Bzzlletin. Jaargang 29
(1999-2000)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||
August Hans den Boef
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||
stuk, The Tempest. Collega Richard Lorraine maakte voor 1995 een schitterende Richard III waarin een briljante Ian McKellen in een Britse SS-staat à la jaren dertig rondwaart. In het jubeljaar 1996 was er zowel een adequate Twelfth Night van Trevor Nunn met veel geliefde Britse acteurs in de bioscopen te zien, alsmede een wat tegenvallende Hamlet van Branagh en vooral ook het grote succes Romeo + Juliet van Baz Luhrmann met Leonardo DiCaprio en Claire Danes in de titelrollen. En bij de laatste Oscaruitreiking werd John Maddens Shakespeare in Love bedolven onder de prijzen, maar over deze film straks meer. | |||||||||||||||||||||||||
BraderieOpvallend is de tendens om de stukken in een andere tijd en/of ruimte te situeren dan Shakespeare had voorgeschreven. De SS-staat van Lorraine en Verona Beach in de jaren negentig van Luhrmann, bijvoorbeeld. Naast dit soort transformaties zijn er nog twee richtingen te onderscheiden: de Hollywood-aanpak voor de tieners (die nu eenmaal het belangrijkste bioscooppubliek vormen) enerzijds, en anderzijds de drang om iets bijzonders met Shakespeare te willen doen, nieuwe kanten aan het werk en leven proberen uit te lichten. Vaak heeft de laatste richting nauwe banden met de vernieuwende toneelpraktijk, zoals bij Branagh. De tienerfilms zijn die van de romantische liefdesverhalen, maar ook die van de kostuums: de wereld van Shakespeare als een gezellige Elizabethaanse braderie vol loslopende varkentjes, kroezen bier, décolletés en zwaardgevechten. Een themapark eigenlijk, want het moet wel verantwoord aangepakt, opdat de kinderen er iets aan hebben voor educatie. De andere richting zet de psychologie van de personages op scherp, creëert stijlbreuken en huldigt de ironie. Het bijzondere van Shakespeare in Love is, dat deze film beide richtingen vertegenwoordigt. Ik ben benieuwd welke van de elf producties voor 1999 zullen beklijven. Sommige bogen op een cast met bekende auteurs, maar het merendeel zal waarschijnlijk de Nederlandse bioscopen niet halen. Wat overigens niet betekent dat ze dan niet goed zijn. Zo is hier nooit de Tempest van Jack Bender uit 1998 vertoond, een verfilming die in de pers waarderende stukken opleverde. De handeling is gesitueerd in het Zuiden van Mississippi tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog; Peter Fonda figureert er als een negentiende-eeuwse Prospero. Binnenkort verschijnt een Titus [Andronicus] van Julie Taynor, met Jessica Lange en Anthony Hopkins die elkaar in de jaren dertig van deze eeuw naar het leven staan. Verder een Taming of the Shrew die gesitueerd is in een Amerikaans highschoolmilieu van onze dagen: 10 Things I Hate About You. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||
Plus een Othello die een soortgelijke bewerking heeft ondergaan, met Martin Sheen en Julia Stiles: O. En hoe zal Romeo Must Die zijn, over een Chinese zakenman die in het New York van 1999 verliefd wordt op de dochter van de vijand? De onvermijdelijke Kenneth Branagh komt met een Love's Labour's Lost. Zal die film meer succes hebben dan zijn Hamlet? Of Macbeth in Manhattan überhaupt onze bioscopen haalt, is de vraag. Deze film toont een theatergroep die aan het stuk werkt waarvan, zoals bekend, bijgelovige acteurs al eeuwenlang de naam niet durven te noemen. Op zich een uitgekauwde aanpak, de verwikkelingen van acteurs die een stuk spelen. Aan de andere kant: in verschillende drama's heeft Shakespeare een toneelstukje verwerkt, waarvan dat in Hamlet het bekendst is. ‘The plays's the thing’, zegt de Deense prins over het zelfgeschreven stukje dat hij door gehuurde acteurs laat uitvoeren om de waarheid over de moord op zijn vader te onthullen. Bekend is ook ‘The Most Lamentable Comedy and Most Cruel Death of Pyramus and Thisby’ die Shakespeare in A Midsummer