| |
| |
| |
Ron Hoffman
Shakespeare's eerste tetralogie
Lessen van schurken in schelden, schoppen, slaan en klagen
In vergelijking met de tragedies en de komedies zijn de koningsdrama's van Shakespeare niet erg populair. Dit geldt met name voor zijn eerste tetralogie, bestaande uit de stukken King Henry VI deel 1, 2, 3 en Richard III. Volgens een Elizabethaanse getuigenis was deel 1 van Henry VI zeer geliefd:
How it would have joyed brave Talbot (the terror of the French) to
think that after he had lyne two hundred years in his Tombe, hee
should triumphe againe on the Stage, and have his bones new
embalmed with the teares of ten thousand spectators at least, (at
severall times) who, in the Tragedian that represents his person,
imagine they behold him fresh bleeding.
Aldus Thomas Nashe in zijn Pierce Penilesse his Supplication to the Divell uit 1592. Shakespeare kon helaas niet lang genieten van dit succes. Vlak na de opvoering van de trilogie werden de theaters voor ongeveer twee jaar gesloten uit angst voor het uitbreken van de pest. Dit gebeurde wel vaker, de dichtbepakte theaters waren een brandhaard van besmettelijke ziektes. Een gelukkige bijkomstigheid is dat Shakespeare waarschijnlijk mede hierdoor toekwam aan het schrijven van Venus and Adonis. Shakespare heeft in totaal tien toneelstukken geschreven die koningsdrama's genoemd worden; de twee op zichzelf staande stukken King John, Henry VIII; de eerste tetralogie, geschreven rond 1590-1592, bestaande uit Henry VI deel 1, 2, 3 en Richard III; de tweede tetralogie bestaande uit Richard II, Henry IV deel 1 en 2 en Henry V. Opvallend hierbij is dat Shakespeare niet chronologisch te werk ging. Zijn eerste tetralogie speelt zich - chronologisch gezien - af ná de tetralogie die hij later zou schrijven. Wat zou Shakespeare's reden hiervoor geweest kunnen zijn? Zijn eerste tetralogie begint met de dood van de grootste vorst van Engeland waarna ramp na ramp zich aandient, om vervolgens te eindigen met een hoopvol nieuw begin. Shakespeare's latere tetralogie begint met een zwakke vorst en eindigt met het succesverhaal van Henry V.
Als Shakespeare's eerste tetralogie al op de planken wordt gebracht, dan alleen in een ernstig verkorte dan wel bewerkte versie (zoals bijvoorbeeld het mega-spektakel Ten Oorlog). Heeft de veranderende populariteit van verschillende stukken ‘slechts’ te maken met verandering van smaak? Of heeft het ook te maken met een veranderde houding ten opzichte van patriottisme? Inderdaad zijn deze stukken vooral in Engeland vaak gebruikt voor
| |
| |
patriottische doeleinden. Het is geen toeval dat Laurence Olivier Henry V heeft verfilmd in 1944. Het is niet al te moeilijk deze stukken te gebruiken als nationale propaganda. De koningsdrama's van Shakespeare lenen zich bij uitstek voor patriottische doeleinden. Echter, als dit gebeurt is het opvallend dat er veel van de tekst wordt weggelaten dan wel op een zeer bepaalde manier wordt geïnterpreteerd. De koningsdrama's laten genoeg ruimte over om zeer kritisch te zijn over autoriteit en koningsschap. Shakespeare geeft niet alleen een stem aan de autoriteit maar ook aan de rebel. Over het algemeen spelen de verschillende koningen en de aristocratie een zeer negatieve rol. Dit geldt met name voor de eerste tetralogie: Henry VI is als koning een mislukking. Ook dient te worden opgemerkt dat patriottisch gehalte niets zegt over de kwaliteit van zulke stukken.
Het verschil in waardering van Shakespeare's stukken is gedeeltelijk te verklaren door verschil in smaak. Titus Andronicus, met veel gemak Shakespeare's bloederigste stuk, was in zijn eigen tijd een echte hit, maar wordt tegenwoordig haast niet meer gespeeld. In dit artikel wil ik stilstaan bij de verschillen, de overeenkomsten, en vooral het eigen karakter van Shakespeare's eerste tetralogie.
