| |
| |
| |
Colette Krijl
Alles wat er staat is waar
Marthe Robert en de donquichoteske roman
Hoewel de Française Marthe Robert als essayiste op zijn minst van eenzelfde niveau is als Roland Barthes en Maurice Blanchot, geniet ze in Nederland slechts in een kleine kring naam en faam. Dat ze hier enige bekendheid kreeg, is vooral te danken aan Jacq Vogelaar die in 1996 een inspirerend essay over haar werk schreef in het winternummer van het literaire tijdschrift Lust en Gratie. Haar twee belangrijkste boeken L'Ancien et le nouveau. De Don Quichotte à Franz Kafka (1963) en Roman des origines et origines du roman (1972) zijn hier nooit vertaald; toch bevatten ze schitterende analyses over de nooit aflatende behoefte aan het vertellen van verhalen, de rol van de illusie en het verschil tussen realistische en fantastische auteurs. Robert is met name gefascineerd door, zoals ze hen ooit noemde, ‘de vaders’ van de moderne literatuur - Cervantes, Flaubert en Kafka.
In L'Ancien et le nouveau brengt Marthe Robert de roman van Cervantes, onlangs door Barber van de Pol opnieuw vertaald onder de titel De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha (1605) in verband met de al even klassieke roman Het Slot (1935) van Franz Kafka. In beide romans, zo zal ze laten zien, gaat het om een conflict tussen boek en werkelijkheid, een conflict dat voor haar de kern van de moderne literatuur uitmaakt. In Het Slot stelt Kafka op dezelfde donquichoteske wijze als Cervantes in zijn roman een vraag aan de orde die kennelijk drie eeuwen lang actueel is gebleven en die Marthe Robert als volgt parafraseert: ‘Welke plaats hebben boeken in de werkelijkheid? Zijn ze absoluut waar of alleen in heel relatieve zin, en als ze het wel zijn, hoe bewijzen ze hun waarheid?’
| |
Cartografie
Net als Cervantes in de Don Quichot wijst Kafka's held op de merkwaardige consequenties van het zonder pardon toepassen van de fictieve waarheid van boeken op de werkelijkheid. In Het Slot wordt het verhaal verteld van een zekere K. die zich in een dorp aandient. Hij beweert een landmeter te zijn die door de grafelijke autoriteiten is opgeroepen, maar Het Slot laat weten dat men van die benoeming niet op de hoogte is. Desondanks krijgt K. twee ‘assistenten’ tot zijn beschikking die hem overal op de voet zullen volgen. Al snel vermoedt K. dat er in het slot een macht huist die een waar schrikbewind voert over het leven van de dorpsbewoners. Hij stelt zich tot taak die te ontmaskeren. Hoezeer de landmeter ook uit is op een objectief en adequaat oordeel, steeds meer raakt hij gefascineerd door de invloed die mythische kastelen op ieders denken en verbeelding uitoefenen. Het Slot - dat in niets beantwoordt aan de waardigheid en luister die de naam suggereert - lijkt schuil te gaan achter een façade van historische figuraties en literaire beelden. Regelmatig ontvangt K. via een zogenaamde bode berichten van hogerhand, boodschappen waaraan hij als een onverbeterlijke Don Quichot geloof hecht en die hij tracht te ontcijferen op hun waarheidsgehalte. Vanaf dat moment loopt hij in de val en wordt slachtoffer van het betoverde slot.
Marthe Robert laat zien dat Kafka's hoofdpersoon reageert op het arsenaal en het leger van helden uit de avontuurlijke graalromans, de zoekers naar waarheid. Het Slot is een amalgaam van verhalen; alle versies van oude vertellingen staan er naast en door elkaar heen. K. is beurtelings held in een zedenroman, een feuilleton, sprookjes en verhalen over de Graal - hij is zelfs de opvolger van Odysseus. Maar in tegenstelling tot de traditionele helden, die voortdurend rondzwerven met een doel voor ogen, zal K. zijn zoektocht steeds weer uitstellen om te achterhalen wàt hij in feite zoekt. Hij zwerft van de ene uitleg naar de andere, van de ene commentator naar de andere en dat is essentieel. Het boek zinkt uiteindelijk weg in
| |
| |
het drijfzand van commentaren, waarbij elke interpretatie aanleiding kan geven tot een nieuw verhaal. Dat brengt Robert tot de veronderstelling dat K. het niet alleen aan de stok heeft met de machten die door Het Slot en het dorp vertegenwoordigd worden, maar vooral met een boek aller boeken, het ultieme boek, de roman die de eindeloze reeks bestaande boeken in zich opneemt. De landmeter verricht niet zozeer landmetingen in denkbeeldige en nog ongerepte streken, hij brengt vooral het onmetelijke terrein van de literatuur in kaart.
