Bzzlletin. Jaargang 25
(1995-1996)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |||||||||||||||||
Onno Kosters
| |||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||
VerwarringBecketts idee gebruik te maken van het schaakspel in Murphy zou z'n oorsprong kunnen hebben in het korte verhaal ‘Assumption’, zijn eerste publikatie (in transition, juni 1929): Hij had kunnen roepen en kon het niet. De clown in de nok bewoog gestaag aan zijn trapeze heen en weer en de organist zat te dromen met zijn handen in zijn zakken. Hij sprak weinig en dan nog raspend, fluisterend, als een verlegen man die discussies uit de weg gaat, die vol vertrouwen op e2-e4 kan antwoorden maar in verwarring verstart bij a of h3 [...]. Met de schaak-metafoor wordt verbeeld hoezeer een mens (de mens?) gevangen zit in conventies en patronen. E2-e4 is een gebruikelijke opening. Er ontstaat een open spel (een loperspel, bijvoorbeeld) of een half-open spel (Caro-Kan, Siciliaans...). Mogelijkheden genoeg om te antwoorden. Maar wat te doen wanneer je als eenvoudig speler geconfronteerd wordt met 1. a3? Met de man uit ‘Assumption’ loopt het niet goed af. Met Murphy al iets beter. Dankzij, onder meer, het schaakspel. Murphy (1938) gaat over Murphy. Deze werkeloze Ier in Londen leeft van het verschil tussen de huur en wat hij tegen zijn voogd zegt aan huur te moeten betalen. Zijn vriendin Celia is prostituée. Zijn vriend Neary houdt van een meisje dat houdt van Murphy. Murphy grootste, als dat het juiste woord is, passie (als dat het juiste woord is) is, de Cartesiaanse problematiek betreffende lichaam en geest te overdenken. Bij voorkeur schommelend in zijn schommelstoel, naakt, vastgebonden, terwijl ‘zeven sjaals hem op z'n plaats hielden. Twee bonden zijn onderbenen vast aan de poten, een zijn middel aan de zetel, twee zijn borst en buik aan de rug, een zijn polsen aan de steun daarachter.’ (Vraag: heeft Murphy zichzelf vastgebonden, en zo ja hoe? Opmerking: ik tel maar zes sluiers.) Murphy neemt, na verloop van tijd, een baan: verpleger in een inrichting voor geestelijk gestoorden, de Magdalen Mental Mercyseat (MMM, dat soms ook staat voor ‘muziek, MUZIEK, MUZIEK’). Daar leert Murphy zijn geest liefhebben. Instrumenteel hierin is zijn favoriete patiënt, ene Meneer Endon (Grieks: binnen). Murphy en Mr Endon spelen enkele partijtjes schaak tegen elkaar. ‘Wat? Je geeft je koningin weg? Gekkenwerk!’ Deze afbeelding wilde Beckett oorspronkelijk op de omslag van Murphy hebben.
| |||||||||||||||||
NarrenmatIn hoofdstuk 11 is de tijd voor hun laatste partij gekomen, tijdens wat Murphy's laatste nachtdienst als verpleger zal blijken te zijn. Het zal tegelijkertijd Murphy's laatste nacht als Murphy zijn - hij/iets maakt na zijn dienst, wanneer hij zich weer heeft teruggetrokken, wanneer hij in zichzelf gekeerd op zijn schommelstoel schommelt, een einde aan zijn leven. ‘In de wc ontsnapte het gas, prima gas, geraffineerde chaos. Spoedig hield zijn lichaam stil.’ En zo is het goed. Murphy lijkt iets te hebben begrepen, waarna het goed sterven is. Speelt u mee? Hieronder de partij, een ‘Endon-apening [sic] of Tweepaardenpotje’.Ga naar eind2 De letter-noten zijn van de verteller - die duidelijk op de hand van Mr Endon is; tussendoor mijn ‘analyses’: | |||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||
Wit (Murphy) Zwart (Mr Endon)a a Mr Endon speelde altijd met zwart. Als hij de witte stukken kreeg aangeboden placht hij te verzinken, zonder een spoor van ergernis, in een lichte verdoving. b De oorzaak van alle volgende moeilijkheden van Wit. c Slecht, al is er blijkbaar niets beters. d Een ingenieuze en mooie opening, ook wel de Pijp-opening genoemd.
