| |
| |
| |
Hans van Daalen
Een mes in de rug
Eric de Noorman, of de gevolgen van een slechte opvoeding
Tijdens de Haarlemse stripdagen 1996 kwam er voor mij een einde aan tweeëntwintig jaar wachten.
De Nederlandse striptekenaar Hans Georg Kresse overleed op 12 maart 1992. Daarmee leek een punt gezet achter een uniek oeuvre van stripverhalen en boek- en tijdschriftillustraties. De afgelopen jaren verscheen er toch nog een klein aantal boekuitgaves. Niet alleen met oud werk dat nog niet eerder in boekvorm verschenen was en dat was opgedoken uit de archieven van uitgevers voor wie Kresse had gewerkt, maar ook met geheel nieuw werk - onvoltooid werk gevonden in zijn nalatenschap. Er werd een gelimiteerde uitgave gemaakt van zeventien geïnkte platen van een verhaal dat ruim tweehonderd bladzijden had moeten tellen en de geschiedenis vertelde van de historische figuur Dzjengis Khan. Met de publicatie van een plaat uit het tiende deel van de Indianenreeks in het tijdschrift van de Kressekring, Viking, werd duidelijk dat Kresse ook in zijn laatste jaren niet van het penseel had kunnen afblijven. Ook dit verhaal was niet afgemaakt.
Met de publikatie van deze flinters strip maakte men mij, als fan van het werk van Kresse, zeer blij. Maar er kwam ook oud zeer naar boven dat vervolgens weer voedsel gaf aan nieuwe hoop. Zou er dan toch een vervolg bestaan op het vijfde verhaal van Erwin, zoon van Eric de Noorman? Het verhaal De Ware Koning, dat in 1974 in wekelijkse afleveringen van twee pagina's in het stripblad PEP verscheen, eindigde na vele onderbrekingen en een inkrimping van de wekelijkse portie van twee naar één bladzijde abrupt met de mededeling onder plaat 59: einde van deze episode. De publikatie van deze strip was zo onregelmatig dat, blijkens ingezonden brieven uit die tijd, vele oplettende lezertjes gedwongen waren de lectuur van dit buitengewoon schimmige verhaal te stoppen.
Het had, volgens Kresse zelf, zo mooi en spannend zullen worden. In PEP nr. 7 van dat jaar was het nieuwe verhaal rond Erwin heel voortvarend van start gegaan, met maar liefst vier mooi gedetailleerd uitgewerkte, schitterend ingekleurde platen, alles voorafgegaan door een uitgebreid interview met de meester zelf. Daarin verklapte Kresse enkele gebeurtenissen die zouden gaan plaatsvinden: ‘In dit verhaal of in het volgende komt Lauri weer terug. De obscure magiër, die voor Erwins geboorte reeds rechten op hem deed gelden, tracht de koningszoon weer onder zijn invloed te krijgen. Het zou wel eens slecht met Erwin af kunnen lopen. De serie Erwin gaat na dit verhaal in elk geval De nieuwe avonturen van Eric de Noorman heten.’ Was Erwins rol uitgespeeld? Was Kresse werkelijk van plan Erwin zijn strip uit te tekenen en Lauri, de tovenaar en ongewenst voogd van de koningszoon, zijn oude rol weer te laten oppakken?
Voor een beter begrip van deze lezersverwachting en de daaruit geboren frustratie - want de tekenaar kon er niet aan voldoen - volgt nu een als introductie op te vatten stuk over de strip Eric de Noorman van Hans G. Kresse.
| |
| |
| |
Een autodidact in de Toonderstudio
Hans Kresse zag het plotten, het uitdenken van de intrige, als het leukste onderdeel van het maken van een strip. Als dat eenmaal afgerond was, begon het verplichte corvee. Het moet voor de liefhebber van zijn werk verbijsterend zijn te horen dat Kresse het liefst verhalen zou maken, zonder die te hoeven ‘illustreren’. Toch is het eerste wat opvalt aan dit ‘illustratiewerk’ het schijnbare gemak waarmee de tekeningen tot stand zijn gekomen. Als je de carriëre van Kresse volgt vanaf zijn leerlingtijd bij de Toonderstudio (tussen 1943 en 1947) zie je binnen zijn eerste eigen, en meteen belangrijkste strip Eric de Noorman een gestage ontwikkeling. In de eerste verhalen zijn de tekeningen nog stijf en is de anatomie van de figuren niet altijd correct. In die beginperiode hanteert Kresse de inktpen, maar al snel gaat hij over op het gebruik van het penseel. Het betreft hier een moeilijker aan te leren discipline, maar de tekeningen winnen aan levendigheid doordat de lijnen dikker en soepeler worden en zo meer beweging suggereren.