Night's Dream laat spelen door de timmerman Peter Quince en de ‘toneelliefhebber’ Nick Bottom. De heren discussiëren over het effect dat het plot op het publiek kan hebben, over de ideale auteur voor bepaalde rollen, de leeftijd waarop een acteur geen vrouwenrollen meer kan spelen, over het nut van een inleiding en over meer onderwerpen die de Shakespeare-receptie later zullen domineren. Die laag is een stuk interessanter dan het hoofdverhaal over feeënkoning Oberon, zijn bediende Puck en Hertog Theseus. Hamlet en A Midsummer Night's Dream zijn misschien daarom erg geliefd bij de meer sophisticated Hollywood-regisseurs. Op grond van de acteurs zou er een kassucces kunnen aankomen van Michael Almereyda's Hamlet, met Kyle McLachlan als Claudius, Bill Murray als Polonius, Julia Stiles (kennelijk een nieuwe populaire Shakespeareactrice) als Ophelia en Sam Shepard als de geest. Dat laatste is leuk: een toneelschrijver de geest laten spelen. Volgens de geruchten speelde Shakespeare zelf die rol (en was hij niet zo'n goede auteur, de reden waarom hij vrijwel nooit hoofdrollen zou hebben gespeeld). Maar populaire acteurs zijn geen garantie voor succes. Uit buitenlandse kranten zijn al recensies bekend van Michael Hoffmans A Midsummer Night's Dream en die beloven weinig goeds. Acteurs als Kevin Kline en Michelle Pfeiffer paraderen in het Toscane van het eind van de negentiende eeuw. Hoogst commercieel, zou je denken: geen Elizabethaans themapark met braderie, maar het Toscane dat zo populair is op de huidige boekenmarkt. Zei niet onlangs AP-directeur Ronald Dietz dat elk boek over Toscane op dit moment verkoopt? De Standaard van 20 oktober constateert echter dat het Belgische publiek in slaap valt. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||
RestaurateursDe hebbelijkheid om de stukken van Shakespeare te verplaatsen naar een andere tijd en ruimte is niet nieuw. Leonard Bernstein verplaatste Romeo and Juliet al veertig jaar geleden naar het New York van de gangs in zijn West Side Story. Eigenlijk heeft men nooit iets anders gedaan dan Shakespeare aanpassen aan de smaak van een nieuw publiek. Ik had het hier eerder al over de eerste filmversie, de ‘Magna Charta’-scène uit King John. De auteurs van het standaardwerk Shakespeare on screen leggen er de nadruk op dat die scène helemaal niet in het stuk voorkomt: die was er door Beerbohm Tree bijbedacht om beter te voldoen aan het historische beeld dat bij het publiek bestond. Met dit soort verbeteringen begonnen Shakespeare's opvolgers al in de zeventiende eeuw. Zijn werk werd vergeleken met dat van Franse toneelmakers als Corneille, Racine en Molière en onderworpen aan de poëtica van Boileau en ja, dan is het toch wel vulgair, banaal, rommelig en te weinig geleerd. Dit is overigens geen exclusief Engelse visie: ook onze Joost van den Vondel keurde een groot deel van het oeuvre van Shakespeare af omdat er geen grootse staatkundige gedachten in werden getoond. Shakespeares opvolgers waren echter niet te beroerd om zijn stukken aan te passen, vaak zelfs door elementen uit verschillende stukken te combineren! Restaurationauteurs heten ze dan ook. Alleen al de drieëntwintig nieuwe titels die auteurs tussen 1680 en 1755 voor hun verbeteringen kozen, verraden veel. Gelukkig waren die verbeteringen heel herstelbaar, zoals de geschiedenis uitwijst. Hoe populair ze destijds ook waren, de namen van de restaurateurs zijn vergeten, op die van de legendarische acteur/auteur David Garrick na (al was het alleen maar omdat een Britse popmusicus onder dit alias in de jaren zestig van onze eeuw songs van de Rolling Stones coverde). De echte liefhebber kan de namen in een noot vinden, met de titel van het verbeterde Shakespeare' stuk erbij. Ik ben gek op de titels en vooral de ondertitels uit de Restauration, ook omdat ze vooruitlopen op de titels van een nieuw literair genre dat in die tijd werd geboren: de roman. Hier zijn ze (de lezer die zelfs niet in de titels is geïnteresseerd, maar wacht op een beschouwing over de film Shakespeare in Love, mag direct doorgaan naar de volgende paragraaf):