| |
Genreverschillen
Het is belangrijk om de koningsdrama's niet te beoordelen volgens criteria die worden toegepast op de tragedies van Shakespeare. Dit leidt nogal eens tot foute conclusies. Een groot verschil tussen de tragedies en de histories is de rol van een centrale held. In de koningsdrama's is er in feite geen centrale figuur. De centrale figuur zou Engeland en haar wedervaardigheden genoemd kunnen worden. De aanduiding Henry VI slaat eerder op de periode waarin genoemde Henry de koning was, dan dat deze titel zou impliceren dat hij de centrale figuur is. Dit verklaart ook het sterk episodische karakter van deze stukken. De open eindes, vooral van deel 1 en 2, worden hierdoor logisch. Het gaat immers niet om de figuren, maar om de geschiedenis en deze stopt niet met de dood van bepaalde figuren. Henry VI is het grote voorbeeld van een koning die dat nooit had moeten worden. Dit herkent hij zeif in de loop van zijn regeerperiode: hij is een rampzalige koning! Aan het begin van de tetralogie is hij nog te jong om te regeren. De weinige initiatieven die hij ontplooit, zijn verkeerd en hij blijkt geenszins bij machte de aristocratie in bedwang te houden.
Shakespeare creëerde met zijn koningsdrama's een nieuw genre. Uiteraard was er wel eerder historisch materiaal op het toneel gebracht, maar niet op zo'n systematische manier. Christopher Marlowe volgde Shakespeare's voorbeeld met zijn Edward II. Het is bij het lezen van de eerste tetralogie - en dit
| |
| |
geldt ook voor de tweede tetralogie - belangrijk om te blijven bedenken dat Shakespeare zijn bronnen en de feitelijke gebeurtenissen geheel naar zijn hand zet. Dit geldt niet alleen voor de tijd waarin en het tijdstip waarop gebeurtenissen zich afspelen, maar ook voor de toedracht van historische gebeurtenissen. Feit en fictie lopen door elkaar heen. Berucht is het geval van de figuur van Richard III. In Shakespeare is hij een aartsschurk, terwijl dat historisch gezien zeer discutabel is. Dit alles heeft natuurlijk ook te maken met de ‘officiële’ interpretatie van de geschiedenis zoals voorgestaan door de machtshebbers tijdens Shakespeare's leven. Bovendien had Shakespeare te maken met een zeer strenge censuur.
Er is wel geopperd dat Shakespeare in Titus Andronicus republikeinse sympathieën uitdraagt. Als dit zou kloppen dan zouden de machthebbers er wel voor gezorgd hebben dat dit meteen Shakespeare's laatste stuk was geweest. Alle toneelstukken die werden opgevoerd - dus ook deze koningsdrama's - werden aan een grondige censuur onderworpen; al te harde kritiek werd niet getolereerd.
| |
Schurken
Het is gebruikelijk om de vroege werken van Shakespeare en te verdedigen door te wijzen op de overeenkomsten en verbindingen met zijn latere werk. Tussen de eerste tetralogie en Shakespeare's latere werk bestaan verschillend verbanden. De kenmerken van de latere tetralogie, bestaande uit Richard II, Henry IV deel 1 en 2 en Henry V, zijn allemaal terug te vinden in het vroege werk. Evenals de latere stukken kenmerkt het vroege werk zich door een opvallende structuur. De eerzucht en ambities van de aristocratie zijn de oorzaak van de chaos in Engeland. Dit is vervolgens terug te vinden in de omkering van de natuurlijke orde der dingen; de vader die zijn zoon vermoordt, de zoon die zijn vader vermoordt. Ook tussen de personages kunnen overeenkomsten worden aangegeven. De figuur van Richard III kan gemakkelijk vergeleken worden met Iago in Othello en met Edmund in King Lear. Alle drie zijn het schurken die zeer bewust kiezen voor de schurkenrol; alle drie scheppen ze daarin een duivels genoegen. Een thema dat in alle Shakespeare-stukken opduikt, is de overeenkomst tussen de ‘echte wereld’ en het toneel waarop deze echte wereld vervolgens wordt afgebeeld. Zo waant Henry zich een verdwaalde, die beter een schaapherder had kunnen zijn. Richard presenteert zich heel als schurk in een schurkenrol. Zoals hijzelf zegt: ‘I am determined to be a villain’. Deze zin kan op twee manieren gelezen worden; enerzijds kan de betekenis zijn dat Richard er zelf voor kiest om schurk te zijn. Anderzijds kan het betekenen dat zijn rol als schurk al vastligt. Een overeenkomst tussen de vroege en latere Shakespeare is de
| |
| |
manier waarop ‘het gewone volk’ wordt afgebeeld. Hoewel het zeer moeilijk is en een hachelijke zaak om te speculeren over de voor- en afkeuren van Shakespeare zelf kan men toch wel vaststellen dat de massa steevast wordt afgeschilderd als een onverantwoorde, wilde en woeste verzameling. Dit komt naar voren tijdens de ‘Jack Cade rebellie’ in deel 2 van Henry VI maar ook in bijvoorbeeld de latere stukken Julius Caesar en Coriolanus. Hierbij dient men echter te bedenken dat in de eerste tetralogie ook de hogere stand er bepaald niet best van afkomt.