Terwijl bijna geen strip van Kresse in stijl en invulling van de karakters aan smaak of mode onderhevig lijkt, is het opvallend hoe tijdgebonden de vrouwelijke hoofd- en bijfiguren in die eerste periode uit het penseel komen. Ze beantwoorden veel meer aan de dan geldende smaak (zie het verhaal Heidrun uit 1950) dan de universele schoonheden uit latere verhalen. Met deze aanloopperiode in het achterhoofd beseft de lezer hoe uitzonderlijk hoog van kwaliteit het latere werk is. Het ballet van geweld dat in veel van Kresse's historische strips wordt gedanst is adembenemend. Als je met van plaatje naar plaatje schiet, vergeet je bijna dat je papier in je handen hebt en dat alles tweedimensionaal is.
Kresse heeft geen school gemaakt en zijn tekenstijl is net zo uniek als onnavolgbaar. Wat zijn strips ver uittilt boven de middelmaat is de volstrekte authenticiteit in verhaal en aankleding en het soepel briljante, wat technische beheersing betreft superieure karakter van de tekeningen. Kresse mag zelf het plotten en het verhalen vertellen het leukste hebben gevonden, toch vertegenwoordigen die plots meestal niet de sterkste kant van zijn strips.
| |
De lange weg van fantasy naar historie
De eerste verhalen van Eric de Noorman kunnen naar het rijk der fabelen worden verwezen. Het begint allemaal, dankzij een idee van Marten Toonder, in Atlantis. Eric is erbij als het continent door een heuse atoomoorlog in de oceaan verzinkt. De enige souvenirs van deze spannende vakantie zijn zijn toekomstige echtgenote Winonah en de dwerg Pum Pum. Winonah, prinses van Atlantis, zal altijd in zijn directe nabijheid blijven, maar de anamolie Pum Pum moet er na vijftig avonturen aan geloven. Anders dan vele van de strijdmakkers van de Noorman sterft de dwerg niet in de strijd, maar verdwijnt als overtollig materiaal uit een andere wereld. Naast de onbestaanbare Pum Pum lopen er in de eerste verhalen ook reusachtige spinnen, draken en mensapen rond. Het is een geluk dat Kresse al snel een grote hekel kreeg aan deze fabeldieren, zodat ze schielijk uit de strip verdwenen. Moeilijker te verwijderen waren de verschillende anachronismen die in de loop der beginnersjaren in deze historische strip waren geslopen. Zo vinden we de Romeinse keizer Commodus uit de tweede eeuw na Christus naast kasteelburchten uit de late middeleeuwen en zwaarden uit de zevende eeuw. In de jaren die volgen, begint Kresse zich grondiger te documenteren. Hij pakt het verwijderen van begane blunders geraffineerd aan. De atoompistolen van de Atlantiërs verdwijnen voorgoed onder de oceaanspiegel. De middeleeuwse kastelen vergen echter
| |
| |
meer avonturen voor ze van het papier verdwijnen. In het verhaal De wolf en de havik zien we hoe de burcht van Wogram tot een ruïne is geworden. Eric krijgt een nieuw onderkomen, maar al zijn er dezelfde stenen voor gebruikt, het bouwen van gotische burchten was men verleerd. Zo krijgt het kasteel een waardige opvolger in de vorm van een burcht uit de vijfde eeuw, met een houten pallisade rond een verhoging, bekroond door een robuust stenen gebouwt.