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
ToeristenindustrieOver het leven van Shakespeare zijn weinig harde feiten bekend. Ronald Reagan zou tevreden zijn geweest: alle informatie op één A4'tje. Uitgezonderd het testament, met de beroemde passage over het op een na het beste bed dat Shakespeare aan zijn echtgenote Anne Hathaway naliet. Omdat er geen enkel boek in het testament wordt genoemd, heeft Mark Twain ooit de stelling geponeerd dat de welvarende burger in Stratford nooit de schrijver van al die stukken en gedichten kon zijn. Want hoe kan een schrijver sterven zonder één boek in zijn buurt? Twain koos daarom voor Francis Bacon als de auteur van al die prachtwerken. Het ontbreken van biografische details betekent dat elke biograaf en film-scenarist vrijwel zijn hele project moet baseren op speculaties. De eerste bron daarvoor is vaak het oeuvre waarvan wordt verondersteld dat het door Shakespeare is geschreven. Dat hebben Marc Norman & Tom Stoppard voor de film Shakespeare in Love dan ook gedaan. Harold Bloom stelt in zijn recente biografie Shakespeare, The Invention of the Human dat het oeuvre eeuwigheidswaarde heeft en dat het zich daarom verzet tegen feministische, marxistische, structuralistische en andere interpretaties die leven en werk in de context willen plaatsen. Los van het feit dat Blooms anti-academische benadering evengoed een typisch verschijnsel is uit het eind van deze eeuw, lijkt hij op iemand die zich druk maakt over een splinter en de balk niet ziet. De grootste bedreiging voor het verschijnsel Shakespeare schuilt namelijk niet in literatuurwetenschappers, zelfs niet in braderieregisseurs, maar in de massacultuur zoals die optreedt in de toeristenindustrie. Ieder die wel eens in Stratford upon Avon is geweest, kent het gevoel. Je weet van te voren dat er weinig van Shakespeare te zien is, maar je laat je toch verleiden om allerlei tweedehands attracties te bekijken. Zo wandelde ik in de zomer van 1987 naar Anne Hathaway's cottage. Het rieten dak was nieuw -en waarom niet - en de tuin was prachtig. Het huisje was gevuld met de historische bric-à-brac die de westerse pseudomuseale cultuurindustrie overal pleegt neer te zetten. Net als in de woning van dochter Susanne Shakespeare en haar echtgenoot John Hall. Die was arts, dus er staat, ligt en hangt veel | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||
doktersgereedschap uit de zeventiende eeuw dat je doet gruwelen over de toenmalige stand van de medische wetenschap. En hoewel het slechts waarschijnlijk is geweest dat Shakespeare heeft leren lezen en schrijven op de jongensschool in Stratford, schuif je aan bij het publiek uit de leegstromende bussen. Pas achteraf vraag je je werkelijk af wat je nu hebt gezien tussen al die dagjesmensen. Uit eenzelfde halfslachtige houding bezocht ik in de zomer van 1997 het nieuwe Globe Theatre (door omstandigheden zo'n vijftig meter van de oude plaats gereconstrueerd). Ik zag acteurs repeteren voor Two gentleman of Verona en ik vroeg mij af of ik nu wel zo graag Shakespeare's werk zou willen zien zoals hij dat zelf misschien heeft opgevoerd, maar toch ook weer niet helemaal zo. Want de ‘nieuwe’ Globe houdt rekening met onze wens om te zitten bij een uitvoering, waardoor er minder toeschouwers onderdak krijgen dan vroeger. Een deel zit overigens nog wel in de open lucht en het regent vaak in Londen. Ook zag ik vrouwelijke acteurs, want de nieuwe Globe mag geen Dame Edna-sfeer krijgen. Terwijl het hier toch niet gaat om een plek waar eigentijdse authentieke uitvoeringen komen, maar om een omgeving die een ‘Shakespearegevoel’ moet opwekken. De populairste attractie in Stratford was destijds een verzameling rekwisieten, decorstukken en foto's uit de tv-serie Life of Shakespeare die de BBC in 1978 uitzond. Een paar jaar