| |
| |
| |
Yves van Kempen
Helemaal verslingerd aan de ander
De pubermeisjes van Tomek Tryzna
Meisjes van zo'n jaar of vijftien zijn van een apart slag. Net in de puberteit gekomen, dompelen ze zich bijna extatisch onder in de onbegrijpelijke en ongrijpbare wereld van wij-meiden-onder-elkaar. Dat is een niet gemakkelijk te beschrijven wereld, zinderend van geheimen en geheimzinnigheden als hij is, doortrokken van een soms ziekelijke affectie en gruwelijke jaloezie, waarin gesmoes, gefluister, gesmiespel, gegiechel en de slappe lach het dagritme bepalen en vriendschappen buitensporig hecht kunnen zijn, maar tegelijkertijd permanent onder vuur liggen. Het delen van lief en leed kan snel omslaan in eeuwige haat, trouw moet elke dag beproefd worden, vele eden worden gezworen en evenzoveel beloftes gebroken. Bewonderen en verwonden liggen er dicht bij elkaar. Het is een wereld waarin verdriet onpeilbaar diep kan zijn en uitbundigheid en hartstocht zich moeiteloos in de kleren van de hysterie steken. De eerste menstruatie en de eerste bh brengen deze tieners een tijdlang zo dicht in lotsverbondenheid bij elkaar dat er totaal eigen codes ontstaan in zaken als uiterlijk, gedrag en taalgebruik.
Iemand die het mysterieus onderonsje van dit soort pubermeiden, deze voorfase naar volwassenwording, overtuigend leven weet in te blazen, en dat ook nog eens doet in een taal die rechtstreeks met het wispelturige en buitensporige van dit meisjesuniversum geliëerd lijkt te zijn, is niet de eerste de beste. De Pool Tomek Tryzna presteerde het in Panna Nikt (1994), de roman die inmiddels ook in Nederland zijn weg heeft gevonden. Meisje Niemand (1996) heet hij bij ons, de uitstekende vertaling is van Karol Lesman.
Zeven jaar lang, van 1981 tot 1988, liep Tryzna met het idee rond om deze nog nauwelijks in kaart gebrachte bakvis-adolescentie te beschrijven, al dacht hij in eerste instantie meer aan een scenario dan aan een roman. Al die tijd stonden hem de personages die het verhaal zouden gaan dragen messcherp voor de geest, evenals de loop van de gebeurtenissen. Maar pas toen hij de stem van zijn vijftienjarige hoofdpersoon in zijn hoofd kreeg en daarmee feitelijk de stijl voor zijn boek te pakken kreeg, kwam het verhaal op papier. Razendsnel nog wel, in een drie maanden durende roes. Dag en nacht hield hij het onderwerp bij zich, zelfs in zijn dromen raakte hij de beelden van zijn fantasie niet meer kwijt.
‘Ik was in een andere wereld terecht gekomen, ik was zelf het meisje Marysia geworden. Ik voelde het schrijven aan als een staat van genade’, herinnert Tomek Tryzna zich die periode in een interview. Acht uitgevers kregen zijn manuscript onder ogen, allen weigerden het. Ook na uitgave onderging het boek een merkwaardig lot. Nobelprijswinnaar Czeslaw Milosz viste het bij toeval in de boekhandel op tussen de jeugdboeken, las het, onderkende onmiddellijk de kwaliteiten ervan en schreef er een lovende kritiek over. Sindsdien is Tryzna's roman een cultboek, en dat niet alleen in Polen. Gouden Palm-winnaar en landgenoot Andrzej Wajda heeft inmiddels de verfilming ervan bijna klaar.
| |
Zwarte leegte
Meisje Niemand is een verbijsterend tweeluik van hartstocht en harteloosheid. Het kreeg van Tryzna als ondertitel ‘een geheimzinnige roman over het volwassen worden’, een verwijzing overigens die niet noodzakelijkerwijs slaat op het meidendrietal dat het verhaal draagt. Het boek is in aanleg allegorisch genoeg om die zin eveneens van toepassing te verklaren op het hele Poolse volk, en daarmee op een gemeenschap die in de nadagen van het communisme en aan het begin van een tijdperk van democratische oriëntatie waarin zich al snel het fenomeen van de nouveaux riches ontwikkelt, voor dezelfde problemen, verwarring en uitdagingen komt te staan als het lelijk eendje Meisje Niemand dat zo graag een goddelijke
| |
| |
zwaan wilde zijn. De roman handelt onder meer over de fixatie op het veronderstelde betere en hogere dat in de ander schuil gaat en een garantie voor succes lijkt. De waarheid daarvan is uiterst betrekkelijk, de werkelijkheid ziet er meestal anders uit. Door je met huid en haar uit te leveren word je meestal geleidelijkaan van een iemand, een niemand.