| |
De magie van het zwaard
Het element van de zwarte magie zal niet geheel uit de strip verdwijnen, maar een metamorfose ondergaan. Die magie zet zich vast in het belangrijkste werktuig uit die tijd: het zwaard. In het verhaal De moordenaar van koning Wogram komt Eric voor het eerst samen met zijn vrouw thuis. Hij vindt de troon bezet door zijn neef. Nadat hij deze daarvan verwijderd heeft, gaat hij op zoek naar de moordenaar van zijn vader. Wanneer hij deze ondekt en uitdaagt voor een tweegevecht, ontdekt Eric dat de man niet alleen het leven van zijn vader heeft genomen, maar ook diens zwaard. Dit zwaard is speciaal voor Wogram door een onderaards volkje gesmeed en is onbreekbaar. Eric wordt tot twee keer toe vernederend verslagen, maar zijn leven wordt gespaard. Om in een gelijke strijd zijn vader te kunnen wreken gaat hij op zoek naar iemand die hem een gelijkwaardig zwaard kan leveren. Via de zieneres Vala belandt hij bij de tovenaar Lauri, die hem tegen een nog nader te benoemen wederdienst een tweede onoverwinnelijk zwaard levert. Eric blijkt de beste zwaardvechter. Wanneer hij het geleende edelmetaal terugbrengt bij Lauri merkt Eric dat hij in een val is gelopen. Lauri eist de opvoeding op van de eerstgeborene uit Erics huwelijk met Winonah. Als de koning onthutst weigert, vraagt Lauri een vervangende beloning in de vorm van een scheepslading goud uit een land aan de andere kant van het grote water. Al direct na Erics vertrek blijkt Winonah zwanger. Eric zal, onwetend van de geboorte van zijn kind, zeven jaren onderweg blijven. Bij de start van ieder nieuw avontuur gunt Kresse ons met een aantal plaatjes een kijkje op dit moederlijk geluk; de geboorte van een zoon die Erwin (ERic WINonah) zal gaan heten. We zijn ook getuige van het eerste onderhoud tussen de koningin en de tovenaar. Als zij de ware reden achter Erics reis verneemt, is zij ten einde raad: ‘Als de koning niet na twee jaar met het goud terugkeert, valt uw zoon Erwin mij op zijn zevende
verjaardag toe en zal ik voor zijn verdere opvoeding zorg dragen.’ Winonah is gedwongen Lauri een plek dicht bij haar zoon te geven - suikeroompje Lauri. Pas bij Erics thuiskomst blijkt
| |
| |
in een gericht dat Lauri in de overeenkomst nooit een termijn heeft genoemd en weet Eric zijn zoon veilig. Dat de eerste zeven jaren zonder vader in de buurt, maar met een tovenaar als nare oom zijn sporen nalaat, zullen we nog zien.
Ondertussen is het magische zwaard van koning Wogram door een schermutseling tijdens de zeetocht de Atlantische oceaan in- en het verhaal uitgevallen. Kresse kan echter nog niet helemaal afstand doen van de magie. In het verhaal Het Tyrfingmysterie meldt zich een ander magisch, dit maal fluisterend zwaard, dat zich minder makkelijk laten wegmoffelen. Het is de vloek van het oude geslacht Tyr en geeft de bezitter onoverwinnelijke macht, maar luidt ook onherroepelijk diens ondergang in. Men denkt de vloek te hebben bedwongen door het zwaard in een dichtgemetselde crypte in een stenen altaar vast te zetten. Eric, op bezoek bij de kasteelheer om navraag te doen naar de verdwenen Pum Pum, ontdekt dat de dwerg is opgesloten omdat hij bij toeval het zwaard heeft ontdekt. Kort daarop blijkt het zwaard uit de crypte ontvreemd; een van de dienaars van de kasteelheer is er mee vandoor. In de strijd die volgt, ontsnapt de Noorman maar ternauwernood aan de dood en keert het zwaard zich tegen degene die het hanteert. Ook Eric vangt de kwade influisteringen op, maar weet er weerstand aan te bieden. Het magisch stuk metaal wordt, verstopt in een met stenen verzwaarde kar, afgezonken naar de diepten van een plaatselijk meer. Opnieuw denkt men de vloek te hebben uitgebannen. Elf verhalen later echter komt deze brok onverwoestbare magie weer tot leven in een van de meest indrukwekkende avonturen rond de Norenkoning, De geschiedenis van Bor Khan. Een klein groepje Hunnen is er door de Khan op uitgestuurd om uit te vinden wat er waar is van de verhalen over een onoverwinnelijk makend zwaard. De Hunnen slagen erin het zwaard van de bodem van het meer omhoog te brengen, maar Tschai, de leider van de verkenners, pleegt verraad en eigent zich het zwaard toe. Eric besluit dief en zwaard achterna te gaan en dat levert een aaneenrijging op van tegenslagen en ontberingen. De Noren lijden schipbreuk; een hongertocht in een sneeuwstorm volgt. Erwin redt
uiteindelijk zijn vader van de ondergang. Aan het eind van het verhaal, wanneer het zwaard Tyr talloze slachtoffers heeft gemaakt, waaronder Tschai en de Khan zelf, komt het in handen van Eric's strijdmakker Svitjold. Die trekt het zwaard uit handen van de weifelende koning en beslist in de laatste schermutselingen de strijd, maar neemt daarmee ook de vloek op zijn schouders. Dit laatste stukje onvervalste magie uit de avonturen van Eric de Noorman vindt zijn einde ergens op de bodem van de Egeïsche zee.
