| |
| |
| |
Hester Eymers
De elfen van Shakespeare
of wat er van Puck terechtkwam
Hoewel het werk van Shakespeare ruim vier eeuwen nadat hij zijn toneelstukken schreef nog steeds in de belangstelling staat, er nog regelmatig nieuwe vertalingen verschijnen en zijn stukken niet alleen worden uitgevoerd op het toneel, maar ook worden verfilmd - wat duidt op het universele van zijn taal en thematiek - toch was Shakespeare ook onontkoombaar een kind van zijn tijd. Hij leefde in een wereld die nog maar nauwelijks begonnen was zich wetenschappelijk en technologisch te ontwikkelen. Het merendeel van de mensen was boer of handwerksman, en analfabeet. Aardappels, koffie, thee en tabak waren nieuwigheden die in de hogere kringen hun voorzichtige entree maakten.
In het licht van de eerste helft van de zeventiende eeuw zien Shakespeare's stukken er dan ook beduidend anders uit dan nu. Neem A Midsummer Night's Deam. Waar wij geneigd zijn een romantisch sprookje te zien, daar zag het zeventiende-eeuwse publiek een weliswaar verzonnen, maar realistisch verhaal. De elfen, voor ons sprookjesfiguren gehuld in tule en satijn, waren voor het publiek van toen reëel bestaande wezens, zij het van een andere orde. De maan, voor ons een symbool van zwoele romantiek, was in Shakespeare's tijd een teken van koelte en kilheid.
Juist omdat Shakespeare's werk zich in een niet-aflatende belangstelling mag verheugen, loont het de moeite een beeld te schetsen van de wereld waarin dat werk tot stand kwam. Niet met het doel moderne interpretaties af te kunnen straffen omdat zij historisch incorrect zouden zijn, maar om, integendeel, het werk meer diepte te geven. Hoe meer interpretaties van een werk voorhanden zijn, des te meer gaat dat werk op zichzelf staan en komt het tot leven.
| |
Bijgeloof
In het begin van de zeventiende eeuw stond men aan de vooravond van grote en ingrijpende veranderingen. Het werk van filosofen als Bacon, Hobbes en Locke ademde al een nieuwe geest. Mondigheid, redelijkheid en verdraagzaamheid zouden de nieuwe idealen worden. Toen Newton in 1687 zijn ‘Principia’ publiceerde, brak definitief het tijdperk van de Verlichting aan.
In Shakespeare's tijd was men echter nog stevig geworteld in de traditie, en de nieuwe wind was nog niet meer dan een licht briesje. Bijgevolg ontstond
| |
| |
een chaotische mengelmoes van bijgeloof en rationaliteit. In de theologisch georiënteerde samenleving die Engeland in de zeventiende eeuw was, werd een speciale waarde toegekend aan het woord. Een naam was niet slechts een etiket, maar verborg een diepere betekenis aangaande het wezen dat het benoemde. Daarop stoelde niet alleen de magische kracht van toverformules, het verleende ook woordspelingen een serieuze intellectuele betekenis, die tegenwoordig niet meer gevoeld wordt.
Joseph Noel Paton, Oberon en Titania verzoenen zich (uit: Briggs, The Fairies)
Thomas Alfred Spalding karakteriseerde de situatie achteraf (in 1880) als volgt: ‘[...] this newly liberated spirit of free inquiry was not kept in check by any sufficient previous discipline in logical methods of reasoning. Hence the possibility of the wild theories that then existed. [...] Men do not seem to have been able to distinguish between an hypothesis and a proved conclusion; or, rather, the rule of presumptions was reversed, and men accepted the hypothesis as conclusive until it was disproved.’
Omdat de rationele gronden voor argumentatie nog geen gemeengoed waren, aldus Spalding, kon het geloof in duivels en andere bovennatuurlijke wezens blijven bestaan: ‘The masses clung to the old and venerated, if not venerable, belief that devils could at any moment assume what form soever they might please - not troubling themselves further to inquire into the method of the operation.’
In haar onderzoek naar het geloof in elfen in Shakespeare's tijd nuanceert Katharine Briggs dit oordeel. De wereld is inmiddels zo gecompliceerd geworden, dat wij ons evenmin kunnen verlaten op ons eigen oordeel: ‘We have our credulities no less than our ancestors; most of us believe in authority as blindly as the people of any age, but it is the authority of the scientists. [...] We are delivered into the hands of the specialists, and in spite of popular outlines, which often claim a larger field for science than the responsible scientist would do, it is very difficult for the average man
| |
| |
to form a comprehensive picture of the Universe.’
| |
Elfen
Het beeld dat in de literatuur van elfen gegeven wordt, weerspiegelt de ontwikkeling die de cultuur in dat opzicht doormaakte. In de middeleeuwse literatuur komen elfen slechts sporadisch voor. Wie al te veel kennis van heidense praktijken tentoon spreidde, liep het risico van ketterij beschuldigd te worden. In de zeventiende eeuw was de macht van de kerk minder overheersend geworden en werd regelmatig gewag gemaakt van elfen. De verhalen bleven dicht bij de volkse overlevering, maar werden dikwijls met een zekere lichtheid gebracht waarin het ongeloof al doorschemert.