Vooral in de latere tragedies zijn vele beroemde monologen te vinden; Macbeth met zijn ‘Tomorrow, and tomorrow, and tomorrow’, Othello met zijn ‘It is the cause, it is the cause, my soul’. In de koningsdrama's zijn er echter ook prachtige voorbeelden. Er zijn monologen waarin een karakter het publiek inlicht over zijn ware bedoelingen (bijvoorbeeld Winchester, York en vooral Richard). Er zijn monologen in het midden van de strijd: Talbot's ‘My thoughts are whirled like a potter's wheel’ en Henry's ‘This battle fares like to the morning's war’. In deze monoloog beklaagt Henry zijn lot en droomt van het geordende leven van een schaapherder:
O God! methinks it were a happy life
To be no better than a homely swain:
To sit upon a hill, as I do now,
To carve out dials quaintly, point by point,
Thereby to see the minutes how they run -
How many makes the hour full complete,
How many hours brings about the day,
How many days will finish up the year,
How many years a mortal man may live.
[Henry VI deel 3, akte 2, scène 5]
Ook zijn er echte ‘tranentrekkers’, bijvoorbeeld de sterfmonoloog van Warwick, eerst de grote vertrouweling van Henry, daarna van York, maar als Edward hem niet gehoorzaamt weer bondgenoot van Henry. Dit is de stervende Warwick:
Lo now my glory smear'd in dust and blood!
My parks, my walks, my manors that I had,
Even now forsake me; and of all my lands
is nothing left me but my body's length.
Why, what is pomp, rule, reign, but earth and dust?
And live we how we can, yet die we must.
[Henry VI deel 3, akte 5, scène 2]
| |
| |
Henry zou het hier mee eens zijn, maar zowel York als Richard zouden hierop antwoorden dat het dragen van de kroon veel méér is dan slechts ‘earth and dust’ en zeker waard om voor te leven en te sterven (en vooral ook anderen ervoor te laten sterven). Clifford, bondgenoot van Henry ziet zijn dode vader liggen en spreekt een prachtige monoloog die als volg begint:
O! let the vile world end,
And the premised flames of the last day
Knit earth and heaven together;
Now let the general trumpet blow his blast,
Particularities and petty sounds
[Henry VI deel 2, akte 5 scène 2]
Het is typisch voor Shakespeare dat deze aangrijpende monoloog in de mond gelegd wordt van een karakter dat later uitmunt in wreedheid (dit doet denken aan de vele opmerkingen van oerschurk Iago in Othello over eerbaarheid en goede naam). De mooiste monologen - monologen vol vuur en zeer speels - gaan naar de grootste schurken: York en vooral zijn zoon Richard. Vooral de monologen van Richard zijn humoristisch en vol van een duivels genoegen de anderen te slim af te zijn.
Net zoals de latere stukken kenmerkt de eerste tetralogie zich door een grote verscheidenheid in taalgebruik. Dit was het grote onderscheid tussen Shakespeare en zijn tijdgenoten. Proza en poëzie die statig is, en vulgair, retorisch en bombastisch: het is allemaal bij Shakespeare te vinden. Een mooi voorbeeld van de grote verscheidenheid in de tetralogie is de Jack Cade-rebellie in deel 2. Deze episode is geheel in proza geschreven. York reist af naar Ierland om daar een opstand neer te slaan. Om voor hemzelf de weg te bereiden bij zijn terugkeer beraamt hij rebellie in Engeland die ervoor moet zorgen dat het land in anarchie verkeert. Het volk moet zich, aangevoerd door Jack Cade, plunderend en moordend een weg door het land banen. Dit intermezzo kan ook gezien worden als een weerspiegeling van de absolute anarchie waarin Engeland zich bevindt. Typisch Shakespeareaans is de manier waarop Cade aan zijn einde komt. Hij moet alleen vluchten, houdt zich schuil in een tuin, maar moet dan toch, gedreven door honger, tevoorschijn komen, waarna hij door een landedelman uit Kent, Alexander Iden, gedood wordt. Deze Iden heeft in het begin van de scène gezegd dat hij heel tevreden is met het landelijke leven en dat hij zeker niet ten koste van anderen zich wil verrijken (‘I seek not to wax great by others' waning’). Echter, de uitgehongerde Cade is geen partij voor Iden, die hem na een kort gevecht doodt en vervolgens naar het hof vertrekt om zijn beloning op te
| |
| |
eisen. De Jack Cade scènes zijn voor het grootste deel geschreven in een zeer levendig en gevarieerd proza dat doet denken aan de scènes tussen Falstaff en prins Hal in Henry IV deel 1 en 2.