| |
Idolen van brons
Als spanningselement wordt de zwarte magie hoogstens nog vervangen door spelletjes, zoals voorspellende worpen met dobbelstenen. Een serieuzer spanningselement komt voort uit de steeds groeiende behoefte van de auteur zich goed te documenteren en zo een meer verantwoorde historische strip te maken. Kresse gebruikt in een aantal geslaagde verhalen bestaande legendes. Het mooiste en veruit meest geslaagde voorbeeld daarvan is het gebruik - verweving is een betere omschrijving - van de legende van de zeven paardjes. Deze legende lag ten grondslag aan een van de belangrijkste gebeurtenissen in de vijfde eeuw, de eeuw van de ondergang van het Romeinse rijk: het binnenvallen van de Hunnen onder aanvoering van Attila. In het verhaal Het bronzen paardje krijgt Eric uit de mond van een reiziger voor het eerst de legende te horen. Zeven kleine bronzen paardjes zijn verspreid geraakt over Europa. Als ze weer herenigd worden, schenken ze de bezitter onmetelijke kracht en garanderen zo diens alleenheerschappij over Europa. Volgens de onbekende bezoeker doen er geruchten de ronde dat Attila de Hun drie van de
| |
| |
paardjes bezit en op zoek is naar een vierde, voor hij aan een opmars durft te denken. De reiziger blijkt in het bezit te zijn van een van de paardjes. Hij schenkt het de koning en weet hem over te halen om met een vloot van eenentwintig schepen uit te varen: ‘Eenentwintig schepen is een mooi aantal, drie maal zeven paarden van de zee, een sterk getal.’ Enkele verhalen lang blijft deze legende en de daaraan gekoppelde dreiging uit het Oosten op de achtergrond, om in de verhalen De gesel van de steppe en Het zevende paardje terug te keren. In dat laatste verhaal speelt een oud zwaard een hoofdrol. Het uiteinde van het gevest van dit zwaard wordt gevormd door het laatst-overgebleven paardje - Attila en Eric bezitten er inmiddels ieder drie. Het machtsevenwicht dreigt te worden verstoord. Als Eric de plaats waar het oude zwaard is verborgen ontdekt, verliest hij zijn bijgeloof. Op die plek blijkt eeuwen geleden een grote slag te hebben plaatsgevonden en er liggen vele van dit soort oude verroeste zwaarden. De Noorman stelt vanaf dat moment alles in het werk om een groot aantal volkeren en stammen tegen de Hun te verenigen. Uiteindelijk lukt het hem om met samen met Saksers, Alanen, West-Gothen, Bourgondiërs - zelfs een Romeins legioen doemt op - het enorme Hunnenleger terug te drijven. Dit historische verhaal rond de opkomst en neergang van Attila heeft Kresse schitterend verwerkt in zijn mooiste en met tweehonderd stroken ook langste verhaal: De laatste slag.
| |
Anti-held
Door het aannemen van steeds meer tekenopdrachten voor dag-en weekbladen komt Kresse onder een steeds grotere druk te staan. Midden jaren vijftig zijn zijn platen zeer gedetailleerd en ogen hecht gecomponeerd. De tekeningen zijn altijd doeltreffend en nooit te vol. In de tien jaar daarna is een neergaande lijn zichtbaar: de tekeningen worden leger en uiteindelijk verliezen ze zelfs de soepele lijn waar zijn werk om werd geroemd. Pas in de aanloop naar Kresses lievelingsverhaal De laatste slag komt er weer leven in de strip. De twee laatste kranteverhalen, De stille strijd en De eerloze krijg, zijn weliswaar net zo grof getekend als de verhalen uit de voorgaande periode, maar ze lijken weer het produkt van een geïnspireerd kunstenaar. Een van de oorzaken voor deze heropleving is het onderwerp van deze laatste tekststrips rond Eric: de al jaren moeizaam verlopende verhouding tussen vader en zoon. Het verhaal loopt uit op een gevecht waarin Eric en Erwin tegenover elkaar komen te staan. Het is vooral dit gegeven dat voor de eerste keer in de geschiedenis van de strip een anti-held oplevert; het maakt deze strip zeker voor die tijd tevens uniek. Kresse: ‘Het realisme in je verhalen creëer je door van je bijfiguren feilbare mensen te maken. Erwin is zo iemand, hij kan rotte, onverwachte dingen doen. Door zijn karakter werkt hij aan zijn eigen dood.’