Murphy tracht, op een enkele uitzondering na, van zijn tweede tot zijn vijfentwintigste zet Mr Endon te imiteren, al weet hij nog niet waar dit toe zal leiden. Niet voor niets is Murphy's eerste zet het begin van al zijn problemen: de pion op e4 blijkt voor de imitatie van de vierde zet van zwart in de weg te staan. Vandaar het misprijzende commentaar na Murphy's vijfde zet. Na de eerste acht zetten zijn er twee dingen duidelijk: Murphy heeft het initiatief uit handen gegeven, en Mr Endon heeft een ‘symmetrische stelling’ ontwikkeld: hij is teruggekeerd tot de openingsstelling. 9. Ph3-g1 e7-e6 10. g2-g3e Pg8-e7 11. Pg1-e2 Pe7-g6 12. g3-g4 Lf8-e7 13. Pe2-g3 d7-d6 14. Lf1-e2 Dd8-d7 15. d2-d3 Ke8-d8f 16. Dd1-d2 Dd7-e8 17. Ke1-d1 Pb8-d7 18. Pb1-c3g Ta8-b8 19. Ta1-b1 Pd7-b6 20. Pc3-a4 Lc8-d7 21. b2-b3 Th8-g8 e Slecht gezien. [Slecht gezegd.]Ga naar eind3 f Nooit gezien in café Het Paardje, zelden in De Duvel.g De noodvlag.
Na zwarts negende zet lijkt het even of Mr Endon ‘gewoon’ gaat spelen (vandaar Murphy's reactie en het commentaar bij zijn tiende zet). Niets is minder waar. 12. g3-g4: zetdwang (Pe2 moet naar c3 kunnen om 11. ... Pg6 te imiteren). Ook bij wits veertiende zet is het potje net een ‘echte’ partij: pion g4 wordt verdedigd! Na zwarts eenentwintigste zet is er weer (althans voor zwart) symmetrie ontstaan: 22. Th1-g1 Kd8-c8h 23. Lc1-b2 De8-f8 h Uitnemend gespeeld.
Ook nu heeft wit symmetrie, met dame en koning op resp. c8 en f8. 24. Kd1-c1 Ld7-e8 25. Lb2-c3i Pg6-h8 26. b3-b4 Le7-d8 27. Dd2-h6j Pb6-a8k i Het is moeilijk zich een jammerlijker toestand voor te stellen dan die van arme Wit nu. j Het vernuft van de wanhoop. k Zwart heeft nu onweerstaanbaar spel. Zelfs wanneer zwart op de zevenentwintigeste zet van wit zijn dame poogt te offeren blijft wit vasthouden aan zijn drang tot symmetrie. Deze wordt bereikt: | |||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||
28. Dh6-f6 Ph8-g6 29. Lc3-e5 Ld8-e7 30. Pa4-c5l Kc8-d8m 31. Pg3-h1n Le8-d7 32. Kc1-b2!! Tg8-h8 33. Kb2-b3 Ld7-c8 34. Kb3-a4 Df8-e8o 35. Ka4-a5 Pa8-b6 36. Le5-f4 Pb6-d7 37. Df6-c3 Tb8-a8 38. Pc5-a6p Le7-f8 39. Ka5-b5 Pg6-e7. l Wit kan niet genoeg geprezen worden voor de vasthoudendheid waarmee hij worstelt om een stuk te verliezen.m Op dit punt zette Mr Endon, zonder ook maar ‘j'adoube’ te zeggen, zijn twee torens op hun kop, op welke wijze zij de rest van het spel bleven staan.n Een coup de repos reeds lang verbeid.o Aangezien Mr Endon niet ‘schaak’ riep, noch op enig andere wijze aangaf dat hij zich ervan bewust was dat hij de koning van zijn tegenstander had aangevallen, of liever vis-à-vis, was Murphy vrijgesteld, zie regel 18, van aktie in deze. Maar hiermee zou worden toegegeven dat de redding toevallig was.p Woorden schieten tekort om de zielenood uit te drukken die Wit verleidde deze abjecte aanval uit te voeren.