Robert Herrick, een tijdgenoot van Shakespeare, rijmde:
If ye will with Mab find grace,
Set each platter in his place:
Rake the fier up, and get
Water in, ere sun be set.
Wash your pailes, and clense your dairies;
Sluts are loathsome to the fairies:
Sweep your house; who doth not so,
Mab will pinch her by the toe.
Elfen bestonden in uiteenlopende soorten en maten. Sommige elfen gedroegen zich als ware aristocraten: zij gingen jagen en hielden feesten in hun paleizen, die zich in een holle heuvel of onder water bevonden. Het waren nobele wezens, gul, vriendelijk en rechtvaardig.
De ‘gewonere’ elfen hadden in grote lijnen dezelfde karaktertrekken. Ze varieerden aanzienlijk in grootte: sommige elfen waren mansgroot, sommige hadden het formaat van een flinke peuter, terwijl andere nauwelijks zichtbaar waren en nooit groter werden dan een bloemknop. Ze hielden zich, zoals de elf Mab in het gedicht van Robert Herrick, bezig met de gang van zaken in huis en op het land. Ze veranderden goud in een hoopje droge bladeren en vice versa. Hun grootste ondeugd was het stelen van pasgeboren baby's, waarbij ze een baby-elf (changeling) in plaats van het mensenkind achterlieten. Ze maakten zichzelf onzichtbaar als het zo uitkwam, of veranderden in een willekeurig ander wezen of voorwerp.
Bij Shakespeare vinden we dit terug in A Midsummer Night's Dream, waar Puck het paard voor de gek houdt door telkens andere gedaanten aan te nemen:
| |
| |
Neighing in likeness of a filly foal:
And sometimes lurk I in a gossip's bowl,
In very likeness of a roasted crab;
Sometimes a horse I'll be, sometime a hound,
A hog, a headless bear, sometime a fire;
And neigh, and bark, and grunt, and roar, and burn,
Like horse, hound, hog, bear, fire, at every turn.
Puck is een bijzonder soort elf: de zogenaamde hobgoblin, ook wel Robin Goodfellow geheten. Deze elfensoort was een mengeling van elf en duivel: hij stond aan de kant van de rechtvaardigen, maar haalde soms lelijke streken uit. Dikwijls fungeerde hij als beschermengel van het huis waar hij verbleef. Wie hem echter betrapte bij zijn goede daden, raakte hem voorgoed kwijt.
Voorts was er nog een aantal buitenissiger wezens, die Briggs eveneens als elfen typeert. Zeemeerminnen, watergeesten en bosnimfen kunnen tot de elfen gerekend worden, maar komen in de literatuur sporadisch voor. Reuzen, giganten en monsters worden een enkele keer eveneens in verband gebracht met de elfen.
In de middeleeuwen figureerden vooral de aristocratische elfen in verhalen. In de zestiende en zeventiende eeuw gaven schrijvers de voorkeur aan de gewonere elfen en hobgoblins, omdat die meer aansloten bij de leefwereld van hun publiek. Onderwijs had ervoor gezorgd dat lezen niet langer voorbehouden was aan de intellectuele elite, maar een populair tijdverdrijf was geworden in brede lagen van de bevolking.
| |
A Midsummer Night's Dream
Shakespeare voert in verschillende toneelstukken elfen ten tonele. Meestal spelen zij slechts een kleine figurantenrol of wordt enkel aan hen gerefereerd. A Midsummer Night's Dream is het enige stuk waarin de elfen werkelijk prominent aanwezig zijn. Ook in The Tempest spelen zij een rol, maar daar komen zij niet zo mooi uit de verf als in A Midsummer Night's Dream. In The Tempest zijn de elfen efemere wezens, die niet zelfstandig opereren, maar onder invloed staan van een tovenaar. In A Midsummer Night's Dream zijn de elfen daarentegen onafhankelijk.
Shakespeare baseerde A Midsummer Night's Dream op verschillende folkloristische stromingen die hij tot een geheel heeft gewoven. Theseus, hertog van Athene, en zijn verloofde Hippolyta hebben zowel klassieke als middeleeuwse trekjes. Oberon, koning van de elfen, is afgeleid van Alberich, een Duitse dwerg, terwijl Titania, koningin der elfen, de riten van de klassieke
| |
| |
Diana heeft overgenomen. Puck is gemodelleerd naar de Engelse Robin Goodfellow en ook de overige elfen zijn getekend naar Engels model.
De elfen zoals Shakespeare ze tekent, waren niet nieuw voor het publiek. Het kende hen al uit andere romantisch gekleurde toneelstukken. Wat wel nieuw was, was het formaat van Shakespeare's elfen. In de folklore kende men weliswaar elfen van zeer uiteenlopend formaat, maar op het toneel waren elfen meestal niet kleiner dan een kind. Praktische overwegingen zullen hier ongetwijfeld een doorslaggevende rol hebben gespeeld.
