikt door een inmiddels vergeten, maar destijds baanbrekend boek: Retrograad woordenboek van het Middelnederlands, dat in 1972 verscheen en ook via ponskaarten gerealiseerd was.
Enkele maanden later moest ik weliswaar toegeven dat het mij ook met behulp van de computer (nog) niet gelukt was aan te tonen dat de verschillen in rijmwoorden belangrijker waren dan de overeenkomsten, maar mijn vertrouwen in de machine had er niet onder geleden. Het was mij volkomen duidelijk dat de computer voor de letteren is wat de luchtfotografie betekent voor de archeologie. Daar is zij niet voor uitgevonden of bedacht, maar toen de archeologen de luchtfotografie ontdekten, zagen zij vanuit de lucht patronen die op het maaiveld onzichtbaar zijn. Op vergelijkbare manier hoopte ik patronen in middeleeuwse teksten te vinden en daarmee bijvoorbeeld een aantal auteurskwesties op te lossen: was de Reinaert geschreven door twee auteurs, Willem en Aernout? Waar precies in de Roman van Walewein nam Penninc de pen van Pieter Vostaert over? Is het slot van de Beatrijs apocrief? Is de Esopet door twee auteurs, Calfstaf en Noydekijn, geschreven. Enzovoort.
Literaire teksten uit het verleden zijn mijns inziens op de allereerste plaats archeologische objecten, documenten uit een andere wereld, en pas in de allerlaatste plaats argumenten in het debat of ware schoonheid tijdloos dan wel van alle tijden is. Evenals archeologische vondsten moet de middeleeuwse letterkunde geconserveerd worden, geïdentificeerd, gelokaliseerd, gedateerd, geautoriseerd, geïndexeerd, ge-editeerd en geïnterpreteerd. Het zijn bronnen die ontsloten moeten worden voor multidisciplinair historisch onderzoek.
| |
Het digitale boek
Publicatie van een tekst in boekvorm, met inhoudsopgave en registers, is voor sommige toepassingen de ideale methode, maar voor andere minder geschikt. Zolang er boeken bestaan, hebben mensen aan zowel de produc- | |
| |
tiekant als de receptiekant getracht het boek te optimaliseren, door het kleiner te maken, goedkoper te maken, overzichtelijker te maken. Tot ruwweg de twaalfde eeuw was het eenvoudiger uit het hoofd te citeren dan in een boek de bewuste passage op te zoeken. In de dertiende eeuw was dit niet langer acceptabel met als gevolg dat men het boek opzoekbaar ging maken door een inhoudsopgave en koptitels. De volgende stap was miniaturizering: het boek zo klein maken dat het draagbaar werd. Voor die tijd had men een lastdier nodig om het Oude en Nieuwe Testament te verslepen.
Mensen van nu zijn geneigd de uitvinding van de boekdrukkunst als een grote breuk ten opzichte van de handschriftenperiode te zien. Die breuk is echter minder groot dan wij denken, omdat er al boeken gedrukt werden voordat de typografie - het drukken met losse letters - werd uitgevonden, en omdat de formaatmethode - het beschrijven c.q. drukken van een groot vel dat na vouwen blad(zijd)en oplevert - al toegepast werd in de ateliers van middeleeuwse kopiisten.
Over een kleine eeuw zal de pc-revolutie als een grotere stroomversnelling gezien worden dan het inruilen van de ganzenveer voor de drukpers. De eerste gedrukte boeken verschilden nauwelijks van handschriften, niet in uiterlijk noch in prijs, en wel omdat dat ook niet de bedoeling was. De bedoeling was hetzelfde boek te maken in een kortere tijd en in een grotere oplage.
Het digitale boek is van een andere dimensie dan het typografische boek. Dat betekent dat we het typografische boek niet zonder meer moeten inruilen voor het digitale boek. Na de invoering van het gedrukte boek bleef het handschrift voortleven in privé-manuscripten als het album amicorum, het poëziealbum en het dagboek. Wij moeten ons dus blijven afvragen en proefondervindelijk uitzoeken welke teksten op welke manier het best tot hun recht komen in een traditioneel gedrukt boek, en welke in een digitale vorm.
De reden waarom ik er niet uitkwam met de rijmwoorden van de Ferguut was dat de één of twee auteurs veel meer variatie in hun rijmwoorden aanbrachten dan ik mij van tevoren gerealiseerd had. Later bleek dit voor bijna alle Middelnederlandse dichters behalve Lodewijc van Velthem te gelden. Om uitspraken te kunnen doen over hoe algemeen of hoe bijzonder een rijmpaar is, had ik veel meer materiaal nodig! Zo werd ik noodgedwongen kopiist en kon ik mij meten met mijn middeleeuwse collega's op het punt van fouten maken. Het viel gelukkig mee, zoals het ook heel erg meevalt hoe weinig echte fouten middeleeuwse kopiisten maken. Behalve dan in getallen en vooral in eigennamen... Ook kwam ik erachter dat vader altijd op algader rijmt, en vleesch altijd op eesch.
