Ingrid Hoogervorst
Ik ben geen literair agent
Pim Wiersinga en 't Colofon
Eén van de succesvolste schrijvers die naar eigen zeggen via Schrijversvakschool 't Colofon een schrijverscarrière opbouwde, is Pim Wiersinga (1954). Zijn romandebuut Honingvogels verscheen in 1992 bij Meulenhoff, toen de auteur in het derdejaar van de opleiding zat. Thema van dit verhaal over de Antwerpse tante Jozefien is vaderlandsloosheid, dat een eeuwig vreemdelingschap met zich meebrengt. Een vreemdelingschap als levenswijze. De personages gaan op zoek naar hun verleden en in een mengeling van historische feitelijkheden en verbeelding wordt een mysterieuze Chinese geschiedenis verhaald. Driejaar later publiceerde Wiersinga het meer dan zeshonderd bladzijden tellende Gracchanten (1995), dat in de literaire kritiek buitengewoon goed is ontvangen. Ook in dit boek is het ontheemd zijn het hoofdthema. Gracchanten bevat de memoires van een fictieve figuur, Skamander. Hij is een man zonder huis of vaderland; de zoon van een Macedonische generaal, verwekt bij een Aziatische vrouw. Een kameleontische persoon - schandknaap, tragediespeler, slaaf, spookkoning, vertrouweling, kortom een man met duizend maskers - die van jongs af aan geleerd heeft alles wat met Rome te maken heeft te wantrouwen. Joch trekt hij na talloze omzwervingen naar de hoofdstad van het Romeins imperium vanwege zijn vriendschap voor Gaius Gracchus.
Gaius en zijn broer Tiberius Gracchus zijn historische figuren die zich in 140 voor Christus opwierpen als idealistische maatschappijhervormers. Ze wilden iets doen aan de verpaupering van de boerenstand, maar hun revolutionaire ideeën stuitten op felle weerstand bij de senaat. Tiberius wordt door een aantal jonge senatoren doodgeknuppeld en zijn lijk wordt in de Tiber gegooid; Gaius wordt tien jaar later op zijn vlucht voor de Conservatieven door een slaaf gedood.
In het boek voert Skamander in de straten van Rome het theaterstuk Gracchanten op om de ideeën van Gaius Gracchus te ondersteunen, maardevoorstellingontaardt in een bloederig spektakel en eindigt met de dood van zijn idealistische vriend. Het politiek geweld wint het van de verbeelding. Na de dood van zijn beminde Gaius vertrouwt de veertigjarige Skamander zijn herinneringen in de vorm van verhalen, bekentenissen, brieven, en bespiegelingen aan de papyrusrollen toe en dat vormt de lijvige roman.
Wiersinga is inmiddels als docent verbonden aan de opleiding en wil graag vertellen waarom hij 't Colofon nodig had om zijn droom van schrijver worden te verwezenlijken.
Het docentschap is geen vetpot en hij moet regelmatig solliciteren op invalbaantjes in het middelbaar onderwijs om in zijn onderhoud te kunnen voorzien. Met enthousiasme vertelt hij over de weg die hij bewandelde om te komen tot wat hij nu is: een schrijver die doorgebroken is, wiens boeken aandacht krijgen in de landelijke pers en die hard werkt aan zijn derde roman.