Zijn eerste strips maakte Kresse al rond zijn tiende. Ze werden gepubliceerd in het padvinderblaadje De Verkenner. De strip Eric de Noorman staat dan ook bol van de ethiek uit de wereld van de scout. Het geruststellend slechte of goede komt zowel in handelingen als in het uiterlijk van de personages tot uiting. Kresse beschikt over een nauwgezet talent om tronies
| |
| |
te tekenen en tot leven te wekken. Zijn held Eric is er om in zijn platte goedheid de straffende hand te heffen en om het licht te doven in al die kwaadaardige blikken. Het enige waar deze echte man moeite mee schijnt te hebben zijn de vrouwen die hem willen verleiden. Toch gaat Kresse in twee gevallen verder dan veel van de tekenaars van zijn generatie durfden gaan. Eric sluit tijdens zijn avonturen vele hechte, door de strijd geharde vriendschappen. Eén voor één echter vallen zijn vrienden in de strijd en laten hun koning treurend achter. Het mooist is het gevaar van die vriendschap te illustreren met het verhaal De grote beslissing, een verhaal dat me weer brengt bij die andere uitzonderlijkheid van het werk van Kresse: de creatie van de anti-held. In dit verhaal is de kracht van de tegenstander zo groot dat twee trouwe kameraden van Eric, die ettelijke avonturen meegingen, het leven laten. Halfra raakt zo zwaar gewond tijdens een actie waarin hij het leven van zijn koning redt, dat hij verderop in het verhaal in zeer donker aangezette penseelstreken alsnog de geest geeft. De heldin Astara doodt, na een mislukte onderhandeling over de vrijlating van Erics zoon Erwin en diens vriend Axe, de leider van een bende die uit was op de macht in Noorwegen, maar sterft op haar beurt tijdens hun vlucht. Kresse durft het met andere woorden aan om uitgewerkte en afgeronde karakters weer uit de strip te laten verdwijnen. Wat dat betreft bestaat er blijkbaar geen onderscheid tussen het lot van de good en de bad guys. Dat iemand die pal naast de grote held voor de goede zaak vocht zo maar sneuvelt zal, zeker in de jaren vijftig, een schokkende leeservaring zijn geweest.
| |
En nu tussen vader en zoon
Aan het eind van het verhaal, waarin hij twee van zijn naaste vrienden verloren heeft, neemt een moegestreden koning de grote beslissing de macht over te dragen aan zijn zoon Erwin. Na een reis die hem onder meer op IJsland en in het huidige Canada brengt - waar hij kennismaakt met Kresses lievelingsvolk, de Indianen - keert Eric terug naar zijn vaderland. Hij stuit in de Noorse wateren op de geheimzinnige figuur van de Zwarte Piraat, die met zijn schepen iedere handel tussen Noorwegen en de landen overzee verhindert. Met Eric als enige toeschouwer ontdoet de piraat zich van zijn zwarte kap; hij blijkt niemand minder dan zijn eigen zoon. Erwin legt zijn verbijsterde en woedende vader uit dat al na korte regeerperiode de yarls tegen hem in opstand kwamen, zodat hij zich gedwongen zag om met een kleine groep getrouwen het land te ontvluchten. Zijn vrouw Orisia is vermoord, zijn moeder Winonah verblijft als balling op de Shetlandeilanden, in het rijk van haar pleegzoon Axe. Het lamleggen van Noorwegen met zijn vloot schepen is Erwins wraak op de opstandige kasteelheren.
De zoon van Eric is altijd al een lastige knaap geweest, arrogant, trots, conflictgevoelig en een heethoofd in het aangaan van roekeloze ondernemingen, het irriteren van strijdmakkers en het aangaan van verkeerde vriendschappen. Al direct na de eerste ontmoeting tussen vader en zoon, als Erwin dus zeven vaderloze jaren achter de rug heeft, vindt een eerste, voor de toekomst tekenend conflict plaats. In het verhaal De strijd om het recht wijst Eric zijn zoon terecht nadat hij zonder toestemming een pijl heeft afgeschoten op een overvliegende duif. In het verhaal Wraak van de weerwolf heeft Erwin kwaad spel gespeeld. Eric geeft hem een afstraffing in de vorm van een uitputtende en vernederende les in zwaardvechten. Na zijn kortstondig optreden als piraat geeft Erwin de macht terug aan zijn vader en staat hem vanaf dat moment weer terzijde.
| |
De neergang van Erwin
Pas in het één-na-laatste avontuur, De stille strijd, laat Erwin zijn frustraties de vrije loop en probeert in een verbond met het volk der Picten, in Groot Brittannië, zijn eigen koninkrijkje te stichten. Eric voelt zich door zijn eigen zoon verraden.