Maar hoeveel symboliek er ook in Meisje Niemand schuil gaat, het boek dient zich in eerste instantie aan als een realitistische roman. Hoofdpersoon daarin is Marysia Kawczak, de vijftienjarige dochter van een aan de alcohol verslingerde dakdekker en mijnwerker, een armeluis die samen met zijn vrouw en vier andere kinderen - een broer, een tweeling, en de kleine, blinde Zenus - de gelegenheid krijgt om van van het platteland in Neder-Silezië naar het provinciestadje Walbrzych te verhuizen. Die verplaatsing biedt Tryzna onder meer de gelegenheid om uit te pakken over het bestaan in een woonkazerne van een middelgrote stad. Staatsgedirigeerd wonen betekende vooral een leven van ellende, samenhokken op slechts enkele vierkante meters vloeroppervlak en wennen aan met elkaars en andermans ongemakken en pesterijen. Zo wordt Marysia voortdurend geconfronteerd met de luidruchtige dronkenschappen van haar vader, de ongemakken van een moeder die zich maar moeilijk kan verplaatsen (‘honderd kilo vet spek en miss spataderen’), krijsende kinderen en geruzie met de buren. Ieder moment van de dag hangt er onweer in de lucht, geknetter, getetter en geschetter.
De overtocht van het platteland naar de stad valt voor Marysia samen met haar eerste menstruatie - twee breuken met het verleden op nagenoeg hetzelfde moment. In haar nieuwe omgeving komt ze vervolgens sneller dan verwacht tot twee bijzondere vriendschappen, na elkaar overigens, want het gaat om klasgenootjes die elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Al snel verslingert ze zich zo volledig aan deze vermeende hartsvriendinnen dat haar geestelijke gesteldheid al evenzeer een ommezwaai doormaakt. Als een kameleon kleurt ze met hen mee - Meisje Niemand inderdaad -, zonder te beseffen wat ze zichzelf daarmee aandoet. Wanneer ze daar tenslotte achterkomt nadat beide meiden haar als een baksteen hebben laten vallen, is het te laat. Ooit heeft ze op het hoofd van haar blinde broertje gezworen nooit iemand te haten. Op een gruwelijke manier trekt ze de uiterste konsekwentie uit die gelofte, neemt de kleine op haar armen met de woorden, ‘hier zou je nooit iets hebben gezien, maar in de hemel krijg je de sterretjes, de zon en al het andere te zien’, en duikt met hem van het balkon de zwarte leegte in, op zoek naar ‘de schittering van de Vader’. Met die zin komt God weer in beeld die ze met haar levenswandel verloochend heeft, maar waarmee ze via deze daad van moord en zelfmoord opnieuw de harmonie zoekt. Zo eindigt dit verhaal dat even verrassend, absurd, grimmig en gruwelijk is als een oorspronkelijk, nog voor de tere kinderziel toegankelijk gemaakt sprookje.
Tomek Tryzna (foto: De Geus)
| |
| |
| |
Tweede stem
Kasia en Ewa groeien in de ogen van Marysia al snel uit tot bijna-godinnen, en daar weten die twee wel raad mee. Handig gebruik makend van hun positie veranderen ze op gezette tijden in kattige monstertjes. En ondertussen weten ze het naar vriendschap hunkerende vriendinnetje met hun beste vlijdiergedrag en onderdanige beloften perfect voor zich in te nemen en te gebruiken, daarbij vooral suggererend dat zij een onmisbare factor is in hun leven. Marysia probeert hen in alles te plezieren met een overgave die een raadselachtige verliefdheid doet veronderstellen. Dat de meiden in menig opzicht haar, maar vooral elkaars tegenpolen zijn, daar heeft ze nagenoeg geen oog voor. Ieder op hun eigen wijze maken de kindvrouwtjes haar vertrouwd met sferen waarvan ze tot dan toe geen enkele weet had, plattelandsdoetje dat ze nu eenmaal is. Ze confronteren haar met krachten waarvan ze het bestaan niet wist en die haar vervolgens in hoog tempo vervreemden van haar eigen omgeving.