later was die in ons land ook te zien; Tim Curry speelde de hoofdrol. Het pension - Tranquilla, inderdaad heel rustig, helaas twee jaar later opgeheven - waarin ik in Stratford logeerde, werd gedreven door twee homoseksuele heren, een interessant toeval bij een Shakespeare-pelgrimage, vooral omdat een van hen ook acteur was. Ze waren het met mij eens dat in de tv-serie voor het eerst een relatie werd gelegd tussen ‘the love that dare not speak its name’ en Shakespeare, maar dat bijvoorbeeld de erotische drang om zich in vrouwenkleren te hullen geheel buiten beeld bleef Thema's die al heel lang een rol spelen bij literatuurwetenschappers en toneelmakers die zich met het oeuvre bezighouden. | |||||||||||||||||||||||||
Shakespeare in LoveHier zit nu ook een van de gemiste kansen in de film Shakespeare in Love: die speelt niet met seksuele identiteit. Slechts een kleine ingreep had het scenario op dit punt al kunnen verbeteren. Er is namelijk een scène waarin Viola en Will voor het eerst de liefde gaan bedrijven en Viola zegt dat ze er niet aan gewend is om een man uit te kleden. Ik ook niet, zegt Will. Want het tiener-publiek heeft het niet erg op met homo's en biseksuelen, anders dan in een komische bijrol, denken de producers. Dat geldt ook voor de crossdressing: Will verkleed als de meid van Viola is gewoon lollig, net als de jongen die | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||
Juliet moet spelen. Shakespeare in Love is ook verder een brave film. Koningin Elizabeth bijvoorbeeld is niet de randdebiel uit Blackadder II, maar een gisse tante die veel minder bekrompen is dan haar hovelingen en over een groot gevoel voor humor beschikt. Zo zien rijksvoorlichters dat graag. In het begin van dit stuk memoreerde ik dat in Shakespeare in Love beide richtingen van de verfilmingstraditie zijn vertegenwoordigd. De tieners worden bediend door een romantisch liefdesverhaal in een Elizabethaans themapark met varkentjes en bier, terwijl de liefhebbers allerlei toespelingen op het oeuvre, het leven en de omgeving van Shakespeare en de latere controverses wordt voorgeschoteld. Hiervan heb ik het meest genoten. De theaters mochten in 1593 inderdaad weer open, nadat ze een jaar gesloten waren vanwege de pest. En Shakespeare's rivaal Chistopher Marlowe werd ook werkelijk op 30 mei 1593 vermoord, al kiezen de scenarioschrijvers wel voor de gemakkelijkste historische verklaring (geen complot, maar een simpele kroegruzie). Grappig is het weer dat de auteurs die in de film een auditie doen voor Romeo dezelfde regels van Marlowe hebben gekozen (behalve Viola natuurlijk, die Shakespeare zelf voordraagt). Het is een aangename verrassing om de historische acteur Richard Burbage in het verhaal te zien fungeren op een manier die zijn legendarische persoonlijkheid recht doet. Waar zouden schrijvers als Shakespeare zijn gebleven als ze niet de beschikking hadden over zulke getalenteerde en loyale spelers? Een andere laag is eveneens interessant: de verwijzing naar de hedendaagse filmindustrie, waar arme scenarioschrijvers afhankelijk zijn. van grillige regisseurs die weer afhankelijk zijn van onbetrouwbare producers die banden met de georganiseerde misdaad hebben, waarvan de vertegenwoordigers zo ijdel zijn dat ze dolgraag een rolletje in de film willen spelen. Je moet onmiddellijk denken aan recente films als The Player, Get Shorty en Bullets over Broadway. Jammer dat er geen inleiding bij het scenario is gevoegd waarin Norman & Stoppard hun keuzen toelichten. Ik zou bijvoorbeeld graag weten waarom ze de latere auteur John Webster als een kleine creep opvoeren. Hiermee volgen ze het clichébeeld over de schrijver van The Duchess of Malfi, terwijl Webster de laatste decennia onder anglisten en theatermakers vol waardering onder de schaduw van Shakespeare vandaan is getrokken. Net als Christopher Marlowe en Cyril Tourneur. Waarom laten Norman & Stoppard wel ‘Kit’ (ze hebben zich gedocumenteerd) Marlowe rondlopen, maar niet de geleerde concurrent Ben Jonson, die pas bereid was collega Shakespeare te prijzen toen die was overleden? Enige explicatie waarom zij Shakespeare Romeo and Juliet in 1593 laten schrijven (meestal dateren kenners het een paar jaar later) en ook maar meteen laten doorstarten met | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||