Al in het begin van De eerloze krijg blijkt Erwin in de val van de Picten te zijn gelopen. Ze willen hem en zijn tweede vrouw Ingrid gebruiken om Eric naar Brittannië te lokken zodat ze met hem en het volk der Gotodin, aan wier kant hij streed, af kunnen rekenen. Waar Erwin dacht de rol van vorst te gaan spelen, krijgt hij die van lokaas. Als hij dan ook nog door een deel van zijn eigen manschappen wordt verraden en in een gevecht zwaargewond raakt, lijkt zijn einde
| |
| |
nabij. Kresse heeft de neergang van Erwin uiterst pakkend in grove penseelstreken gevangen. De verandering die de zoon van de Noorman ondergaat is schokkend; het lijkt alsof deze intelligente persoonlijkheid niet ver genoeg kan worden afgebroken. Halverwege het verhaal zien we een op zijn benen tollende Erwin, met een baard van enkele weken en kringen onder zijn ogen, gewond en uitgeteerd van de honger. De enige die hem niet in de steek laat, is Ingrid en het is met haar hulp dat Erwin uiteindelijk, volkomen ontluisterd, door zijn vader gered kan worden.
Het einde van dit verhaal is ook het einde van de dagstrip Eric de Noorman. Als Eric teruggaat naar Noorwegen, naar zijn vrouw Winonah, laat hij Erwin op diens verzoek in Brittannië achter, slechts vergezeld door Ingrid en een handjevol getrouwen.
| |
Van banneling tot ware koning
Twee jaar later, in 1966, zal de strip in balloon-vorm in het stripweekblad PEP terugkomen, maar nu met Erwin in de hoofdrol. In het begin van deze nieuwe serie heeft Erwin zich met Ingrid teruggetrokken in een ven. Hij probeert zich in leven te houden met de jacht en met het verbouwen van wat groente. Wat er met de laatste getrouwen is gebeurd krijgen we niet te horen. Na een groot aantal schermutselingen met het volk der Gotodin en hun vijanden, de Picten, weet Erwin het vertrouwen van de eersten te winnen en de plaats in te nemen van hun, niet erg geliefde koning. Ingrid bevindt zich dan in Noorwegen, ontvoerd door een stel Noren die uit zijn op een losgeld. Als Eric hen listig heeft uitgeschakeld besluit hij zijn schoondochter terug te brengen om ook zijn zoon weer eens in de armen te sluiten. Maar Erwin is dan al op weg naar Noorwegen. De twee schepen missen elkaar en Erwins schip leidt ook nog schipbreuk. Wanneer hij, verfomfaaid en ongeschoren, is aangekomen bij het fort van zijn vader, probeert men hem te arresteren op verdenking van hernieuwde piraterij. Tegen alle ‘bewijzen’ in geloven zijn moeder en zijn jeugdvriend Axe in zijn onschuld. Uiteindelijk wordt de werkelijke piraat ontmaskerd. Erwin scoort nu zelfs aan het thuisfront een puntje en kan met een goed gevoel zijn vader en vrouw achterna, op weg naar zijn eigen volk. Het volgende verhaal, De geweldenaar, is een aardig tussendoortje, maar begin 1974 start in PEP het verhaal Erwin de ware koning. Het zal het laatste, onvoltooide verhaal rond de prins van Noorwegen worden (Eric zelf komt er overigens niet in voor).
Voor de strips die normaal in het tijdschrift PEP verschenen - hoe vernieuwend ook getekend - gold de regel van het presenteren van een coherent, vaak eenduidig verhaal. De humoristische strips zijn meestal afzonderlijke afleveringen van één tot vier pagina's. De vervolgverhalen telden, afhankelijk van de boekpublikatie, dertig, zesenveertig of tweeënzestig pagina's. Het plot was meestal helder, de kwaden waren duidelijk te onderscheiden van de goeden en zeker de rol van de titelheld was duidelijk omlijnd. Al deze ongeschreven regels werden door Kresse overboord gezet. Het verhaal verscheen, zoals ik hierboven al
| |
| |
vermeldde, onregelmatig, terwijl ook het aantal platen per aflevering wisselde. Deze publikatiechaos bemoeilijkte het lezen en begrijpen van deze strip nog eens extra. Niets is dan ook duidelijk in De ware koning: er is sprake van allerlei schimmige machinaties met het uiteindelijke doel de macht te herverdelen in het gebied waar Erwin als volksheld tot koning is uitgeroepen. Een machtige Romeinse consul dreigt een heel jonge troonpretendent in gijzeling te nemen, met een propere opvoeding in Rome als doel. De troonpretendent dreigt door een concurrerende yarl vermoord te worden om zo de troon van zijn vermoorde vader vrij te maken. De weduwe Yn doet er alles aan om haar zoon te beschermen en haar volk onafhankelijk te houden. Erwin is in dit geheel een buitenstaander; hij is geliefd bij zijn eigen volkje, maar wordt door de Romein en door alle anderen gewantrouwd en slechts gedoogd vanwege zijn rol in de strijd tegen de Saksers en de Picten.