Kenmerkend voor de donquichoteske schrijver is, aldus Marthe Robert, de weigering om de feitelijke wereld als de enig werkelijke te accepteren. Wat een auteur geschreven heeft, behoort volgens haar minstens evenzeer tot de realiteit. Voor haar is de vraag naar de plaats van boeken in de werkelijkheid het uitgangspunt en het beoogde doel van de donquichoteske roman. ‘Want zijn de boeken waar, dan kunnen ze het niet zijn zonder dat er iets uit volgt; ze moeten op de een of andere manier hun waarheid laten zegevieren en zich door een verandering van het leven waarmaken. Zijn ze onwaar, dan toont juist hun verleidelijke aantrekkingskracht aan hoe nutteloos of gevaarlijk ze zijn; dan moeten ze als van nul en generlei waarde of nietgebeurd beschouwd worden, of, nog beter, verbrand worden’.
| |
Misverstanden en maskerades
Zoals bekend is de hidalgo Alonso Quijano een verwoed lezer van ridderromans. Op zeker moment raakt hij zo vervuld van al die romantische verhalen dat hij besluit om zich in vergelijkbare avonturen te storten. Ogenschijnlijk op de bonnefooi zal hij als dolende ridder door het land trekken. Maar inmiddels heeft hij wel een bepaald doel voor ogen - leven naar de letter van de gelezen boeken om zo uit te vinden of de wereld samenvalt met de literaire betovering. Hij hijst zich in een roestige wapenuitrusting en voorziet zich van een scharminkelig paard. Met het gegeven dat de knol niet is wat hij zou moeten zijn weet Don Quichot wel raad. Als enthousiast lezer van romantica komt de magische kracht van de taal hem te hulp. Rossinant zal het cavalje heten, een naam waarin hij het verleden van het dier en de nieuwe staat ervan samenbrengt. De samenvoeging rocin-antes is dubbelzinnig, zij verwijst naar de knol die het dier was, maar betekent tevens eerste paard ter wereld.
Na deze doop, die zowel een sacraal als een literaire karakter heeft, trekt de hidalgo erop uit als Don Quichot van de Mancha, aanvankelijk in z'n eentje, maar al spoedig geflankeerd door de ongeletterde boer Sancho Panza. Het groteske duo beleeft de meest fantastische avonturen: Don Quichot laat windmolens veranderen in reuzen, herbergiers in kasteelheren, onschuldige burgers in vervaarlijke schurken en andersom. Naarmate de roman vordert, raakt hij steeds meer bevolkt door een menigte valse ridders, pseudo-prinsessen en allerhande gespuis en geboefte die het boek opsieren met vermakelijke dialogen vol leugens en valse tooi. Deze metamorfosen maken van de werkelijkheid een doorlopend theater, zonder dat ze daarmee ophoudt realiteit te zijn. Don Quichots idee-fixe van dolende ridder leidt voortdurend tot misverstanden, wanorde en maskerades die veelal uitmonden in ruzies en vechtpartijen, waarvan de meeste slecht aflopen. Maar al die verwarring weerspiegelt wat Don Quichot allang uit de boeken wist. Hij laat zich dan ook niet van de wijs brengen en heft na iedere nederlaag opnieuw het banier van zijn Dolend Ridderschap.
| |
Tiranniek drammer
Don Quichot is genoeg bij zijn verstand om te beseffen dat alles wat hij tijdens het lezen heeft beleefd geen werkelijkheid uitdrukt. De werkelijkheid is voor hem een duister en onleesbaar boek dat hij met behulp van andere boeken tracht te ontraadselen. Waar nodig blijkt hij ook heel goed in staat zijn eigen waan te relativeren, al weet hij altijd weer zijn gelijk te halen. Zo zegt hij op een gegeven moment tegen Sancho Panza: ‘Hoe is het mogelijk dat jij die al zo lang met mij rondtrekt, nog nooit gemerkt hebt dat alles wat met dolende ridders te maken heeft hersenschim, dwaasheid en waanzin lijkt en in tegenspraak is met de werkelijkheid? Maar dat is eigenlijk niet zo, er zwerft evenwel altijd een zwerm tovenaars rond die alles wat wij waarnemen verdraaien en veranderen’.
| |
| |
Met het argument van de betovering maakt Don Quichot keer op keer het onmogelijke mogelijk: alles wat niet past in zijn interpretatie van de feiten is betoverd - en daarmee ingelijfd in de logica van zijn ridderlijke waan.