| |
Plot
De geringe waardering voor de eerste tetralogie heeft misschien ook te maken met het op het eerste oog zeer ondoorzichtige plot. De lezer of theaterbezoeker wordt als het ware gebombardeerd met namen van hertogen, graven en bisschoppen met hun verschillende functies en hun verschillende loyaliteiten. En wat die loyaliteit betreft: die is nogal eens aan verandering onderhevig. Warwick bijvoorbeeld is eerst aanhanger van Henry, verandert dan van gedachte en voegt zich bij York, om zich later toch weer bij Henry aan te sluiten.
De verwarring wordt nog vergroot door de namen van de personages door een verandering in functie vaak veranderen. Eigenlijk gaat het in de eerste tetralogie om de strijd tussen het huis van Lancaster, aangevoerd door Henry VI en het huis van York, aangevoerd door York en zijn zonen. York meent veel meer recht te hebben op de troon dan Henry. Een groot deel van de tetralogie bestaat uit verhitte discussies die ontaarden in ruzie over dit in essentie wettelijke probleem. Uiteraard wordt het probleem versterkt door de verschillende persoonlijke ambities van de verschillende huizen. Om te begrijpen hoe het probleem is ontstaan moeten we teruggaan naar het verhaal van Richard II. Deze werd door Bolingbroke van de troon gestoten, waarna Bolingbroke zelf Henry IV werd. Erg gelukkig in zijn koningsschap was hij echter niet; hij werd verteerd door spijt en berouw om het afzetten van en zijn aandeel in de moord op Richard II. Zijn zoon, prins Hall, later Henry V, werd eerst gezien als losbol maar ontpopte zich als een groot koning. De veroveringen in Frankrijk, met als hoogtepunt de strijd om Agincourt, waren vooral zijn verdiensten.
Henry VI begint in 1422, met de dood van Henry V. De lijkkist van Henry wordt binnengedragen en in het midden van het toneel gezet. Gloucester, ‘protector of the realm’ en plaatsvervanger van de koning tijdens diens minderjarigheid, en de bisschop van Winchester zijn aanwezig en zetten vrijwel direct hun oude ruzie voort. Vervolgens komt een boodschapper op om te vertellen dat verschillende Franse steden voor de Engelsen verloren zijn gegaan. Een tweede boodschapper voegt hier nog meer onheilstijdingen aan toe en een derde komt vertellen dat Lord Talbot, de grote held en hoop van de Engelsen, gevangen is genomen. Henry VI begint dus met de omkering van succes; de spiraal naar beneden is ingezet. Zeer belangrijk is het hierbij de genoemde oorzaak niet over het hoofd te zien. De oorzaak van het feit dat
| |
| |
de Engelsen rampspoed over zich heen krijgen uitgestort is niet zozeer de wil van God, maar hun innerlijke verdeeldheid en - zoals de eerste boodschapper zegt - ‘want of men and money’.
In het eerste deel gaat het vooral om de teloorgang van de Engelse bezittingen in Frankrijk. Talbot wordt in de strijd gedood, niet op een heldhaftige wijze, maar eigenlijk alleen omdat Somerset en York hem niet op tijd komen helpen. Belangrijk in dit eerste deel is de scène in de Tempeltuin waar het conflict tussen Somerset en York duidelijk wordt. York meent dat zijn aanspraak op de troon overtuigender is dan die van Henry VI. Als symbool plukt York een witte roos, Somerset een rode roos. Dit conflict krijgt hierdoor haar naam: The War of the Roses.
In het tweede deel spitsen de verschillende conflicten tussen de Engelsen zich verder toe. Gloucester en Winchester bestrijden elkaar openlijk. Door een intrige wordt Gloucester uit zijn ambt gezet en in de gevangenis vermoord. Winchester sterft plotseling aan een mysterieuze ziekte.