Na verloop van tijd kon ik mijn digitale bibliotheek aanvullen met teksten die door anderen waren ingevoerd. Zo was in 1986 aan de KUN te
| |
| |
Nijmegen de Haagse Lanseloet-compilatie gedigitaliseerd - 87.298 versregels! - en vermalen tot Woordenlijsten bij de Lancelotcompilatie. Daarmee beschikte ik over een substantieel corpus, nieuwe mogelijkheden dus, maar tevens met nieuwe problemen.
Een digitale tekst is strikt genomen een editie, een bewerkte tekst. Je kunt een stuk tekst op een scanner leggen en daar een digitale ‘fotokopie’ van maken, maar dat noem ik geen digitale tekst. Het is immers een dood ding, waarmee je niets meer kunt doen dan ernaar kijken. En dat kon je ook voordat je die tekst op de scanner legde. Je voegt er niets aan toe. Er is alleen dán sprake van een digitale editie als de tekst opvraagbaar, manipuleerbaar en opzoekbaar is. Dat betekent dat de tekst gecodeerd en eventueel gelemmatizeerd moet worden, zodat de machine c.q. het programma ermee om kan gaan.
Omdat ik geen programmeur was en ben, maar slechts eindgebruiker, moest ik de drieslag 1) invoeren/importeren, 2) manipuleren/bevragen, 3) opmaken/exporteren met een en hetzelfde programma zien te doen om niet stuk te lopen op conversieproblemen. Dat lukte met een standaard tekstverwerkingsprogramma. WordPerfect bleek voldoende mogelijkheden in huis te hebben om schone files aan te maken, waarin de plaatsing van codes door middel van een ‘onderwaterscherm’ zichtbaar en dus controleerbaar gemaakt kon worden. De opmaakfuncties waren rijk genoeg om afkortingen te cursiveren en rubriek te vetten, en met andere standaardcodes konden lombarden, paragraaftekens, begin van een regel, einde van een regel, nieuw kapittel enzovoort van een unieke markering voorzien worden. De ingebouwde macrotaal bood de mogelijkheid kleine ‘programma's te schrijven, waarmee erg veel met de teksten gedaan kon worden.
De bestanden die ik ontving, waren in een heel ander formaat opgemaakt, en moesten door mij ‘vertaald’ en bewerkt worden om mee te kunnen doen in de digitale bibliotheek. Ook in tweede en derde instantie bleek WordPerfect een ideaal werkpaard. Het programma kon grote bestanden moeiteloos aan, was stabiel en beschikte over een functie die Word nog altijd niet in huis heeft: parallelle kolommen. Sommige teksten zijn in meer dan één redactie overgeleverd, en om die met elkaar te kunnen vergelijken is er niets mooiers dan ze naast elkaar te projecteren. In Word kan dat met gebruikmaking van de ‘tabelfunctie’, maar dan maak je van twee teksten één tekst. In geval van parallelle kolommen kunnen twee of meer teksten samengevoegd worden en weer van elkaar gescheiden.
Meerdere malen heb ik geprobeerd contact op te nemen met de programmeurs van WordPerfect om hen te interesseren voor mijn digitale bibliotheek, maar ik heb nooit een reactie ontvangen.
| |
| |
| |
Stemmatologie
Ondertussen was ik niet de enige - zij het wel één van de weinigen - die met dit soort plannen rondliep. In het al eerder genoemde Nijmegen werkte een bevlogen neerlandicus aan het universitaire rekencentrum, die vele malen meer verstand van automatisering had dan ik. Zoals ik een auteurskwestie probeerde op te lossen wilde hij een computerprogramma schrijven waarmee je teksten, die in meerdere redacties waren overgeleverd, kunt ordenen in een stamboom, waarin de onderlinge verwantschap wordt uitgedrukt. Stemmatologie was niet onbekend in de Middelnederlandse filologie, maar wel onbemind. Dat kwam omdat men met het scoren van variante lezingen er niet in slaagde op een objectieve manier de betere lezing aan te wijzen. En daar ging het in eerste instantie om: tekstkritiek leveren om de door suffende kopiisten (ernstig) verontreinigde handschriften van hun fouten te ontdoen en de oorspronkelijke tekst van de geniale auteur te herstellen. De stambomen die men tekende, gaven echter geen uitsluitsel, waarna deze discipline in onbruik raakte. Totdat men zich aan de VU te Amsterdam en aan de KUN in Nijmegen realiseerde dat de computer misschien wél door de bomen het bos kon zien.