De messiaanse rol die Don Quichot zichzelf heeft toegedacht is helemaal gebaseerd op het woord. De taal is behalve zijn enige waarheid ook de laatste hoop die hem rest. Volgens Marthe Robert is het zijn geloof in de absolute waarheid van het woord dat hem zo halstarrig doet voortgaan op de eenmaal ingeslagen weg. Don Quichot lijkt dan wel op het eerste gezicht een onschuldige dromer, hij is niet minder een tiranniek drammer die volgelingen eist en de anderen van het woord naar de daad dwingt. Wanneer het woord een vorm van handelen is, verleent het de dingen werkelijk een gevaarlijke macht en betrekt daarin direct degene die het schrijft. De wereld is voor Quichot als het ware een boek dat hij leest en schrijft tegelijk. Maar hij schrijft het met daden - de woorden moet hij overlaten aan Cervantes, die op deze manier de verhouding tussen feit en fictie zelf in beeld brengt.
| |
Spel met dubbelzinnigheden
Het fenomeen van de dwaze ridder maakt een voortdurende wisseling van stijlregisters mogelijk, waardoor het tot een treffen komt tussen tegengestelde taalvormen en literaire werelden zonder enig gemeenschappelijk punt: de wonderlijke wereld van de ridderroman en de komische schelmenroman. De stoffige en aan de brandende zon blootgestelde straten waar Don Quichot en Sancho monniken met parasols, muildierdrijvers, dames in draagstoelen en kuddes schapen tegenkomen, behoren tot een wereld die daarvoor nog nooit beschreven was, terwijl hij hier de achtergrond is waarop Don Quichot zijn visie projecteert.
Net als de avonturen van Kafka's landmeter kunnen Don Quichot's capriolen alleen begrepen worden in het licht van andere avonturen die daarvoor model hebben gestaan. Don Quichot mag zich dan wel voortdurend voordoen als een man van de daad, wat hij doet is altijd al eens eerder bedacht. Tegenover de werkelijke held staat in de Don Quichot de boekenheld die hem als voorbeeld dient, en tegenover het werkelijke boek het ideale boek. Op die manier worden er vraagtekens gezet bij de werkelijkheid, in de eerste plaats bij de toegankelijkheid daarvan, de mogelijkheid zich er meester van te maken. Marthe Robert ontvouwt in haar boek een dubbelzinnige opvatting van het begrip imitatie. Zij beschouwt de imitatie als een noodzakelijke houding bij gebrek aan een eigen interpretatiekader, of als de listige houding van iemand die in een nieuwe omgeving volslagen vreemd is - een vorm van aanpassing en overaanpassing die uiteindelijk een vorm van verzet kan zijn. De betrekkingen die tussen het model en de imitator bestaan, omvatten de complexe relaties waar de donquichoteske roman een licht op wil werpen: die tussen het werkelijke en het imaginaire, het verleden en het heden, het oude en het nieuwe.
Don Quichot denkt van meet af aan als een modern schrijver, als iemand die zijn mysterieuze en tegenstrijdige roeping niet kan vervullen. In het eerste hoofdstuk van de roman wordt daar al op gepreludeerd: ‘Hij prees het in de auteur dat zijn boek eindigde met de belofte van eindeloos nieuwe avonturen, en menigmaal bekroop hem de lust naar de pen te grijpen en het persoonlijk te voltooien [...] hij zou dit zonder twijfel ondernomen en ook volbracht hebben, ware het niet dat de grotere gedachten die hem voortdurend bezighielden, het hem steeds weer hadden belet’. Als Don Quichot aan het einde van het boek sterft, vloeien de figuur van schrijver en hoofdrolspeler tenslotte in elkaar over: ‘Voor mij alleen werd Don Quichot geboren, en ik voor hem: hij wist van daden, en ik van schrijven; wij beiden alleen zijn als één’.