Twelfth Night (waarschijnlijk heeft de Bard eerst nog een stuk of tien andere drama's geschreven) zou evenmin overbodig zijn geweest. Ik heb waardering voor hun vondst om Shakespeare een affaire te laten hebben met een per definitie onbereikbare dame uit de hogere kringen en vervolgens die kloof te laten sublimeren in de tragedie Romeo and Juliet. Het is bekend dat Shakespeare zijn stof haalde uit alle mogelijke literatuur - fictie en nonfictie -die hem onder ogen kwam: uit de verhalen van de antieken en van Boccaccio, uit de kronieken over de Engelse koningen, uit de essays van Montaigne. Maar Shakespeare was ook niet te beroerd om een interessant verhaal over een tijdgenoot die door zijn dochter van zijn bezit werd beroofd, te gebruiken voor King Lear. Dus waarom niet de onmogelijke liefde van de toekomstige echtgenote van iemand uit de entourage van de koningin voor een eenvoudige toneelacteur verplaatsen? Bijvoorbeeld naar Verona, en de standverschillen naar politieke, zoals hij dat in zijn Italiaanse bronnen beschreven zag, en bovendien het slot lenen uit het verhaal over Pyramus en Thisbe van Romeinse dichter Ovidius? Nu is Romeo and Juliet een stuk vol prachtige, lyrische passages, maar kan het plot helaas op een postzegel worden samengevat. Er is in Londen al jaren een groep Amerikaanse mannen, The Reduced Shakespeare Company, die het ‘hele’ oeuvre in anderhalf uur speelt, in travestie bovendien. Het is misschien vloeken in de kerk, maar ik vond dat bij Romeo and Juliet die reductie geen enkel bezwaar opleverde. Het is een puberdrama: twee oningevulde, identiteitsloze zieltjes worden verliefd, er ontstaat een serie misverstanden en ze doden zichzelf. Eigenlijk nooit ontroerend, eerder komisch. Maar als je het stuk leest of ziet, dan zijn het de woorden die je nog steeds de adem benemen. Wat niet wegneemt dat de identiteit van de personages Romeo en Juliet niet buiten hun woorden bestaat. Qua plot leverde het stuk dan ook de enige pornoverfilming van Shakespeare af (of van enig literair werk ooit) die boeiender was dan het origineel. Ik denk dat Shakespeare een paar jaar later ook zelf vond dat het plot van Romeo and Juliet komisch aandeed. Zie de farce ‘The Most Lamentable Comedy and Most Cruel Death of Pyramus and Thisby’ die hij in A Midsummer Night's Dream stopte. Achteraf werkt die, voor wie daar gevoelig voor is, als een parodie op Romeo and Juliet. Natuurlijk is het paar Will/Viola iets interessanter dan die oningevulde tieners uit Verona: een mooie en begaafde adellijke jongedame die per se wil acteren, bovendien van haar ambitieuze ouders met een man moet trouwen die ze niet aardig vindt en vervolgens haar aanstaande bedriegt met een zelfgekozen minnaar uit de lagere standen die over substantieel artistiek talent beschikt. Alleen: het lijkt wel verdomd veel op het plot voor de Titanic-film van James Cameron. Zo'n romantische liefdesverhaal zorgt er met de brave aanpak voor dat Shakespeare in Love het niet redt: ondanks de erudiete toe- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||
spelingen, de humor en de spanning zinkt de Titanic in de Thames. | |||||||||||||||||||||||||