De strijd is, vooral van de kant van wit, heftig geweest. Murphy heeft zich moeten verlagen tot het offeren van een Dame en een Paard (zetten 28 en 30, beide keren mislukt), is ‘onreglementair’ schaak gezet (maar weigert de hem door het toeval aangereikte helpende hand), en heeft ‘aangevallen’. Het resultaat is, voor zwart, opnieuw symmetrie (Ta8, Lc8, Kd8, De8, Lf8, Th8, pa7, b7, c7, d6, e6, f7, g7, h7, Pd7, Pe7), en voor wit, rokende puinhopen. Murphy mag dan tegen Mr Endon spelen, Mr Endon speelt slechts tegen zichzelf. Dat Mr Endon schizofreen is, heeft daar wellicht mee te maken. Een zet van Murphy is voor Mr Endon alleen maar een teken dat hij zelf weer mag zetten. 40. Kb5-a5 Pd7-b8 41. Dc3-c6 Pe7-g8 Weer is symmetrie ontstaan, als na zet 39, nu met de paarden van zwart op respectievelijk b8 en g8. Angela Moorjani heeft uitgerekend dat er een rekenkundige reden is dat er voor zwart symmetrieën ontstaan bij zijn 8e, 21e, 23e, 27e, 39e en 41e zet. De volgende symmetrie-zet zou zet 45 hebben moeten zijn: 8=23 Tsja. 42. Ka5-b5 Kd8-e7q 43. Kb5-a5 De8-d8rr q De afwikkeling van deze patience wordt door Mr Endon op bewonderenswaardige wijze gespeeld.r Verder aandringen zou beuzelachtig en tergend zijn en Murphy, met narrenmat in zijn kop, geeft op.Ga naar eind4
De volgende stelling is nu ontstaan: | |||||||||||||||||
Gekkenwerk!Wit is aan zet. Indien zijn Dame e8 blijft dekken is terugkeer voor zwart naar zijn oorspronkelijke stelling (op de positie van twee pionnen na) onmogelijk. Aangezien Mr Endon bijna alle regels van het spel kent - alleen niet in de geest ervan speelt - is het onwaarschijnlijk dat hij toch 44.... Ke8 zou spelen. Murphy's dilemma is: zetten of niet zetten, meegeven (bijvoorbeeld 44. Dc3) of opgeven. In het eerste geval zijn de consequenties te overzien: ‘Mr Endon vond het niet erg dat hij ervan weerhouden was zijn Koning | |||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||
te doen terugkeren tot zijn veld [...]’. In het tweede, eigenlijke geval zal Murphy opgaan in Mr Endons binnen, in zijn solitaire (Engels voor patience), schizofrene geest. En dat blijkt nou net de bedoeling: als Murphy Mr Endon ten slotte weer naar bed brengt, blijft hij nog een tijdlang aan zijn bed zitten om Mr Endons ogen te bestuderen. En dan hoort Murphy woorden, die zo krachtig eisten dat ze werden gesproken dat hij ze sprak [...]: Van imitatie tot identificatie: Murphy verdwijnt, verdrinkt als een Narcissus in de poel van Mr Endons ogen. (De scene doet sterk aan Becketts Film denken -motto: esse es percipi; zijn is gezien worden.) Murphy's lichaam zal later verdwijnen, in een kosmos van ‘prima gas’ en ‘geraffineerde chaos’, en als as wederkeren tussen het zaagsel op de vloer van een Dublinse pub. Mr Endon heeft, op de zetten met zijn pionnen na, geen zet gedaan zonder zich ervan te vergewissen dat het stuk naar zijn oorspronkelijke plaats terugkon. Dat voor een dergelijke puur esthetische houding ook de medewerking van de tegenstander noodzakelijk is (op het moment dat Murphy opgeeft, faalt Mr Endons strategie), is onmiskenbaar en tegelijkertijd onbelangrijk. En zo heeft hier de esthetiek het van schaken gewonnen en is het schaakspel gereduceerd tot bord en stukken: tot een plek waar één speler een geheel nieuwe en geheel eigen variant kan ontwikkelen. Die variant heet in het Engelse origineel de Endon-‘Affence’. Een Affence (het woord bestaat niet) is geen offence (aanval) of defence (verdediging). Een Affence is gekkenwerk. Daarnaast is Affe' Duits voor aap. ‘Endon's Affence’ is gekkenwerk en (na)apenwerk, beginnend met een apening in plaats van met een opening. Vandaar waarschijnlijk Becketts spijt over de omslagfoto met de apen die niet doorging.Ga naar eind5 Mr Endons winst is dat hij niet alleen de partij, maar het hele spel naar zijn hand heeft gezet. Tegelijkertijd is het paradoxale resultaat van de partij: winst voor Murphy. Hij geeft op en begrijpt daardoor het Endon-principe, het principe van de binnenkant, van in zichzelf opgesloten zitten, het principe van vergeestelijking, van lichaamloosheid. Hij geeft op en laat zo Mr Endon niet winnen. Dat is Murphy's overwinning: de binnenwereld van de MMM los te laten en op te gaan in esse - in essentie. ‘En dat is alles, ALLES, ALLES.’ | |||||||||||||||||