Katarzyna Bogdanska, door Marysia kortweg Kasia genoemd, is de dochter van een interniste. Ze kan het niet laten om regelmatig te koketteren met haar afwezige vader, een Afrikaan die in Tunesië zijn eigen gezin heeft. Lang blijft onduidelijk of het hier om een leugenverhaal gaat of niet. Het meisje heeft alles van wat iemand tot een cholerisch type maakt. Het is een brutaaltje, wispelturig en recalcitrant, eigenzinnig tot in de tweede graad, belezen, dat ook, vroegrijp en ze kampt wel eens met aanvallen van hysterie. Ze is iemand die graag provoceert en in haar fantasieën voortdurend laveert tussen droombeelden, leugens en zelfbedrog.
Kasia leidt Marysia binnen in de wereld van de kunst en cultuur. Zij is een muzikaal genie - althans in de oren van Marysia -, een talent dat gebukt gaat onder de zichzelf opgelegde last bij het componeren, haar grote hartstocht, te willen voldoen aan de zwaarste eisen die het ‘hogere’, de kunst met de grote K, haar oplegt. De krachten die het haar mogelijk maken muziek te scheppen, schrijft ze toe aan een tegenspeler in haar, een tweede stem die ze in alles gehoorzaamt. Ze heeft die stem een naam gegeven, Dzigi heet hij. Het is een jongen, een demonische figuur die in feite haar denken terroriseert, haar de meest extravangante opdrachten verstrekt zoals bijvoorbeeld het onafgebroken dragen van zigeunerkledij waarmee ze zich weer in haar klas belachelijk maakt.
Een van de projecten die ze na haar kennismaking met Marysia onder handen neemt is een compositie voor Minka - zoals ze haar vriendinnetje bij voorkeur noemt - ‘De minekes van mijn Minka’, waarin ze de verschillende gezichten van haar hartsvriendin vastlegt, haar dan weer vrolijke, dan weer droevige stemmingen. Ze wil haar zogenaamde ‘zusje’ tegemoet komen in haar wens om al ‘dat mooie ook (te) zien’, maar dan moet ze wel bevrijd worden uit haar armoede en onschuld: ‘Ik beloof je, je gaat regelrecht naar de hel’. De godslasterlijke daad die ze vervolgens op aanwijzen van Kasia pleegt door het heilig water in de kerk te ontwijden, schokt de diepgelovige Marysia fundamenteel en grijpt diep op haar in, diep genoeg om zich in de laatste seconden van haar leven te verzoenen met de Vader.
| |
Uiterlijk vertoon
Kasia's tegenspeelster is Ewa Bogdaj. Al op de eerste dag in haar nieuwe school heeft Marysia haar ontdekt als het knapste en mooist geklede meisje van de klas. ‘Ze zit voor me, ik kijk dus voortdurend naar haar. Vanachter ziet ze er ook mooi uit.’ Vanaf het moment dat ze zich na de plotselinge breuk met Kasia met haar inlaat, verandert Marysia's kijk op de wereld. Plots krijgen verlangens van materiële aard de overhand. De door de wol geverfde Ewa is iemand die in alle opzichten haar onschuld heeft verloren. Zij zal Marysia op weg helpen naar rijkdom en roem, heeft ze zich voorgenomen. Zo'n carriére die haar moet uittillen boven het arbeidersmilieu waar ze uit voortkomt, begint natuurlijk met een onderdanige knix voor de beau-monde.
Aandacht voor innerlijke beschaving maakt vervolgens in een oogwenk plaats voor uiterlijk vertoon. Belangrijk dan wat dan ook worden make-up en mooie kleren, badpakken, slipjes en de Yamaha, haar eerste erotische ervaringen met Ewa, het lonken, de mannenjacht, de droom ooit fotomodel te zijn en geld. Verwondering legt het af tegen berekendheid. Wie zich wil harden voor deze wereld van de quasi- | |
| |
chic moet leren te gehoorzamen en te bevelen. Geen beter spelletje om daar alvast in te oefenen dan dat waarin de twee om beurten elkaars bevelen moeten uitvoeren, zelfs als het gaat om de meest walgelijke zoals het spugen op een voorbijganger of een tijdlang in geknielde houding tussen het vuilnis zitten met de armen omhoog.