TrioseksHet is hoogst jammer dat het gecombineerde talent van Norman & Stoppard niet heeft geleid tot het niveau van bijvoorbeeld Arnold Bennets The Madness of King George. Ze hadden allerlei bijzondere elementen uit de tijd van Elizabeth kunnen verweven met een deel van Shakespeare's leven en daarmee een nieuwe visie op het geheel kunnen presenteren. En die hadden ze niet eens zelf behoeven te verzinnen. Wanneer de eigen fantasie van een scenarist tekortschiet, kan hij namelijk te rade gaan bij de literatuur. Bij de romans en verhalen die het leven van Shakespeare tot onderwerp hebben. Ik wil als bewijs voor deze stelling een aantal recente voorbeelden de revue laten passeren. Het eerste is de roman Serenissima van Erica Jong uit 1987. In 1995 werd dit boek herdrukt onder de titel Shylock's Daughter. A Novel of Love in Venice, volgens Jong zelf omdat Amerikaanse lezers niet begrepen dat de titel naar de naam van de Venetiaanse republiek verwees. Het verhaal gaat zo. Een door de wol geverfde Amerikaanse actrice maakt in 1984 deel uit van de jury van het Venetiaanse filmfestival. Daarna zal ze een filmversie van The Merchant of Venice gaan draaien waarin zij de rol van de dochter van Shylock speelt: Jessica. Toevallig ook nog haar eigen voornaam. In de Dogenstad maakt ze de dingen mee die de soapkijker tegenwoordig van een door de wol geverfde Amerikaanse actrice verwacht, maar ook stuurt een geheimzinnig figuur haar met een fraaie hand op perkament geschreven sonnetten ondertekend door W.S. Dan wordt het echt interessant: een heksachtige vrouw vraagt haar ‘welke Jessica’ ze is en doet haar een ring om de vinger. Jessica belandt in een andere tijd, namelijk het jaar 1592. De vondst van Jong is deze: omdat de Engelse theaters nu eenmaal gesloten waren vanwege de pest, brachten Shakespeare en zijn minnaar de Earl of Southampton een bezoek aan Venetië. De Amerikaanse Jessica is nu ook echt de dochter van loan shark Shylock en zij wordt de geliefde van Shakespeare, zelfs de geheimzinnige Dark Lady uit zijn sonnetten. Analoog aan het plot van Shakespeare in Love doet de jonge Will in deze persoonlijke ervaringen stof op voor zijn toneel en moet Jessica zich vermommen als een (christelijke) jongeman. Zeer interessant is Shylock's Daughter over de toenmalige positie van de joden in het Venetiaanse ghetto en in de rest van Noord-Italië. Anders dan een obligaat politiek correct essay over het antisemitisme bij Shakespeare laat deze roman zien hoe joden in de zestiende eeuw werden onderdrukt. Dit alles is toch prachtig materiaal voor een film? Misschien dat de trioseks | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||
tussen Jessica, Shakespeare en Southampton iets te gewaagd is voor Hollywood, maar Venetië en Noord-Italië vormen een ideale locatie voor het huidige bioscooppubliek. In hetzelfde jaar dat de film Shakespeare in Love uitkwam, verscheen The Shakespeare Stealer van Gary Blackwood, ook in ons land een bekend kinderboekenauteur. Zijn roman vertoont eveneens analogieën met de film. Blackwood schrijft een kinderboek en kiest voor een kind als hoofdpersoon. Een merkwaardig kind overigens, een wees die bij een dokter in de leer is die een soort steno heeft uitgevonden. De arts verkoopt hem aan een entrepreneur die hem naar de Globe stuurt om Hamlet te stenograferen. Dan kan deze het stuk zelf in de provincie kan brengen, zonder kosten. Een praktijk die wel vaker voorkwam; zo is er ook een pirateneditie van Romeo and Juliet gemaakt, lang vóór Shakespeare het stuk liet uitgeven. De jongen wordt echter zo gegrepen door het toneelspel, dat hij zich aansluit bij de troep. Gedetailleerd en zonder saai te worden vertelt Blackwood over het dagelijks leven van een zeventiende-eeuwse toneelleerling. Uiteraard heeft hij te maken met de beperkingen van het genre: de jongen wordt niet in zijn achterwerk genomen. Maar een van zijn begaafdere collegaatjes blijkt een meisje dat graag acteur wil worden. Leuk is dat het kind na de ontdekking toch haar ambities volgt: ze leert Frans en vertrekt vervolgens naar Parijs, waar wel de onzedelijke praktijk bestaat om dames op het toneel te laten paraderen. Als Viola echt gewild had, denkt de filmkijker, dan had zij dat ook gedaan. Boeiend is ook het optreden van Shakespeare's troep voor koningin Elizabeth. Van een afstand wordt de jongen verblind door het uiterlijk van ‘Queen Gloriana’, maar als hij haar hand kust, ziet hij hoe het gezicht van een zeer oude vrouw door het blanketsel heen breekt. Goed is Blackwood ook in het schetsen van het gevaar dat de gemiddelde passant in het toenmalige Londen liep, waar je vermoord werd als je in de verkeerde buurt belandde. Net als Jong staat hij stil bij de positie van de joden: in Engeland woonde destijds geen enkele jood meer, want ze waren verdreven of gekerstend. Kortom, ook The Shakespeare Stealer verschaft beter materiaal dan het scenario van Norman & Stoppard. | |||||||||||||||||||||||||