De rest is stilteIn de schaakpartij in Murphy is er geen sprake van een relevante ontwikkeling van opening tot middenspel tot eindspel. In Eindspel (1957) is er alleen maar eindspel. In die zin is ook dat werk een eponym. In Eindspel, na Wachten op Godot Becketts tweede ‘grote’ toneelstuk, spelen vier personages: Nagg, Nell, Hamm en Clov. Het toneelbeeld bestaat uit Hamm in een rolstoel, getooid met zonnebril (hij is blind; hij kan niet staan), twee grote vuilnisbakken waarin, zoals zal blijken, zijn ouders verblijven, Nagg en Nell. Clov, Hamms (stief?)zoon is de enige die beweegt (hij wordt door Hamm gecommandeerd; hij kan niet zitten). Twee kleine raampjes bieden uitzicht op respectievelijk land en zee. Een schilderij hangt met het gezicht naar de muur. Hetgeen doet vermoeden dat het still life (of misschien beter: nature morte) dat zich op toneel afspeelt dat schilderij is. Het stuk begint met een wanhoopskreet, of is het een zucht van verlichting, van Clov: ‘Einde, het is ten einde, het loopt ten einde, het loopt misschien ten einde.’ Daarna gebeurt er een hele tijd niets. Hamm stuurt Clov van het kastje naar de muur, Nagg wil een ulevel, Hamm vertelt een verhaal, Nagg ook, Clov dreigt te vertrekken, over het verleden wordt gesproken, over | |||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||
de toekomst gespeculeerd. Er wordt tot God gebeden maar tot Hamms ontzetting - ‘De schoft! Hij bestaat niet!’ - gebeurt er, als gezegd, niets. Eindspel eindigt met Hamm in dezelfde positie als die hij aan het begin had: in zijn rolstoel, met een zakdoek over zijn gezicht, bewegingloos - klaar om weer van voren af aan te beginnen. Clov staat bij de deur - klaar om te vertrekken maar er is nergens om naar toe te gaan. Scène uit ‘Eindspel’ in 1984 in het Samuel Beckett Theatre in New York
| |||||||||||||||||
SimultaanIn het stuk lijken er verschillende schaakpartijen tegelijkertijd te worden verbeeld. Hamm tegen Clov, Hamm en Clov tegen Nagg en Nell, alle vier tegen de rest van de wereld - voor zover die nog bestaat. Hamm en Clov hebben volgens de tekst een ‘hoogrode gelaatskleur’, Nell een ‘zeer witte’. Tegenover zwart zijn rood en wit de traditionele schaakkleuren. Dit zou erop wijzen dat Hamm, Clov, Nell en waarschijnlijk ook Nagg (ofschoon de kleur van diens gezicht niet wordt benadrukt) één kant vormen. De dood (zwart), het einde, zal dan hun opponent zijn. Interessant in dit verband is dat Beckett in zijn eigen produkties van Eindspel alle personages van zeer witte gelaatskleuren voorzag. Een expliciete tegenstander behorend bij de ‘rest van de wereld’ is het publiek in de (donkere) zaal - en ook de lezer van het stuk. Volgens James Acheson is het doel van het eindspel in Eindspel om ons interpreteren van Eindspel te frustreren. Hij schrijft: ‘Schaakmat is het als we erkennen dat het stuk is ontworpen om zelfs onze meest ingenieuze interpretaties te weerstaan.’ Hetgeen op zichzelf een ingenieuze interpretatie is. ‘In het eindspel komt het er op aan, de koning te aktiveren, zodat deze zijn stukken kan steunen.’ Aldus W.N. Panov. En in zekere zin gebeurt dat ook - zelfs - in Eindspel. Beckett zei over zijn stuk: Hamm is de Koning in een schaakpartij die hij bij voorbaat heeft verloren. Vanaf het begin weet hij | |||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||
