een brief van Slauerhoff, gedateerd 29 mei 1925, aan Hendrik de Vries, lezen wij: ‘Wat bestaan zal blijven, weten wij niet. Misschien heel andere dingen dan wij verwachten. Je ziet de menschen altijd onverwachte stukken voortrekken...’ Dat ‘de commissie’ de laatste versie van een gedicht passeerde, en een eerdere versie ‘voortrok’, zou hij zeker niet hebben verwacht.
Meer dan ooit zie ik daarom uit naar de aangekondigde kritische uitgave door Lekkerkerker van de verzamelde gedichten.
Blijft over de datering van het gedicht dat Hendrik de Vries ontving. Dankzij de welwillende medewerking van Jan van der Vegt, die doende is met de biografie van Hendrik de Vries, kon ik brieven van Slauerhoff aan De Vries bestuderen; brieven waarvan Hendrik de Vries eerder had gezegd dat zij door hem waren vernietigd. Maar hij had buiten zijn vrouw gerekend. Zij bewaarde een aantal brieven en kaarten in haar dagboek. Ze zijn in november 1995 boven water gekomen. De datering van de eerste versie moet 17 februari 1924 zijn, twaalf jaar voor publicatie van het gedicht in Een eerlijk zeemansgraf. Dat is op zich niet verwonderlijk. In deze bundel staan wel meer oude, al of niet herschreven gedichten. Ze zijn alle op een of andere manier door de thema's van de zee, het varen en de eeuwigheid met elkaar verbonden. Maar was Slauerhoff dan, getuige het briefje van Hendrik de Vries, al op sterven na dood? En moest de Spaanse titel (Slauerhoff behaagde zijn vriend die zo op Spanje was georiënteerd, graag met Spaanse woorden) serieus worden genomen?
Slauerhoff was op 31 januari 1924 als vijfentwintigjarige voor het eerst als scheepsarts vanuit Amsterdam met de ‘Riouw’ naar Tandjong Priok, de haven van Batavia, vertrokken. Geen van de veertig passagiers werd ziek, maar wèl de dokter: hij kreeg in de Rode Zee een maag- of een longbloeding, de aankondiging van een durende strijd met de dood. Het was het tragische begin van een leven op zee en een van die geheimzinnige fataliteiten die hem in zijn doen en laten belemmerden en die, volgens zijn vriend C.J. Kelk ‘op den duur in zijn geest de vorm aannamen van onoverwinnelijke demonen’. Aan schrijven kwam hij aan boord niet toe; op 13 februari 1924 werd een briefkaart met de moskee van de profeet Daniël uit Alexandrië, in Sabang, de eerste aanloophaven in Nederlandsch-Indië, aan Hendrik de Vries afgestempeld: ‘B. Vr. Kan nog geen brief schrijven: ziek maar herstel. Hoe gaat het jou in alle opzichten? Schrijf mij? Slau.’ Waarschijnlijk heeft Slauerhoff eerder een bericht gestuurd (er zijn zeker ook brieven aan Hendrik de Vries verloren gegaan), waarin hij meldde ernstig ziek te zijn en dat hij in Egypte aan wal was gegaan, anders is De Vries' aantekening niet te verklaren. Een paar dagen na het oponthoud in Sabang schreef hij ‘Ante la muerte’, het voorspel op het eeuwige dolen, dat twaalf jaar later begon.
Wim Hazeu publiceerde dichtbundels en romans. Bij De Arbeiderspers verscheen zijn biografie Slauerhoff.