HazensoepDat geldt ook voor het schitterende Mrs Shakespeare. The Complete Works van Robert Nye (1993). Nye publiceerde eerder de lijvige roman Falstaff, een personage dat in de Restauration te ordinair en banaal werd geoordeeld, maar veel later en terecht tot hoofdpersoon van toneelstukken en opera's promoveerde. Deze keer is de heldin en de verteller de echtgenote van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||
Shakespeare, Anne Hathaway, die van ‘het twee na beste bed’, en Nye onthult waarom dat bed zo werd aangeduid. Het is het bed waarin ze met haar echtgenoot allerlei rollen moest spelen: als Kate, Juliet, Desdemona, Ophelia, Cleopatra, de dochter van Antiochos, de drie dochters van Lear. Elke scène eindigde met een copulatie waarin Shakespeare een stuk enthousiaster fungeerde dan bij andere gelegenheden. ‘That bed was a private playhouse where we acted out together his dreams and his fantasies’. Ze vertelt ook hoe zij jongenskleren aantrok en Shakespeare zich in haar jurken hulde en hoe ze daarbij in de spiegel keken. En uiteraard schampert zij over zijn relatie met Southampton, die ze Henry Rizley (= Wriothesley) noemt. Behalve informatie over hoe Shakespeare in Londen woont als ze hem een keer opzoekt en over kinderen en ouders, krijgen we ook recepten voor hazensoep en melkpudding te lezen. Scenarioschrijvers, waar was u? Zij is de Dark Lady uit de sonnetten, suggereert Nye, en waarom niet? Die laatste vraag beantwoordt Nye in een volgend boek weer op een heel andere manier. The Late Mr Shakespeare verscheen dit jaar. De Dark Lady was de mulattin Lucy Negro, houdster van een bordeel waarin alles wat de klanten maar willen door de dames (en heren) gespeeld kon worden (ook weer ‘a private playhouse’!). Het lijkt er een beetje op dat Nye pas met deze fenomenale biografische roman over Shakespeare kon beginnen, nadat hij met Mrs Shakespeare het terrein had verkend. Zoals Frédéric Vitoux eerst het boek over de kat van Céline - Bébert - schreef voor hij zijn handtekening zette onder een contract over het leven van het baasje. The Late Mr Shakespeare is eigenlijk een biografie, waarin Nye zijn ontzagwekkende eruditie over leven en werk de vrije loop laat. Maar anders dan de al genoemde biografie van Harold Bloom is het een antibiografie: Nye presenteert zijn speculaties als fictie. De verteller van de roman is Robert Reynolds, alias Pickleherring, een voormalige acteur die als oude man de eerste biografie van Shakespeare schrijft, in een zolderkamertje boven een Londens bordeel. Hij heeft de beroemde man decennialang meegemaakt en speelde als jongen veel van de vrouwenrollen (want die zijn toch het interessantst) waarmee die beroemd werd. Nye's roman loopt werkelijk over van de al dan niet gefingeerde, verrassende en humoristische anekdotes over Shakespeare en zijn tijdgenoten. Ik zal er een noemen. Een adellijke dame raakt erg onder de indruk van Richard Burbage en niet alleen maar van de manier waarop hij Richard III speelt. Als ze het theater verlaat, maken ze een afspraak: Burbage zal later op de avond bij haar thuis aankloppen en zich melden als Richard III. Shakespeare luistert het gesprek af, zorgt dat hij eerder arriveert en wanneer hij de dame in bed entertaint en een bediende aankondigt dat Richard III aan de deur staat, schreeuwt hij uit: ‘Willem de Veroveraar kwam voor Richard III’. Wat histo- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||