dat hij luidruchtige, zinloze zetten doet. Hij komt niet verder. Hij is een slechte speler. Een goede speler had allang opgegeven. Hij probeert alleen het onvermijdelijke einde uit te stellen. Hamm aktiveert Clov, Nagg en Nell, en ‘steunt’ hen daarbij: zonder hem zouden ze helemaal geen rol hebben. Dat dit in het geval van Eindspel omgekeerd ook voor Hamm geldt lijkt hem geheel te ontgaan. Hamm - koning - een verlamde versie van Hamlet sr.? Want al is Shakespeares Hamlet sr. dood, hij loopt wel degelijk, is zelfs de animator van het stuk. Zo ook Hamm. Hamm loopt op rolletjes, hij manipuleert de drie anderen en na afloop van het stuk blijft er louter stilte. Terwijl Clov staat toe te kijken en Nagg en Nell zich weer in hun vuilnisbakken hebben teruggetrokken sluit Hamm Eindspel als volgt af: Als het zo gespeeld moet worden... (hij vouwt zijn zakdoek uiteen)... laten we het dan zo spelen... (hij vouwt zijn zakdoek uiteen) en laten we er niet meer over praten... (hij heeft zijn zakdoek geheel uiteen gevouwen)... laten we niet meer praten. (Hij houdt de zakdoek met uitgestrekte armen voor zich.) Ouwe doek! (Pauze.) Jou... bewaar ik. (Pauze. Hij brengt de zakdoek naar zijn gezicht.) Of is Hamm een parodie op Hamlet jr.? Diens laatste woorden zijn: ‘The rest is silence.’ Opmerkelijk is dat zowel de Engelse als de Franse versie van Eindspel oorspronkelijk in het zelfde bandje werden gevolgd door Spel zonder woorden. | |||||||||||||||||
1/2-1/2In de tekst wordt Hamms schaakkoningschap al in het begin aangegeven: zijn eerste woorden zijn: ‘Dus - (gapend) - nu is het mijn beurt (Pauze.) Om te spelen.’ Op driekwart van het stuk komen deze woorden weer terug. In de dialoog tussen Hamm en Clov die hierop volgt smeekt Clov om te stoppen ‘met spelen’. ‘Spelen’ is in Eindspel ook het ‘spelen’ van een toneelstuk. Vooral Hamm is speler, toneelkoning - Hamlet: ‘Een terzijde, stommerd! Is het voor het eerst dat je een terzijde hoort? (Pauze) Ik bereid me voor op mijn laatste alleenspraak.’ In die laatste monoloog de volgende woorden: ‘Oud van oudsher verloren einspel, 't is uit met verliezen.’ Als Hamm de Koning is, is Clov misschien een Paard. Ten eerste omdat hij zich nogal kreupel beweegt, maar het is ook af te leiden uit een passage waarin Hamm, in razernij ontstoken, uitroept: Mijn koninkrijk voor een vuilnisman! (Hij fluit. Clov komt op.) In de Engelse versie luidt de kreet: ‘My kingdom for a nightman!’, in de Franse ‘Mon royaume pour un boueux!’. Beide woorden betekenen inderdaad vuilnisman. Hamms verbastering van de wanhoopskreet van Richard III (‘Mijn koninkrijk voor een paard!’) bevestigt zijn Shakespeareaans (en dus tragisch en meestal dodelijk) koningschap. Daarnaast kan in de Engelse versie nightman worden verstaan als knightman. Knight: ridder, en in het schaakspel: Paard - ‘(Hij fluit. Clov komt op).’ Richard was zo gelukkig niet. En ten slotte: als Hamm de Koning en Clov het Paard is, zijn de vuilnisbakken misschien de Torens... | |||||||||||||||||
OpgaveHet beeld waarmee Eindspel ons achterlaat, is dat van een afgebroken partij - een partij die bij voorbaat was verloren. In tegenstelling tot in Murphy verdwijnt er in Eindspel niemand van het toneel. Het bord blijft bezet door een machteloze Koning, een kreupel Paard, en twee vastgeroeste Torens. En dat zal zo blijven tot er in het geheel geen natuur meer is. Iets wat nooit lang meer kan duren, en hier toch voor altijd wordt uitgesteld: HAMM: De natuur heeft ons vergeten. | |||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||
Later blijken er tenminste nog één vlo - als het tenminste geen platluis is - en één rat in de buurt te zijn. De laatste is aanleiding voor een van Clovs meest opmerkelijke uitspraken: ‘Als ik die rat niet afmaak gaat hij dood.’ Het verbaal heen-en-weer geschuif in Eindspel heeft wel wat van positiespel waarin er geen reden is om op te geven, maar eigenlijk nog minder een om door te gaan. Wat het worden zal lijkt duidelijk: stilte. Doek. In tegenstelling tot Murphy leidt Eindspel niet tot een gesloten boek, maar tot een open niets waarin nog van alles kan gebeuren - zij het, dat alles wat kan gebeuren van tevoren al zal vaststaan. Een hele tijd niets nieuws onder de zon. Een hele opgave. | |||||||||||||||||
Literatuur
|
|