Keer op keer laat Cervantes merken dat de wereld waarin we ons bewegen een vertelde wereld is. Het hoofdstuk waarin Don Quichot om ‘protocolair-ridderlijke redenen’ weigert in te grijpen wanneer de waard van de herberg door een stel schurken wordt afgetuigd, is er een mooi voorbeeld van. Nadat hij de spanning behoorlijk opgevoerd heeft zegt de verteller plotseling: ‘Maar wij moeten hem hier achterlaten; waarlijk, er zal hem wel iemand te hulp komen [...]; laat ons liever een vijftig schreden terugkeren om te horen wat Don Luis de rechter antwoordde’. Cervantes doet het zelfs voorkomen alsof hij niet zelf de
| |
| |
schrijver is, maar slechts een van degenen die de materie van de Don Quichot bewerkt heeft. Dat blijkt vanaf het achtste hoofdstuk wanneer het verhaal - uitgerekend midden in een ijselijk gevecht op leven en dood - plotseling wordt stilgezet en Cervantes meldt dat hij niet in staat is hette vervolgen omdat hij weigert de ontbrekende delen van het manuscript te bedenken. Een hoofdstuk verder heet het dat Cervantes het van oorsprong Arabische manuscript op de markt van Toledo gevonden heeft en het vervolgens door een morisk heeft laten vertalen. Daarin wordt de afgebroken episode door Cid Hamet Bengeli weer opgepakt: ‘het gevecht van Don Quichot stond getrouw afgebeeld, beiden in de postuur zoals die in de geschiedenis beschreven wordt, met geheven zwaard, de één zich dekkend met de rondas, de ander met het kussen.... Onder de voeten van de Biskajer stond een opschrift luidende: “Don Sancho de Azpeitia”, hetgeen dus ongetwijfeld zijn naam moest zijn; en onder de voeten van Rossinant stond ook een opschrift, luidende: “Don Quichot”.’
Daarnaast wordt op allerlei plaatsen in de roman het verhaal onderbroken om verschillende varianten van een gebeurtenis ten beste te geven, of om de interpretaties van de diverse bewerkers te rangschikken. Zelfs is de naam van de held niet met zekerheid vast te stellen: ‘Men heeft wel beweerd dat zijn achternaam Quijada of Quesada was, maar over deze zaak zijn de kroniekschrijvers het niet geheel met elkaar eens, hoewel er op grond van de meest waarschijnlijke onderstellingen valt af te leiden dat hij Quejana heette’. En met de chronologie van Don Quichots avonturen is het al niet anders, ook daarover bestaat onenigheid: ‘Er zijn auteurs die beweren dat het eerste avontuur dat hem overkwam, dat van Puerto Lápice was; anderen zeggen het was dat van de windmolens’. Maar Cervantes opteert voor een derde mogelijkheid en laat de kwestie open. In welke volgorde het gevecht tegen de windmolens, het avontuur met de Yangoise veedrijvers, de ontmoeting met Biskaje of de affaire met het marionettentheater ook gelezen wordt, elk fragment bevat in zichzelf in essentie de betekenis van het hele donquichoteske avontuur.
Het spel met dubbelzinnigheden bereikt een absoluut hoogtepunt in het tweede deel van de Don Quichot, waar de hoofdrolspelers inmiddels zelf lezers zijn geworden van het boek waarin ze figureren. ‘En belooft de auteur bijgeval een tweede deel?’ informeert Don Quichot bij de baccalaureus Sanson Carrasco, die hun over het boek heeft verteld. ‘Dat belooft hij’, antwoordde Sansón: ‘maar hij zegt dat hij het handschrift nog niet heeft ontdekt of vernomen heeft wie het bezit, en zodoende zijn wij nog in twijfel of het al dan niet zal verschijnen’. Op een geven moment laat Cervantes zijn ridder en schildknaap zelfs kennismaken met het surrogaat-vervolg van Avellaneda uit Tordesillas - een publicatie die hem er toe bracht zijn roman versneld te voltooien - waarover zij natuurlijk uiterst verontwaardigd zijn, een reactie die in feite Cervantes' eigen verontwaardiging weerspiegelt. Wanneer ze er vervolgens opnieuw op uit trekken komen zij steeds meer figuren tegen die hun geschiedenis hebben gelezen, en die op hun beurt optreden als medescheppers en deelnemers aan de avonturen.
| |
Duivelse tegenspelers
Het effect van Marthe Roberts confrontatie tussen Kafka's Slot en Cervantes' Quichot blijkt vooral in het moment waarop ze aan het begrip illusie betekenis geeft. Voor de formulering daarvan grijpt ze terug op de dualiteit in het donquichoteske conflict, dat ze enerzijds analyseert als de wil om illusies te wekken en anderzijds associeert met de scherpe blik van de illusionist die zijn eigen kunsten voor het publiek ontleedt. Anders dan Don Quichot en diens alter ego dat de auteur in zich meedraagt, wijst Cervantes voortdurend op de gevaren van het illusoire. Hij bezweert de lezer regelmatig de fictionele held van zijn roman, die op zijn beurt zelf weer helden uit ridderromans nabootst, vooral niet voor een levend personage te houden. Don Quichot daarentegen wil absoluut geen geen papieren held zijn: hij onttrekt zich aan het literaire proces en wil alleen aan zijn eigen wetten van de verbeelding en vrijheid gehoorzamen.