Gemangeld tussen haar hang naar innerlijke beschaving en uiterlijk vertoon, bij beide vriendinnen haar naam - en daarmee haar identiteit - kwijt geraakt in verbasteringen als Minka en Majka, verstrikt in een onontwarbare kluwen van leugens en waarheid, haar naïviteit en onschuld kwijt en dus haar jeugd, maar uiteraard nog lang niet volwassen, losgeslagen uit haar milieu maar verstoken van een eigen plek elders, realiseert ze zich op een moment dat het allemaal al te laat is: ‘Wat is er toch met me gebeurd dat ik niet langer degene ben die ik ooit ben geweest? Ooit, ooit, niet meer dan twee weken geleden.’
| |
Illusie van natuurlijkheid
Wat dit boek nogal bijzonder maakt en wat mij er misschien wel het meest aan heeft gefascineerd, is de illusie van natuurlijkheid die Tomek Tryzna in zijn roman heeft weten te bereiken. Dat al het spreken en denken zo vanzelfsprekend van een vijftienjarige afkomstig lijkt - terwijl het toch allerminst boek voor vijftienjarigen is, daarvoor is het te dicht op hun huid geschreven - weet hij te bereiken dankzij zijn uitzonderlijke taalgevoeligheid. Meisje Niemand is een opmerkelijke mixture van evergreenwoorden uit de pubertaal (echt wel, schattig, kadoink, mjam, mjam), explosieve dialogen, zinnen en zinswendingen die een hoge graad van onvoorwaardelijkheid of absoluutheid uitdrukken (‘Zweer dat je me zult haten’, ‘Dit is de verschrikkelijkste dag in mijn leven’), en wijsneuzige opmerkingen (‘Ik zou eerder willen zeggen dat het verschrikkelijk is om talent te hebben’). Niet minder geraffineerd heeft Tryzna de zieleroerselen van Marysia weten vast te leggen in redeneringen waarin de verwondering nog volop een kans krijgt. Een gedachtentaal die in haar springerigheid en associatieve logica voordurend de indruk weet te wekken dat er een kind redeneert. Een fragment als voorbeeld:
Maar wat zit er in mijn hoofd? Hersenen. En in de hersenen gedachten. Hoe zien die eruit...? Zij zijn vast heel erg klein, want een hoofd is niet groter dan een bal, en er kunnen er zoveel van in. Hoe kan zo'n gedachte eruitzien behalve dat hij zo klein is? Als je bijvoorbeeld iets denkt en het meteen zegt, dan zijn dat de woorden. Maar woorden zijn onzichtbaar. Als je ze op een briefje schrijft veranderen ze in uitdrukkingen. En dan weet je hoe ze eruit zien. Ze bestaan uit lettertjes. Ik schrijf kleine, rechte en duidelijke lettertjes. Anderen schrijven schuin. Sommigen naar links, anderen naar rechts. Er zijn er die grote letters schrijven, anderen anderen weer kleiner dan die van mij, zo klein dat je ze bijna niet kunt lezen. Dus als gedachten er net zo uitzien als uitdrukkingen, dan zien ze er bij iedereen weer anders uit. Anders bij Polen dan bij Russen, en nog weer anders dan bij Fransen.
In Meisje Niemand toont Tomek Tryzna zich een inlevend en kundig portrettist van de mysterieuze puberziel. Van de verborgen en ongrijpbare krachten die doorin huis houden en de golven verliefdheid, jaloezie en de haat die daar doorheen spoelen en alles weer loswoelen wat zich gehecht leek te hebben. De affiniteit voor die uitzonderlijke gemoedsgesteldheid maakt deze roman tot een schitterend kinderboek voor volwassenen.
Yves van Kempen (1944) is leraar Nederlands en literair medewerker van De Groene Amsterdammer. Hij publiceerde o.a. in Lust en Gratie, Raster, De Revisor, Ons Erfdeel.
|
|