Leven onder een stolp
Wat was er veranderd toen je na twintig jaar terugging naar Zuid-Afrika?
Toen ik in 1989 terugkeerde, bleek er niets veranderd. Ik daalde af in het land van mijn jeugd en daar stond dezelfde berg, daar hing dezelfde lucht. Niet alleen het landschap was onveranderd, ook het stratenplan, de mentaliteit, de verpakkingen van huishoudelijke spullen, de dagelijkse gebruiksvoorwerpen zoals pakjes thee, spaghetti... alles. De hele vijftigerjaren-cultuur bestond nog. Het was een timelock en ik was euforisch. Ik wil nog eens met een kladblok door de supermarkt lopen en alle dingen noteren die ik van veertig jaar geleden herken. Uit sentimentele overwegingen zou ik graag een koffer van al die spullen meenemen. Dat kleinburgerlijk-Engelse blijft steken bij hetzelfde middagtijdstip voor thee, de toast met ansjovispasta, tennis en cricket; het is beschermd en veilig. Als je naar Australië zou gaan, vind je hetzelfde terug.
Ik ging pas twintig jaar na mijn vertrek uit Zuid-Afrika terug omdat ik meende dat het toen kon. Met Kerst, toen Mandela vrij gelaten zou worden. Uiteindelijk kwam hij pas drie maanden later vrij, maar de poltieke omwenteling was op handen. De reden dat ik niet eerder ging, was juist de angst terecht te komen in de valkuil van de romantische Heimat - het leven onder een stolp, zoals ik het in Moenie kyk nie beschrijf. Het was een onverdraaglijk idee dat alles was blijven voortbestaan. Uiteindelijk bleek dus na twintig jaar niets veranderd, ook niet na de omwenteling.
Die herkenning legde een voile over alles heen en verborg het heden. Om de werkelijke toestand in Afrika te kunnen zien, moest de voile verscheurd worden. De moeite die het verscheuren ervan kostte, wilde je in dit tweede boek beschrijven. Hoe was het zicht op de realiteit daarna?
Voor ons is apartheid een dagbladbegrip waarvan we denken dat het voorbij is. Maar Nederlanders hebben geen idee van de anarchie in Zuid-Afrika. Het is een land met verschrikkelijk veel angst. Men heeft geen vertrouwen in de overheid, er wordt geroofd, gemoord, verkracht, er zijn geen gevangenissen en geen wethandhavers. Er is alleen een politie met vuile handen. Van handhaver van een misdadig regime naar gedienstig zijn aan een gemeenschap en het handhaven van een public service houdt een mentaliteitsverandering in als van het jaar nul naar het jaar 2000. Bij mijn laatste bezoek interviewde ik politieagenten die vol berouw bekenden te proberen de mensen te dienen in plaats van te knevelen, maar het wordt nog steeds alleen met de mond beleden.
Het openbaar vervoer is geërodeerd, weggevaagd. Het bussysteem rond Kaapstad zoals ik dat kende toen ik jong was, bestaat niet meer. De treinen zijn erg onveilig. Je moet precies weten in welke coupé je gaat zitten en waar je naar toe gaat, anders ga je er aan. Je wordt om een paar stuivers vermoord. Zelfs je totaal gebarricadeerde huis biedt geen garantie. Blanken, zoals Leo in mijn boek, wonen in hun auto, want zolang je in beweging bent, ben je veilig.
De situatie onder de blanken grenste voor de omwenteling aan schizofrenie, daarna werd het die van de totale paranoïa. Anders overleef je het niet. Je moet je voortdurend afvragen: kan ik deze wijk in, is deze straat veilig, wie loopt er met me mee, wie bevindt zich achter me, wie voor me, kan ik deze bus nemen, is dit station veilig? Een dagelijkse realiteit voor wie te voet gaat en dat is de overgrote meerderheid van de bevolking. De gemiddelde toerist beweegt zich van veilige