Shakespeare heeft zich echter niets aangetrokken van praktische overwegingen en maakte zijn elfen zo klein als hij zelf wilde. Titania's onderdanen kruipen in de hoedjes van eikels en vinden in een vleermuis een tegenstander van formaat, terwijl elfenkoningin Mab zich in Romeo and Juliet laat rijden in een hazelnoot die voortgetrokken wordt door mieren.
Naast de kleinheid springt de goedheid van de elfen in het oog. Van kwade wil of duivelse streken is geen sprake. Weliswaar haalt Puck zo nu en dan kattenkwaad uit, maar dat gaat haast per ongeluk en wordt ruimschoots gecompenseerd door de welwillendheid van de andere elfen. Waarschijnlijk hangen deze twee eigenschappen van Shakespeare's elfen samen: hoe kleiner de elf, hoe geringer zijn krachten en streken.
| |
Elfen na Shakespeare
De elfen van Shakespeare hadden heel herkenbare trekken voor het publiek van de zeventiende eeuw. Met name Puck is geheel gemodelleerd naar de volkse verhalen die de ronde deden. Tegelijkertijd introduceerde Shakespeare nieuwe elementen die hij leende uit de klassieke literatuur. Zijn elfenwereld is daardoor dubbelzinnig: ze refereert zowel aan een toentertijd als reëel ervaren wereld, als aan de fictieve wereld van de literatuur.
Deze mengeling weerspiegelt de tijd waarin Shakespeare leefde. Oude gebruiken en gewoonten begonnen hun vanzelfsprekendheid te verliezen, maar men tastte nog in het duister naar wat voor het oude in de plaats moest komen. De elfen van Shakespeare staan nog met een been in de oude wereld, waarin zij reëel bestaande wezens waren, en met het andere been staan zij reeds in de nieuwe wereld, waarin elfen louter fictieve wezens zijn.
Zowel hun kleinheid als hun goedheid wijzen in de richting van de nieuwe plek die elfen zouden krijgen. Het zijn juist deze twee eigenschappen waarop de literatuur na Shakespeare inhaakt. Een groepje bevriende schrijvers, waaronder de al genoemde Robert Herrick, schepte er plezier in fantasieën te schrijven over elfen. Zij kenden uiteraard het werk van Shakespeare en borduurden voort op de kleinheid van de elfen. Een van hen, Michael Drayton, maakte zijn elfen zo klein dat een volledige hofhouding gehuisvest
| |
| |
kon worden in de klok van een sleutelbloem.
Het werk van deze groep schrijvers was populair en vond gedurende korte tijd veel navolging. De hertogin van Newcastle bijvoorbeeld schreef talloze gedichtjes over elfen die duidelijk geënt waren op het werk van Herrick en Drayton. Maar in één van haar gedichten streeft ze hen allemaal voorbij:
Who knowes, but in the Braine may dwel
Little small Fairies; who can tell?
And by their severall actions they may make
Those formes and figures, we for fancy take.
And when we sleep, those Visions, dreames we call,
By their industry may be raised all;
And all the objects, which through senses get,
Within the Braine they may in order set.
And some pack up, as Merchants do each thing,
Which out sometimes may to the Memory bring.
Thus, besides our owne imaginations,
Fairies in our braine beget inventions.
If so, the eye's the sea they traffick in,
And on salt watry teares their ship doth swim.
But if a teare doth breake, as it doth fall,
Or wip'd away, they may a shipwrach call.
De elfen zijn hier homunculi geworden, kleine mannetjes die diverse taken in onze hersenen uitvoeren. Ze bedenken onze dromen en fantasieën en bevaren onze tranen. De macht die ze nog hebben staat geheel in dienst van de mens waarin ze wonen, kattenkwaad halen ze niet langer uit.
Shakespeare zette met zijn miniatuurelfen een beweging in gang die leidde tot de verdwijning van de elfen uit de literatuur. In 1906 laat Rudyard Kipling Puck nog één keer verschijnen aan twee kinderen. Puck verhaalt hen een prachtige, sprookjesachtige geschiedenis van Engeland, maar daarvan kunnen ze zich later, door een tovertruc van Puck, niets meer herinneren. Puck, die door Shakespeare nog zo levensecht getekend was, is hier verworden tot een sprookjesfiguur die dermate fictief is dat zelfs het geheugen hem niet langer vast kan houden.
| |
Literatuur
Briggs, K.M., The Fairies in Tradition and Literature. Londen, Routledge & Kegan Paul, 1967; The Anatomy of Puck. Londen, Routledge & Kegan Paul, 1959. |
Kipling, R., Puck of Pook's Hill. Londen, Macmillan, 1906. |
Shakespeare, W., The complete works of William Shakespeare. Cambridge University Press, 1984. |
Spalding, T.A., Elizabethan Demonology. Londen, Chatto & Windus, Piccadilly, 1880. |
Tijdschrift voor Theaterwetenschap, themanummer Shakespeare, nr. 20/21, juli 1987. |
Hester Eymers (1968) studeerde letteren en wijsbegeerte. Ze schrijft over filosofie in o.m. de Volkskrant.
|
|