Erwins burcht wordt ondertussen in de gaten gehouden door een stel schimmige ruiters, gehuld in dierenhuiden. Deze ruiters zijn niet door de Romein gestuurd, maar door wie wel wordt in het hele verhaal niet duidelijk. In een zwaardgevecht met één van hen wordt Erwin vernederend verslagen, zonder dat er een slag valt: de vreemdeling volstaat ermee Erwins zwaard te ontwijken. Er vloeit geen druppel bloed en uiteindelijk deelt de ‘spion’ een verdovende tik uit, waarmee hij zich de slimste toont. Iets eerder had Erwin uit de mond van een van zijn getrouwen de geschiedenis van deze strijders gehoord, die onder de volksnaam ‘schaduwen’ bekend staan. Hun officiële naam luidt Arcani. Ze vormden een soort keurtroep, maar niemand kende hen en vrijwel niemand kreeg hen ooit te zien. Ze deden nooit iemand kwaad en toch was iedereen doodsbang voor ze. Volgens geruchten waren ze onkwetsbaar en konden ze zich onzichtbaar maken. Ze zwierven in het noorden van Groot-Brittannië en spioneerden tot diep in het land van de Pictenrond, meestal alleen, en ze wisten altijd alles. Het zou echter niet om Arcani kunnen gaan, omdat de Arcani een onderdeel vormden van het Romeinse leger en er was geen sprake meer van een Romeins leger in Brittannië!
Deze niet bestaanbare Arcani kunnen vervolgens niet voorkomen dat Erwin als een soort gijzelaar in de burcht van Yn terechtkomt, nadat hij haar heeft geholpen zich te wreken op degene die een moordaanslag op haar zoon beraamde. Het is op dat moment, terwijl de eerste berichten Yn bereiken dat de zoon van de Romein met een legioen onderweg is en de burcht van Erwin al bezet heeft, dat het verhaal eindigt. Onder het laatste plaatje, waarop we Erwin zien die bedreigd wordt met een mes in zijn rug en Yn die de burcht verlaat om te gaan onderhandelen met een van Erwins volgelingen, staat einde van deze episode. Er is op deze plaat 59 echter nooit een aflevering gevolgd - niet in PEP dat het jaar daarop ophield te bestaan en ook niet in de opvolger EPPO.
| |
Open vragen
Pas tweeëntwintig jaar later zie ik tijdens de Haarlemse stripdagen in Galerie Graphiker twee halve originele platen die ik nooit eerder heb gezien, maar toch herken als onderdeel van het vervolg op PEP-plaat 59. In diezelfde periode verschijnen er vijf platen uit de nalatenschap van Kresse in het stripfanzine Viking, die direct aansluiten op de PEP-platen. We zien hoe gemakkelijk Erwin zich uit die benarde positie met dat mes in de rug bevrijdt - er is na tweeentwintig jaar stilstaan geen stramheid in de benen - en zich vervolgens in een eerste confrontatie met de Romeinen begeeft. Hij redt Yn en wordt vervolgens neergeslagen door dezelfde persoon die hem dolgraag aan zijn mes wilde rijgen. In de laatste platen ontstaat
| |
| |
tussen hen beiden een woordenwisseling. Het is als lezer om wanhopig van te worden, want geen van de balloons bevat tekst - en dat terwijl we aan het gezicht van Erwin kunnen zien dat het onderwerp van gesprek hem danig opwindt en verbijstert. De confrontatie met een jong kind, zo te zien een meisje in jongenskloffie met een houten zwaardje achter de riem gestoken, en het antwoord op de vragen van Erwin, wekken zichtbare verbijstering. Is het figuurtje de net niet vermoorde zoon van Yn? Het is een van de vele niet beantwoorde vragen van dit schimmige, aftastende verhaal met z'n ontelbare zijwegen, dat eindigt met een huilpartij van de tot dan toe onschokbare Yn. Voor wie spioneren de Arcani? Wat is de Romein van plan? Wat is de rol van Erwin in dit geheel en, nog belangrijker, heeft hij zelf door wat zijn rol is? We zullen het antwoord nooit krijgen, omdat de tekenaar in 1992 overleed en niet meer dan deze vijf tekstloze platen in zijn bureaula had liggen.