Illustratief voor hoe de letteren kunnen leren van hele andere disciplines is de methode die de (toen) Nijmeegse onderzoeker Salemans koos. Die was namelijk geënt op de cladistiek, de wetenschap die zich bezig houdt met de ordening van flora en fauna. Binnen de biologie had men zich al veel langer afgevraagd: wat is verwant aan wat, en: wat bepaalt verwantschap? Een kat is zwart, een kraai is zwart, maar daarom is een kat nog geen familie van een kraai!
Naarmate mijn digitale bibliotheek groeide, realiseerde ik mij dat de manier van zoeken met een tekstverwerker (te) grote beperkingen heeft. Eén voorbeeld uit vele: stel je bent op zoek naar gekleurde ridders - bijvoorbeeld ‘witte ridders’ - hoe vind je die? Zoek je naar ‘wit’ dan kom je erachter dat ‘wit’ een vaak voorkomend woord is, zoek je naar ‘ridder’ dan word je gek. De oplossing is een programma te schrijven waarmee je in een tekst kunt zoeken naar plaatsen waar beide woorden in elkaars nabijheid voorkomen. Destijds gebruikte ik AskSam, een tekstueel databankprogramma, waarmee ze de Watergate papers hadden geanalyseerd. Deze manier van zoeken maakt deel uit van de zeer krachtige zoekmachine die is ingebouwd in de digitale (cd-rom) versie van het Middelnederlandsch Woordenboek en het Woordenboek der Nederlandsche Taal.
Het gebruik van de computer om de auteurskwestie in de Ferguut op te lossen wierp zijn vruchten af. Elke dichter - toen en nu - houdt er nu eenmaal zijn eigen uitdrukkingen en combinaties van woorden op na. Door intensie- | |
| |
ve vergelijking met andere auteurs en andere teksten kun je het persoonlijke taalgebruik isoleren. En niet alleen in de Ferguut. De overgang van Penninc naar Pieter Vostaert in de Roman van Walewein kan tot op één regel nauwkeurig worden aangewezen. De Reinaert ten slotte lijkt volstrekt homogeen en dus door één auteur geschreven.
Toen Lodewijc van Velthem de door hem zo begeerde aanstelling als kapelaan aan het hof van Voorne verkreeg, maakte hij kennis met een deel van de literaire nalatenschap van Jacob van Maerlant: de Historie van den Graal en de anti-Arturroman Torec. Helaas is het ‘origineel’ van Jacob verloren gegaan - wat zou ik dát boek graag in handen houden - en beschikken wij slechts over de door Lodewijc bewerkte versie, die hij opnam in de door hem geredigeerde Lanseloet-compilatie. Omdat op de onvolprezen cd-rom Middelnederlands het volledige oeuvre van Lodewijc digitaal gepubliceerd is, kan de onderzoeker - zo is mij bij proefboring gebleken - een serieuze, en vermoedelijk succesvolle poging wagen de Velthem-schil van de Jacob-kern af te pellen.
Denk overigens niet dat dit makkelijk is. De machine is blind en machteloos zonder de kennis van zaken, de ervaring en het vakmanschap van de mens. Het is geen vorkheftruck.
| |
Het internet
Hoewel een NWO-aanvraag van Salemans, gedaan in 1991, voor een op te richten landelijk tekstencentrum waarin de Nederlandse literatuur digitaal bewaard zou worden, werd afgewezen, was de geest inmiddels uit de fles. Ook zij die zelf nog met een kroontjespen schreven, realiseerden zich dat het er toch van komen moest, al dan niet daartoe geholpen door de formidabele website van Marc van Oostendorp: http://www.dds.nl/~ljcoster
Een volgende stap was de cd-rom Klassieke Literatuur, met 150 titels door de eeuwen heen, prachtig vormgegeven en verrijkt met multimediale effecten: www.klassiekeliteratuur.nl
En sinds een jaar of anderhalf is er dan eindelijk het begin van een officiële Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL): http://www.dbnl.org Een Amerikaanse-Duitse coproductie die ook in het Nederlandse taalgebied navolging verdient is de letterlijk uitputtende MittelHochDeutschen Begriffs-DatenBank (MHDBDB) / Middle High German Conceptual DataBase (MHGCDB): http://www.bgsu.edu/departments/greal/MHDBDB.html
Laatstgenoemde database is niet tekst-, maar woordgeoriënteerd. Alle woorden van alle ingevoerde teksten zijn van een code voorzien en uitgesorteerd over betekeniscategorieën. Op die manier kan men dus op onderwerp zoe- | |
| |
ken door middel van een categorienummer. Wie bijvoorbeeld geïnteresseerd is in ‘gereedschap’ zoeke onder: B III Mensch als soziales Wesen 230000000 sub 4 Beruf / Handwerk 23304000 sub AA) Beruf/Handwerk/Allgemeines 23304100 sub Allg. Utensilien 23304120. Zo kun je elk stuk gereedschap in elke ingevoerde tekst terugvinden. Op deze wijze gepresenteerd oogt het wellicht wat karikaturaal, maar de serieuze onderzoeker zal er snel de weg weten.