risch juist is en ook in verschillende opzichten. Uit Nyes boek kan wel voor tien films worden geput. | |||||||||||||||||||||||||
Spelen met ShaxpurMet zijn keuze voor tijdgenoot ‘Pekelharing’ lost Nye heel slim een groot probleem op. Die oude acteur hoeft namelijk geen rekening te houden met de drie eeuwen aan Shakespeare-literatuur die na hem verscheen! Want iedereen die zich in het werk van Shakespeare verdiept, weet hoe de loodzware last van de Shakespeare-kunde op zijn schouders kan nederdalen. Heb je wel genoeg secundaire literatuur doorgeworsteld? Heb je wel de editie gebruikt die de beste voetnoten bevat? Ik bof nog dat ik ben opgegroeid in de nadagen van de literatuuropvatting die het werk centraal stelde en met dédain neerkeek op literatuurwetenschappers die persoon en werk met elkaar in verband brengen, dus minder last heb van de jaarlijks groeiende last aan biografieën. Anders is het wanneer auteurs spelen met Shakespeare, zoals Nye, hoe erudiet hij ook blijkt te zijn. Dan voel je die last niet. Mijn grote bezwaar tegen veel Shakespeare-verfilmingen is juist dat ze niet echt durven te spelen. Dat ze auteur en oeuvre te serieus nemen, ook en misschien vooral ook wanneer ze op een massapubliek mikken. Waarom zoveel moeite doen het materiaal, dan wel het leven van Shakespeare zorgvuldig te lenen in plaats van zelf iets nieuws te maken dat gewoon door de tijd en de sfeer en de taal is geïnspireerd? Lekker onbekommerd genieten van domme koninginnen, sluwe hovelingen, gestoorde ontdekkingsreizigers, corrupte ambtenaren, wrede politici en vooral de prachtige ironie en sarcasme waarmee hun zinnen zijn geformuleerd? Daarvoor is het leven en werk van William Shakespeare (23 april 1564 - 23 april 1616) even onbelangrijk en even belangrijk materiaal als andere bronnen. Spelen met Shakespeare deed Mark Twain al meer dan honderd jaar geleden in zijn verhaal ‘Date 1601. Conversation, as it was by the Social Fireside, in the time of the Tudors’. Aan het hof van Elizabeth zijn op een avond behalve de koningin zelf en een aantal hofdames ook de ontdekkingsreiziger Walter Raleigh, de auteurs Ben Jonson en Master Shaxpur (een van de vele overgeleverde spellingswijzen, ‘Shagsshaft’ is nog grappiger) aanwezig. Het verhaal begint als de koningin uitroept dat ze nu een wind heeft gehoord, zoals ze in al haar achtenzestig jaren nooit heeft meegemaakt. De verschillende aanwezigen passeren de revue - een vijftienjarige hofdame is al bij voorbaat vrijgepleit omdat je volgens de koningin op die leeftijd alleen maar een benauwd piepje kan produceren. Uiteindelijk blijkt Raleigh de dader te zijn; hij laat als bewijs een nog vervaarlijker scheet horen en voegt daaraan toe dat, hoe- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||
wel deze petomanische donder in heel Engeland door niemand kan worden overtroffen, hij toch niet zijn dag had. De verteller is een schenker die af en toe wegvlucht omdat hij de doordringende stank niet kan verdragen, dit in tegenstelling kennelijk tot het beschaafde gezelschap. Twain vervolgt met merkwaardige seksuele gewoonten in Frankrijk, waarover Master Shaxpur bij Montaigne zegt te hebben gelezen. Zoals weduwen in Périgord die een replica van een ontspannen fallus om de nek dragen. Bij ons doen ze dat ook, schatert de koningin, maar dan dragen ze hem tussen de benen, als ze met een nieuwe minnaar copuleren en dan is die niet ontspannen! In ieder geval is dit materiaal wel gebruikt door een moderne scenarioschrijver. Want het team achter Blackadder kent vanzelfsprekend zijn Twain. En als ik er eens goed over nadenk: de verzamelde banden van Blackadder II zijn mij eigenlijk heel wat meer waard dan het merendeel van de recente shakespeariana waar de videotheek vol mee staat. | |||||||||||||||||||||||||
Literatuur
August Hans den Boef (1949) is publicist en docent aan het MIM (Instituut voor Media en Informatiemanagement) te Amsterdam. |
|