Bert Weijde
De plank
[woensdag 10 november 1982]
Bij vader. Er ligt nog een vraag open en er komt een moment dat ik ermee opperdan kan komen. Eerst een inleiding.
-Ik droom bij buien dat ik in een diepte dreig te vallen. Maar juist op het moment dat het zal gebeuren word ik wakker van de duizeling. Het is begonnen jaren geleden toen ik probeerde mijn vroegste herinneringen terug te halen. Ik kwam ten slotte bij iets waarvan ik niet weet of het echt tot mijn bewustzijn hoort of dat ik me ermee vereenzelvigd heb. Het is me vroeger eens verteld. Boven mijn bedje was een plank en daar ben ik 's nachts opgeklommen. Ik kroop over die plank tot ik niet verder kon. Aan het eind gaapte een diepte. Ik begon te schreeuwen. Jullie hebben me dan uit mijn benarde positie verlost.
- Dat herinner ik me nog wel, ja.
-Hoe oud was ik toen? Anderhalf, twee jaar?
- Ik zou het je niet kunnen zeggen. Maar nu je het erover hebt, een doortastend jongetje was je wel. Al heel vroeg ging je op avontuur uit. Ik weet nog, dokter Maessens heeft je gehaald. Hij heeft je verlost. En je was er nog maar net of je probeerde gelijk al overeind te komen. Dokter Maessens zei toen: ‘U zult met hem nog heel wat moeilijkheden krijgen.’ Wij als ouders vonden het wel mooi dat je je meteen al probeerde op te richten. Die komt er later wel, dachten we.
- Hé, kwam ik zo ter wereld. En later werd ik iemand die zich liever terugtrekt. Merkwaardig, helemaal in tegenspraak met mijn ontwikkeling.
-Zo is het gegaan, ja, hoewel we het aanvankelijk niet konden vermoeden. Maar laat ik nu jou eens iets vragen: wat beweegt je toch om al die dingen van vroeger te willen weten?
-Wat zal ik zeggen? Ik heb de herinneringen aan mijn kindertijd ooit eens op papier gesteld, maar ik ben er niet mee klaar gekomen. En je weet, het werd een levensgeschiedenis die doorloopt tot de psychiatrische verpleging. Mijn plan is de draad weer op te nemen. Ik ben er destijds mee gestrand omdat er een onbekende factor overbleef, waar ik niet achter kwam. Ik was toen geneigd er het nachtelijk geklauter op die plank voor in te vullen, maar dat leek me mystificatie. Verder is het zo dat ik in de levensgeschiedenis zoals ik hem toen probeerde op te stellen uit de lucht kom vallen. Of ik echt geboren ben of door de ooievaar gebracht maakt daarin weinig verschil. De ooievaar symboliseert het al: ik heb in aanvang geen grond onder mijn voeten. En met die voorstelling ben ik niet tevreden. Het is van belang het gegeven te hebben waar ik vandaan kom. Of beter gezegd: wie me vooraf zijn gegaan. Mijn opzet is niet je hele levensgeschiedenis te achterhalen, nee, het is me voldoende als ik me er enigszins een beeld van kan vormen. En als ik daarbij ook nog iets weet van wie jou vooraf zijn gegaan, ben ik niet meer louter individu, maar sta ik in een reeks.
- Oh, is dat je bedoeling. Ik begrijp het. Maar vergeet dan niet dat familie de buitenkant is. Je bent en blijft een individu.
[Uit: Levensbeschrijving van mijn vader]