Boekenmakersprofiel
Joris van Groningen
Also hij een treflijk schilder is
Jacob Campo Weyerman (1677-1747) sleet de laaste negen jaar van zijn roemruchte leven in de Haagse Gevangenpoort - een treurig einde voor een van de grootste satirici die de Republiek in die dagen rijk was. Zijn polemieken, aanklachten en persiflages doen in felheid niet voor die van Komrij onder en als stilist toonde Weyerman zich al even vindingrijk ern spitsvondig. Weyerman was een veelzijdig en kleurrijk talent, niet alleen actief als schrijver maar ook als schilder van stillevens en kunsthandelaar.
Vanaf het begin van de achttiende eeuw publiceerde hij een niet aflatende stroom van tijdschriften als De Rotterdamse Hermes, De Vrolycke Tuchtheer, De Doorzigtige Heremyt en De Naakte Waar-heyt of De Laplandsche Toovertrommel, waarvan een aantal met weer opnieuw zijn uitgegeven. Aanvankelijk boekte Weyerman veel succes met zijn satirische periodieken. Maar met het oplopen van zijn schulden in de jaren dertig neemt zijn productiviteit geleidelijk af. Zijn laatste tijdschriften houden het vaak niet langer dan een paar maanden vol. Vermoedelijk waren het zijn penibele financiële omstandigheden die hem op het idee brachten zijn polemische slachtoffers af te persen. In ruil voor een welwillende donatie of de aankoop van een stilleven konden vooraanstaande figuren zich een publiekelijke afstraffing besparen. Weyermans dreiging met een lastercampagne was bijzonder effectief. Maar op den duur werden zijn journalistieke malversaties hem fataal.
Toch waren het niet uitsluitend zijn chantagepraktijken die hem voor het gerecht deden belanden. De autoriteiten wilden, toen de zaak eenmaal aan het rollen was gebracht, met de veroordeling van Weyerman een voorbeeld stellen tegen het morele verval. Zijn aanvallen tegen een zekere dominee Hoogerwaard hadden een machtsstrijd binnen de top van de V.O.C als achtergrond. Weyerman zou mogelijk de spreekbuis zijn geweest van een groep wraakzuchtige functionarissen die het de reputatie van Hoogerwaard had voorzien en hem via een publicatie in de pers wilden schaden. Hoogerwaard ging niet op het door een louche advocaat overgebrachte dreiging met afpersers. Hij liet dit bezoek bij een notaris vastleggen met de eis tot strafvervolging mocht het geschrift verschijnen. Later ontving hij ook een anoniem brief waarin de dreiging expliciet wordt verwoord: ‘Ik oordeel het gevoeglijkst middel te sijn om dat onweer te remooveren dat die schrijver Campo Weyerman werde voorgekomen, onder het pretext van hem te engageeren tot het schilderen ofte af koopen van een kabinetschilderij, also hij een tref lijk schilder is.’
Toen ook de advocaat Blocqueau zich bij het gerecht ging beklagen, werd de belangstelling van justitie voor onoirbare praktijken gewekt - zeker omdat de dreigbrief die Blocqueau kon overleggen dezelfde formuleringen bevatte die Weyerman gebruikte in De Naakte Waarheyt waarin hij zijn aanval tegen de advocaat inzette. Weyerman werd in hechtenis genomen, hoewel hij in Vianen woonde, een vrijplaats die niet onder de Hollandse jurisdictie viel. Maar misschien zal de magistratuur er niet aan hebben getild de burger rechten van Weyerman te schenden door hem uit te leveren - ook in Vianen wisten de autoriteiten zich door Weyerman in druk belasterd.
Toen hij naar Den Haag was overgebracht, kwam het in werking gestelde juridische apparaat pas goed op gang, zoals uit de stukken blijkt die Karel Bostoen en André Hanou bijeen hebben gebracht in Geconfineert voor altoos. Dit boek biedt fascinerende lectuur. De verzameling omvat een breed scala aan documenten