Het derde deel bestaat vooral uit verschillende veldslagen tussen Henry VI en York. In eerste instantie lijkt alles nog goed te verlopen voor Henry. Dan wordt hij geheel in het nauw gedreven en hij stelt ten einde raad voor dat York na zijn dood koning wordt (‘Enjoy the kingdom after my decease’). Vreemd genoeg stemt York toe, maar hij wordt later omgepraat door zijn zonen Edward (de latere Edward IV) en Richard (de latere Richard III). Richard doet dit op een voor hem typerende manier, hij zegt dat de eed die York heeft gezworen niet bindend is omdat het koningsschap van Henry niet rechtsgeldig is. Vervolgens wordt York gevangen genomen en vermoord. Dit speelt zich af in een gruwelijke en dramatische scène waarin vooral koningin Margaret de hoofdrol speelt. Aan het einde van het stuk is de zoon van York de overwinnaar, hij wordt koning in het jaar 1485.
In verband met deel 3 mag een van de weinige anekdotes over Shakespeare die bewaard zijn gebleven niet ontbreken. Robert Greene behoorde tot een groep toneelschrijvers die in Cambridge had gestudeerd. Op zijn sterfbed, in 1592 schreef hij het volgende: ‘Yes, trust them not: for there is an upstart Crow, beautified with our feathers, that with his Tiger's heart wrapped in a Player's hide, supposes he is as well able to bombast out a blank verse as the best of you; and, being an absolute Johannes fac totum, is in his own conceit the only Shak-scene in a country.’
Dit moet wel een verwijzing naar Shakespeare zijn. In deel 3 wordt de gevangen genomen York door Margaret bespot; hij noemt haar de ‘she-wolf of France’ met een ‘O tiger's heart wrapped in a woman's hide’. Green suggereert dat Shakespeare plagiaat heeft gepleegd en stelt dat hij op een manier schrijft die voorbehouden dient te blijven aan mensen die - in tegenstelling tot Shakespeare - de universiteit bezocht hebben.
| |
| |
Richard III is het meest rechtlijnige stuk van de tetralogie. Richard ontvouwt zijn plan in het derde deel van Henry VI en voert dat vervolgens uit. Hij realiseert zich dat er eigenlijk niets is wat hem tegenhoudt om zijn plannen uit te voeren. Hij liegt, bedriegt en vermoordt iedereen die hem er van weerhoudt koning te worden. Maar Richard is niet alleen de absolute schurk. Integendeel, door zijn speelsheid en vooral zijn gevoel voor humor neemt hij het publiek voor zich in. De andere karakters in het stuk zijn niet veel beter: iedereen is vooral uit op eigen gewin en is steeds bereid loyaliteit op te offeren aan de hoogste bieder. Het stuk eindigt met de triomf van Richmond die later gekroond wordt tot Henry VII.
| |
Klagen en lachen
Deze stukken kenmerken zich door de nadruk op schouwtoneel, optocht en vertoning. Opvallend is het gebruik van commentaren op de actie door minder belangrijke figuren. Dit is te vergelijken met de functie van het koor in de Griekse tragedie. In deel 1 wordt deze functie vervult door Exeter. Steeds wordt in deze commentaren benadrukt dat interne onenigheden (‘This jarring discord of nobility,/This shouldering of each other in the Court’) de oorzaak zijn van de rampspoed.
Een ander aspect van de tetralogie dat doet denken aan de Griekse tragedie is het vele klagen. In de Griekse tragedie is klagen de orde van de dag en in deze tetralogie is het verheven tot nationale sport. Inderdaad hebben bijna alle karakters veel reden om te klagen. De hertog van Suffolk is degene die ervoor zorgt dat Henry trouwt met Margaret. Dit blijkt een grote misstap te zijn. Wegens zijn aandeel in de moord op Gloucester wordt Suffolk verbannen. Alleen gelaten met Margaret begint hij zodanig zijn vijanden te vervloeken (‘Well could I curse away a winters night’) dat ze hem zegt op te houden; ‘Enough, sweet Suffolk; thou torments thyself’.
Vooral de vrouwen in Richard III zijn erg goed in klagen en schelden. Enigszins ironisch is de wijze raad die Margaret geeft; ‘Great lords, wise men ne'er sit and wail their loss,/ But cheerly seek how to redress their harms’. Helaas voor haar zal zij de rest van haar leven (in Richard III) klagend doorbrengen.