Deze tegenstrijdigheid maakt de roman tot een vrijwel ongrijpbare dubbelfiguratie van realiteit en irrealiteit, van voorspiegeling, spiegeling en weerspiegeling, van verbeelding en reflectie. Voor zover Cervan- | |
| |
tes een theoreticus is, gaat hij als een onverwoestbare en onmogelijke Don Quichot tekeer: de twee vijanden werken samen aan één en hetzelfde boek. De Don Quichot ontstaat uit het hartstochtelijke conflict tussen dit duo, met alle vragen van dien. Moet Don Quichot misschien gezien worden als de verleider van Cervantes, de duivel die hij uit wil drijven door zijn boek te schrijven? Of is hij, zoals hij het zelf doet voorkomen, het slachtoffer geworden van de betovering door de auteur?
De door Marthe Robert zo bewonderde Franz Kafka drijft de hele discussie rond Cervantes' roman nog op een andere manier op de spits. In De waarheid van Sancho Panza brengt hij een onverwacht element in het spel. Hij oppert nogal sardonisch de veronderstelling dat Don Quichot wel eens de duivelse tegenspeler van Sancho zou kunnen zijn: ‘Het lukte Sancho Panza, die zich daar overigens nooit op beroemd heeft, in de loop der jaren, door het beschikbaar stellen van een hoeveelheid ridder- en roverromans in de avond- en nachturen zijn duivel, die hij later de naam Don Quichot gaf, zodanig af te leiden, dat deze onbeheerst de zotste dingen uitvoerde, die evenwel bij gebrek aan een bepaald voorwerp, dat juist Sancho Panza had moeten zijn, niemand kwaad deden. Sancho Panza, een vrij man, volgde, misschien uit een soort van verantwoordelijkheidsgevoel, Don Quichot rustig op zijn tochten en dat verschafte hem tot aan zijn dood een groot en nuttig vermaak’. Met deze interpretatie die een heldenrol aan Sancho Panza toekent, benadrukt Kafka heel geraffineerd de dubbelzinnigheid van Cervantes' roman, maar maakt daarmee het duo niet minder onafscheidelijk.
Wat valt er na dit alles nog te concluderen? Op z'n minst dit: elke tekst zal zich altijd weer afhankelijk van tijd en omstandigheid moeten bewijzen. In L'Ancien et le nouveau laat Marthe Robert zien dat het experiment waarmee boek en leven elkaar op de proef stellen nooit eindigt, maar steeds opnieuw begint - mits een schrijver tenminste bereid is gehoor te geven aan zijn donquichoteske roeping. Elke honger naar vertellen komt hoogstwaarschijnlijk voort uit een verlangen naar een andere werkelijkheid. De verhalen die daaruit ontstaan, hoeven niet noodzakelijkerwijs een literaire vorm te bezitten. Maar komen ze op papier, dan vindt er steeds een bijna wonderbaarlijke gedaanteverandering van de werkelijkheid plaats, waardoor er geschreven werelden ontstaan die hun uitwerking op het leven beslist niet missen. De donquichoteske roman heeft niet de pretentie om een antwoord te geven op vragen naar, bijvoorbeeld, welke plaats boeken in de werkelijkheid hebben, en of ze in absolute of relatieve zin waar zijn. Het ware literaire werk ontstaat juist in het streven om zelf iets over die werkelijkheid te zeggen, en meer nog om er iets over te weten te komen. Daarin ligt volgens Marthe Robert de ‘ware taak en bestemming’ van de moderne literatuur. De enige waarheid die de romancier doorgeeft, is tenslotte de wereld die hij met de middelen van zijn kunst creëert. Terecht is Don Quichots antwoord op de vraag wat er waar is aan boeken: alles wat er letterlijk staat.
Colette Krijl (1968) studeerde Nederlands en Algemene literatuurwetenschap in Amsterdam. Ze schreef eerder voor De Waarheid.
|
|