die, waarop de eieren van twintig uitheemse vogels staan afgebeeld.
Een sorbetfoto uit een Italiaanse ijssalon.
Een met een pen getekende kievit die alleen dankzij de pentekening blijft staan op zijn ver naar achter geschoven pootjes.
Twee opgeprikte vlinders in een lijstje.
Een broos gekonterfeit kerkje tussen waaibomen dat Van Gogh (je denkt bij dit kerkje nooit aan een andere schilder) nooit zo zou hebben geschilderd.
Een foto waarop een naaktmodel de brekelijkheid van de vrouwelijke gang verbeeldt: voorover, de voeten in pumps à la Katrien Duck, de handen in amforen.
Een serie getekende boerenkoppen, die achtereenvolgens de gemoedsbewegingen ‘ik ben Jezus’, ‘ik weet het ook niet’, ‘gelooft U het zelf?’ en ‘we moeten wel’ uitdrukken.
Twee aardappelen op een steendruk in een gouden lijst.
Een zeegezichtje in olieverf op hardboard.
Een ingelijste aquarel van een boerenbont bakje.
Een bloemkool waar een bliksem uit slaat.
Een tandprothese in zilver, roze en wit op een achtergrond van hout: een reclameprent van de firma Vitallium.
Een grote zeefdruk, waarop heel veel spinazieblaad-jes, getiteld ‘Een half pond’.
Een houten beeldje van Don Quichot met een boek in handen.
Twee schilderijtjes van oude vrouwenkoppen, waarvan de rechter door Alzheimer is bezocht.
Mijn huis is niet zo groot. Het raakt steeds voller. Gisteren vond ik in een container aan de overkant van de straat een elandengewei. Een zestender, had ik altijd al willen hebben. Er zat nog een ijzerdraadje aan, ik kon hem zo ophangen. Tijdens mijn Tunesiëvakantie kocht ik voor een paar dinar een opgeprikte schorpioen in een onhandig toeristenlijstje.
Zulke dingen maken mij gelukkig. Ik kijk er elke dag naar en krijg gedachten. Uit die gedachten zijn in de loop der jaren een aantal boeken voortgekomen. Ik geloof dat ik ze zonder alle beelden aan mijn muur nooit had kunnen schrijven.
Hebben schrijvers een voorkeur voor naïef, onnozel en onhandig als het gaat om beeldende kunst? Ik geloof het niet. Ik kan alleen maar zeggen dat ik me tussen zulke beelden het prettigste voel. En wie zegt dat ik niet ook vertederd raak door de treinenhobby van Delvaux? Waarom zou ik ontkennen door de bezeten achttiende-eeuwse, Engelse schilder Richard Dadd te zijn gegrepen, door de nostalgie van Siert Dallinga, door de geest van Rob Scholte, door de gestrengheidvan Eli Content, door hetplantaardigevan Erik Andriesse, de humor van de schilder Duchamp, het stijve gevoos bij Balthus... Dat ik van Burne-Jones hou, van Matisse, Vermeer, Van Eyck, Piranesi, of die gekke schilder uit Ostende die nog bij zijn moeder woonde en van wie de wereldberoemde naam me nu ontschiet...
Laten we zeggen dat ik steenrijk was. Alle kunst van alle schilders te koop. Wat zou aan de muren in mijn kamer hangen?
Hier schiet me een woord te binnen.
‘Onvoltooid’.
Het nadeel van grote kunstwerken is dat ze vaak af zijn. Klaar. Ik kijk graag naar zulke kunstwerken, maar ik zou er niet tussen kunnen leven. Ze zijn er te groot voor. Ik stel me voor dat ze op me af zouden komen als de wandelende bomen in het beroemde Birnham-woud uit Shakespeares Macbeth. Is het meteen gedaan met de daad. Uit.
Grote kunstwerken doen denken. Ze roepen associaties op, gevoel waarvan je niet wist dat je het in je had, gevoel ook dat je kent, maar dat ergens onder in je geheugen lag weg te stoffen.
Ik gaf een kleine inventaris van wat in mijn werkkamer aan de muur hangt. Elke dag leun ik achterover in mijn Zwitserse stoel en laat mijn blik weiden. Allemaal afbeeldingen die niet meer willen zijn dan zichzelf.
Veel is het niet. Doodgewone dingen.
Ik heb geschreven dat ik gedachten krijg van de beelden aan mijn werkkamermuur. Dat is zo. Want zo doodgewoon zijn ze ook weer niet, zeker niet nu ze allemaal bij elkaar hangen. Als ik visite heb, wordt