Ik ga u niet lastigvallen met een schier eindeloze rij internetadressen. Wie over wat tijd beschikt, en een redelijk snelle pc, een betrouwbare Internet Service Provider en bij voorkeur een breedbandaansluiting, kan met een zoekmachine alles vinden wat hij wil door simpelweg trefwoorden in te voeren. Goede zoekmachines zijn: www.alltheweb.com, www.google.com en www.dogpile.com. Houd wel een Nederlands-Engels woordenboek bij de hand want de taal van internet is Engels, al is het verrassend hoeveel men vindt met Nederlandse trefwoorden.
Een voorbeeld, u bent op zoek naar Mariabeelden die bij tijd en wijle tranen van bloed huilen. Ga naar: www.alltheweb.com en toets in: ‘blood’ ‘crying’ ‘Maria’ ‘statues’ en bingo!
Wie regelmatig het internet afgraast, zal vooral gecharmeerd raken van het multimediale materiaal dat daar ligt opgetast. En daarmee komen we tot de kern van de digitale zaak: multimedia. Een digitale teksteditie hoeft zich niet te beperken tot tekst alleen, maar kan daar beeld en geluid aan toevoegen. Een goed voorbeeld daarvan is de site: www.jacobvanlennep.nl
Wat deze voorbeeldige site tevens demonstreert, is de mogelijkheid tot interactie. Niet alleen kan men als kijker kiezen wat men wel en wat men niet wil zien, de bezoeker kan ook reageren op wat hij gezien heeft.
Een vergelijkbare virtuele reis kan men als (middeleeuwse) pelgrim naar Jeruzalem maken op: http://crusades.idbsu.edu/visitors.html
| |
Digitale tijdschriften
Hoewel de doorsnee alfa-wetenschapper zich (nog) niet voor kan stellen dat een digitaal tijdschrift even ‘wetenschappelijk’ is als een gedrukt tijdschrift, en dat iets er alleen maar is als je het in je handen kunt houden, zal het niet lang duren of ook hier zal het bloed kruipen waar het niet gaan kan. Het inmiddels vertrouwde Neder-L (http://baserv.uci.kun.nl/~salemans) functioneert daarom op de allereerste plaats als een mededelingenblad. Vermakelijk in dit verband is het waanidee dat je iets niet terug zou kunnen vinden in een oudere aflevering van een digitaal tijdschrift... De archivering van een digitaal tijdschrift is absoluut superieur. Niet alleen kun je zoeken op auteur en titel, maar ook daar binnen! Plus dat de redactie van een digitaal tijdschrift aan
| |
| |
de hand van het aantal hits zich een vrij goede indruk kan vormen van de receptie van de afzonderlijke rubrieken en artikelen. En welke redactie wil dat niet?
Nu zijn neerlandici niet de enigen die er tijdschriften op na houden, en daarom kan het geen kwaad ook eens in buurmans hof te kijken. Een goed voorbeeld van een digitaal tijdschrift, op database-leest geschoeid, waarin veel ruimte wordt geschapen voor lezersreacties is: www.hardwareinfo.net
Hoewel mijn collega's die nog geen ervaring hebben opgedaan met het fenomeen ‘courseware’ ervan overtuigd zijn dat digitale ondersteuning van het onderwijs veel arbeidsintensiever is dan gewoon op de oude voet doorgaan, ben ikzelf dolblij met de mogelijkheden die het programma Blackboard biedt. Natuurlijk vraagt het om een investering in aandacht en tijd, en is alle begin moeilijk, maar zodra men zijn koudwatervrees heeft overwonnen blijkt dat de docent wel degelijk zijn voordeel kan doen met een programma waarmee men afspraken kan maken, opdrachten kan geven, huiswerk kan verdelen, huiswerk kan ontvangen, discussiëren, tekst, beeld en geluid kan aanbieden, links leggen naar bibliotheken, tentoonstellingen enzovoort, en de voortgang van de studenten nauwgezet volgen. En dat alles in een betrekkelijk veilige omgeving omdat men alleen maar toegang tot een module heeft middels een gebruikersnaam en een wachtwoord.