In het begeleidend artikel van John Wigmans in Viking wordt de net gestarte Indianenreeks als reden genoemd. Een reeks maken over het Indianenvolk vormde voor Kresse de vervulling van een grote wens. Hij ging er voortvarend mee aan de slag. De eerste twee delen van wat veertig delen had moeten worden, verschenen in 1973 tegelijkertijd. Het was dit veeleisende karwei dat de strip Erwin langzaam opzij heeft gedrukt. Uiteindelijk besloot de PEP-redactie om het al stagnerende verhaal te stoppen. De redactie verwachtte wel een vervolg, dat op de normale wijze van twee platen per aflevering per week zou worden gepubliceerd, maar Kresse is er niet meer op teruggekomen. Wel heeft hij voor EPPO nog enkele strips rond de figuur Vidocq getekend, samen met een losstaand verhaal over Alain d'Arcy en een curieuze, hertekende versie van De geschiedenis van Bor Khan, maar geen nieuw verhaal over zoon of vader Noorman.
Er is naast een reden van strikt fysieke aard - Kresse onderging in de jaren tachtig een aantal oogoperaties, omdat hij door een afwijking geen diepte meer kon schatten - nog een reden te noemen waarom de tekenaar zich niet meer aan een vervolg gewaagd heeft. Toen hem in 1964 werd gevraagd waarom hij met Eric stopte, antwoordde hij dat de werkdruk te groot werd en hij zich gedwongen voelde ‘deze dagelijkse martelgang’ te stoppen. Later, toen Erwin in PEP was gestart, gaf hij toe een verkeerde beslissing te hebben genomen: hij had andere projecten moeten stoppen en niet Eric, waar hij het meest aan gehecht was geraakt en waar hij het meeste van zichzelf in kwijt kon. ‘Eric en Erwin leven voor mij. De karakters van de figuren heb ik vaak astrologisch beredeneerd. Eric is volgens mij een boogschutter, Erwin een ram en Svein een schorpioen.’ In een ander interview zei hij graag opnieuw te starten met Eric en vertelde hij dat hij al wist hoe het met hem zou aflopen: ‘Maar ik kan nog niet vertellen hoe hij dood zal gaan. Het enige wat ik kan zeggen, is dat hij erop uittrekt, terwijl hij weet dat het hem zijn leven gaat kosten. Dat is volgens mij de enige ware moed. Zijn lichaam zal nooit gevonden worden, hij verdwijnt. Op een gegeven moment moet hij dood, maar dat is een emotionele zaak. Dat gaat gebeuren als ik weet dat hij mij niets meer heeft te vertellen en ik hem niets meer. Het is net als met het sterven van een dier. Ik heb vijftien jaar een poes gehad, die altijd op de rand van het bureau zat. Op een gegeven moment was die kat zo oud geworden, dat ik haar een spuitje heb laten geven. Maar voordat je zover bent, moet je daar eerst naar toe groeien. Zo zal het ook gaan met de dood van Eric de Noorman.’
Het is deze verbondenheid met zijn geesteskind en het drie maal is scheepsrecht voor iemand die geintrigeerd was door getallensymboliek, die me het vermoeden geven dat het mes, dat op die laatste pagina in PEP in de rug van Erwin zit gepriemd en dat dan wel niet direct op de daaropvolgende pagina gebruikt
| |
| |
wordt, maar toch in de laatste tekstloze platen blijft dreigen, ook gevoeld zou kunnen zijn door de tekenaar. Het is buitengewoon jammer dat het onheilspellende plot, waar Kresse in het begeleidende interview een kijkje op lijkt te gunnen, niet van tekeningen is voorzien of zelfs maar is overgeleverd. Waren de Arcani er door de tovenaar en ‘stiefvader’ Lauri op uit gestuurd om op Erwin te letten en zo het net uit te gooien en langzaam, onmerkbaar langzaam aan te trekken, met de prins als weerloze prooi? Wat waren de levenslessen die Lauri Erwin had willen leren, of waren het lessen in de dood? Hans G. Kresse heeft zich aan dat avontuur niet meer gewaagd. Een teken van gebrek aan moed? Nee, eerder een teken van vrijheid van de kunstenaar. Kresse heeft weerstand geboden aan de drukkende vraag naar een vervolg, maar durfde onder zijn levenswerk te zetten: wordt niet vervolgd. En daar heeft de fan van zijn werk maar mee te leven.
Hans van Daalen (1962) was van 1987 tot 1995 redacteur van het literair tijdschrift Begane Grond, waarin hij onder meer interviews publiceerde met Doeschka Meijsing, Frans Kellendonk en Charlotte Mutsaers. Verder schreef hij korte verhalen en essays, o.a. over de strip Kuifje.
|
|