Wellicht is het verassend, maar er valt ook veel te lachen in deze stukken. Humoristisch in deel 2 is het verhaal van Saunder Simpcox die blind was maar nu, na bezoek aan het graf van een heilige, ineens kan zien. Gloucester bewijst dat de man altijd al heeft kunnen zien door er op te wijzen dat Simpcox in staat is verschillende kleuren te benoemen. Richard blinkt uit door zijn openhartigheid en woordspelingen. Prachtig is zijn gewoonte de bijbel te citeren. Grappig op een lugubere manier is de scène in Richard III
| |
| |
met de twee moordenaars van Clarence, een van de broers van Richard. Een van hen krijgt toch twijfels over de moord maar wordt al snel overgehaald wanneer de ander hem herinnert aan de beloning (Moordenaar 1: ‘Remember our reward, when the deed's done’. Moordenaar 2: ‘Zounds, he dies! I had forgot the reward.’). Even later houdt hij een speech over het geweten en concludeert dat het veel gemakkelijker is zonder geweten te leven. Deze scène en vooral deze manier van redeneren doen denken aan Falstaff in de latere stukken Henry IV deel 1 en 2. In deel 1 is het bezoek dat Talbot brengt aan een Franse gravin ronduit hilarisch; het is een volstrekt irrelevant bezoek, er is geen enkele reden voor Talbot haar te bezoeken. Ze probeert hem gevangen te nemen, maar uiteraard is Talbot haar te slim af door op een hoorn te blazen waarna soldaten aan gestormd komen om hem te bevrijden.
| |
Shakespeare?
Elke keer opnieuw wordt er discussie gevoerd over de vraag of de eerste tetralogie wel door Shakespeare alleen geschreven is of dat hij samen heeft gewerkt met anderen. De meest gebruikelijke manier van redeneren is dat de betere passages afkomstig van Shakespeare zouden zijn en dat de ‘duidelijk mindere’ passages wel van anderen moeten zijn. Dit is een dubieuze manier van redeneren. Allereerst is het zo dat de passages die vaak van minder gehalte worden gehouden beoordeeld worden op een verkeerde manier. De gedachte dat Shakespeare niet in staat zou zijn geweest ‘mindere’ passages te schrijven is tamelijk onzinnig. Zoals Johnson al zei; ‘in the productions of genius there will be inequality.’ Ook zei hij, sprekend over de eerste tetralogie dat ‘the diction, the versification, and the figures are Shakespeare's’. En wat precies betekent ‘minder’? De stijl waarin deze stukken zijn geschreven heeft haar eigen charme. In vergelijking met het latere werk zijn ze veel minder ingewikkeld en de gebruikte metaforen zijn veel eenvoudiger te volgen. De stijl is daardoor veel directer en er zijn maar weinig toespraken die ondoorzichtig en onbegrijpelijk worden door al te bloemrijk en ingewikkeld taalgebruik. De vele verschillen in de taalbehandeling zijn ook opvallend. Er is het plechtstatige, zeer gestileerde taalgebruik van bijvoorbeeld Henry tijdens één van de gevechten in deel 3. Er is echter ook het zeer aardse, vulgaire proza van de rebellen tijdens het oproer in deel 2. De gevarieerde stijl, de directheid van expressie, de vele verschillende karakters, de afwisseling tussen plechtstatige hofscènes en oorlogsscènes, al deze factoren maken de eerste tetralogie tot zeer interessante en prachtige toneelstukken. Deze stukken verdienen het veel vaker gelezen en opgevoerd te worden.
| |
Literatuur
Jonathan Bate, The Genius of Shakespeare. London, Picador, 1997. |
John Russel Brown en Bernard Harris, Early Shakespeare. London, Edward Arnold, 1961. |
William Shakespeare, King Henry VI part one. Ed. |
Andrew S. Cairncross. |
London, Methuen, 1969; King Henry VI part two. Ed. |
Andrew S. Cairncross. |
London, Methuen, 1969; |
King Henry VI part three. Ed. |
Andrew S. Cairncross. |
London, Methuen, 1969; |
King Richard III. Ed. Antony Hammond. London, Methuen, 1981 |
Ron Hoffman (1965) studeerde Engelse Taal en Letterkunde aan de UVA te Amsterdam.
Hij schreef eerder in BZZLLETIN over het werk van James Joyce en Nabokov. Hij werkt aan een boek over Shakespeare's koningsdrama's.
|
|