| |
De computer als hulpmiddel
Historisch besef is niet bijzonder diepgeworteld in de Nederlandse samenleving. Het liefst laten we de beschaving bij de Reformatie beginnen en doen we de periode daarvóór af als ‘middeleeuwse toestanden’. Wij leven met de blik vooruit gericht: ‘Komt tijd, komt raad’ immers: ‘Gedane zaken nemen geen keer!’ Men heeft er recht op te weten wie zijn zaaddonor is, maar verder hebben wij niet het gevoel dat het verleden ertoe doet. Vroeger immers kon men minder en wist men minder. Wat kunnen wij van dode mensen leren? Historisch besef verwarren wij met jaartallen leren of, erger nog, met nationalisme, en nationalisme - weten wij - daar komt oorlog van. Als wij ons inlaten met het verleden dan is dat vooral om uit het hier en nu te vluchten, om weg te dromen in een wereld zonder stress, RSI, BSE, AIDS, MKZ, milieuverontreiniging, geluidsoverlast, files enzovoort. Alsof het vroeger Center Parcs was...
Nu geschiedenis en literatuur als vakken van de middelbare school verdrongen worden, komen er steeds minder scholieren op het idee om zich te verdiepen in wat mensen vroeger schreven en lazen, dat wil zeggen: dachten, fantaseerden, vreesden, hoopten, geloofden. Maar als diezelfde scholieren tijdens hun studie in aanraking komen met de letterkunde van het verleden
| |
| |
dan veranderen er velen van gedachten.
De tijd dat men in alle rust kon studeren is voorbij, evenals het eindeloze lezen in de bibliotheek. Studiecentra zijn veranderd in computerruimtes, en voor wie de oude wereld gewend was, is dat even slikken. Dat de nieuwe wereld ook voor hen zijn voordelen heeft, blijkt uit de online publiekscatalogus, waarover ik al jaren niemand meer heb horen mopperen.
Om de letteren - ook die van het verleden - levend te houden zit er dus niets anders op de computer niet als een cultuurdoder te zien, maar als een in potentie immense helper om jonge mensen van nu, die opgegroeid zijn met beeld en geluid, te helpen de Andere Wereld te ontdekken en zich te verbazen over de actualiteit van het verleden.
Daarom is er dringend behoefte aan een digitalisering van de letteren, zowel van primaire bronnen als secondaire literatuur. Grote bibliotheken zouden in onderlinge samenspraak alle eerste drukken van alle belangrijke historisch letterkundige teksten moeten scannen en als (Adobe Acrobat Reader) pdf-bestand beschikbaar stellen voor onderzoek. Hetzelfde geldt voor de belangrijkste middelnederlandse handschriften: systematisch digitaliseren. Vervolgens kunnen boekwetenschappers dat materiaal gaan ordenen en beschrijven, bij voorkeur aan de hand van de digitale Bibliotheca Neerlandica Manuscripta (www.leidenuniv.nl/ub/bnm) te Leiden. Voor de drukken denk ik in eerste instantie aan de Short-Title Catalogue, Netherlands (www.kb.nl/kb/resources/frameset_kb.html?/kb/stcn/acht.html).
Daarnaast moet er door onderzoekers gericht gedigitaliseerd worden op krenten uit de pap, om de grenzen van de digitalisering te verkennen. En ook hier kunnen de neerlandici hun licht elders opsteken, bijvoorbeeld in de website van het kasteel te 's Heerenbergh (www.huisbergh.com/nl). Klik eens op ‘De Collectie’, daarna op handschriftencollectie, Minderbroedersmissaal, 1475, Brugge, en kijk eens wat daar allemaal te bekijken, te lezen en te horen is.
Kortom, we weten dat het moet, we weten hoe het moet, we moeten het alleen nog doen!
Willem Kuiper (1948) is verbonden aan de Leerstoelgroep Historische Nederlandse Letterkunde (Faculteit der Geesteswetenschappen) UvA, en aan het Meertens Instituut (project: Repertorium van het Nederlandse lied tot 1600), beide te Amsterdam. Voor meer informatie verwijs ik in de stijl van deze bijdrage naar:
http://www.hum.uva.nl/nbl/Pagina%20Kuiper.htm
http//www.meertens.knaw.nl/projecten/remlt.html
http://baserv.uci.kun.nl/~salem ans → Archief → Columns Willem Kuiper
|
|