Poste restante
Ron Elshout
Taal, met en zonder
Herman de Coninck, essayist journalist en in de eerste plaats dichter, volgens de flaptekst zelfs ‘een van de meest geliefde en belangrijke Nederlandstalige van zijn tijd’, overleed op 22 mei 1997 plotseling, terwijl hij in Lissabon was vanwege een literair congres. Het jaar daarop verschenen De gedichten, twee delen in cassette, samengesteld en verantwoord door Hugo Brems. In het eerste deel staan de bundels zoals die officieel verschenen alsmede een selectie uit de nagelaten gedichten. In het tweede deel vindt men de verspreid gepubliceerde gedichten, de vertalingen en een nawoord met tekstverantwoording. Beide boeken besluiten met een register op titels en eerste regels en vormen zo een voorbeeldige uitgave.
Vrijwel tegelijkertijd verscheen van Kristien Hemmerechts Taal zonder mij, ten autobiografisch essayistisch boek waarin zij De Conincks poëzie herleest en, volgens de flaptekst, vooral ingaat op het ‘expliciet autobiografische karakter’ van veel van zijn gedichten. Zij schreef daarmee een hybridisch boek dat voor een deel haar leven met De Coninck in kaart probeert te brengen, hetgeen mij nogal eens opzadelde met een opgelegd en ongemakkelijk gevoel van voyeurisme, omdat allerlei particulariteiten de revue passeren waar ik helemaal niet van op de hoogte gesteld wil worden. Tegelijkertijd doet ze een poging De Conincks poëzie en poëtica te verhelderen en die wil ik wel graag lezen. Doordat die twee zaken voor iemand die zo dicht op leven en werk van de dichter zit natuurlijk sterk met elkaar verweven zijn, lopen ze ook in het boek nogal door elkaar. Hemmerechts legt de biografische bronnen bloot van een aantal gedichten, maar ik vraag me af wat een poëzielezer met toevoegingen als ‘[na de dood van zijn vader]’, ‘[over Ans dood]’ moet. Ten eerste zijn die achtergronden in De Conincks poëzie gemakkelijk te traceren, ten tweede: wat zou je er mee moeten als ze in de gedichten zelf geen rol zouden spelen? Brengen deze verwijzingen de gedichten niet slechts terug tot een particuliere aanleiding waar een lezer au fond niet mee te maken heeft? Des dichters vader moet voor de duur van het gedicht míjn vader worden - daar gaat het om. En dat is meteen waar de schoen nog wel eens wil wringen bij het lezen van De gedichten, want het anekdotische, het persoonlijke dringt zich in De Conincks gedichten nogal op. Nu heb ik niets tegen anekdotes, maar ik ben het eens met Rutger Kopland, die schreef: je moet een gedicht persoonlijker maken door het onpersoonlijker te maken. Het gaat er uiteindelijk om wat de dichter in taal met de
anekdotische aanleiding doet. Naar aanleiding van een gedicht van Esther Jansma schrijft Kopland: ‘De particuliere geschiedenis, voor zover deze niet wordt verteld door het gedicht zelf, is van geen belang. Wat de echte persoon die het gedicht schrijft heeft meegemaakt, is oninteressant.’ Kristien Hemmerechts roeit met alle riemen die zij heeft tegen deze stroom in en logenstraft daarmee eigenlijk de titel van haar boek: ze voegt ‘haar Herman’ toe aan de taal die hij schreef. Dat is niet zo heel vreemd, want het citaat ‘taal zonder mij’ lijkt er weliswaar op te duiden dat De Coninck zich bewust was dat het eenmaal geschreven gedicht ‘slechts’ taal is, maar zijn poëzie ís tegelijkertijd heel vaak expliciet autobiografisch.
Hij blijkt in die gedichten vaak op zoek geweest naar de relatie tussen de grote woorden en thema's als ‘leven’, ‘liefde’, ‘dood’ en ‘verlies’ en het ‘kleine’ persoonlijke. Zijn dichten lijkt op hardop denken, of beter: redeneren. Hij is op zoek naar definities. Zo zou er een aardige selectie voorlopige omschrijvingen van wat poezie is (zou kunnen zijn, zou moeten zijn, zou moeten doen) uit zijn gedichten en essays samen te stellen zijn. Een deel van het gedicht is dan als het ware een aanloopje om naar een conclusie toe te springen. In dat aanloopje zit meestal het beeldende van het gedicht, want De Coninck zocht het graag in de vergelijkingen. Zou je dat soms schijnbaar overbodige ‘aanloopje’ weglaten, dan blijft er uit zijn oeuvre nog een aanzienlijke verzameling aforismen over.
In zijn gedichten, zo schrijft Kristien Hemmerechts, ‘zoekt De Coninck in taal, schept in taal, schept taal’.
Hoezeer het particuliere ook door die taal heen sche-