Voorwoord
Deze aflevering van BZZLLETIN is gewijd aan de literatuur van de grote stad. De vraag die we de verschillende auteurs in dit nummer voorlegden was: hoe beweegt een literair auteur zich door de grote stad en welk beeld presenteert hij daarvan in zijn werk? Zoals de titel van dit nummer aangeeft, ging de redactie bij die vraag niet uit van de modieuze trend om in een stad de omzwervingen van een auteur na te gaan, vaak met de bedoeling om de fictie op haar realiteitswaarde te beproeven. Veeleer ging het ons erom de literaire fundamenten op het spoor te komen die aan verschillende stadsbeelden ten grondslag liggen.
Een korte routebeschrijving voorkomt wellicht dat de lezer in dit nummer verdwaalt:
Hans Aarsman reisde in 1990 naar Berlijn en naar (toen nog) Oost-Duitsland; met zijn impressies opent dit nummer. Yves van Kempen zet vervolgens in een inleidend artikel verschillende befaamde stadsromans in literair-historisch perspectief. Aansluitend enkele essays over hoogtepunten in de literatuur van de grote stad: over het Berlijn van Döblin; Dublin, Triest en Zürich in het werk van James Joyce; het Parijs van Pierre Reverdy, en Moskou, gezien door de ogen van Walter Benjamin.
Fotograaf Harry Pierik leverde de beelden bij twee essays van Paul Gellings; het eerste over (opnieuw) Parijs - dit maal het Parijs van Modiano - het tweede over het beeld dat Mulisch in zijn werk geeft van de verschillende huizen die hij bewoonde. Haarlem speelt, zoals Colette Krijl benadrukt, ook een allesbepalende rol in de laatste drie romans van Louis Ferron. Peter Claessens bestudeerde de architectuur van Bordewijks verhaal ‘Passage’ en Ron Elshout ging naar Venetië met het werk van onder meer Thomas Mann op zak.