Bzzlletin. Jaargang 24
(1994-1995)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
Zoektocht in drie richtingenEind 1993 verscheen het jeugdboek The Willows in Winter van de in 1944 geboren Engelse schrijver William Horwood. Tijd voor een blik over de schouder, om de verrichtingen van deze in Nederland weinig bekende schrijver nader te bekijken. Ruim dertien jaar geleden las ik zijn eerste boek, De Duncton Saga, verschenen in 1980. Naast The Willows in Winter is dit vooralsnog het enige boek van Horwood dat in het Nederlands is vertaald. Ik was zeventien jaar oud. Volslagen onbevangen en nog vrijwel onbeschreven werd ik een wereld binnen gevoerd van mollen die, vrijwel met uitsluitend menselijke eigenschappen uitgerust, tobben met zaken als religie, vrijheid, liefde, geweld, stilte, literatuur, schijn en vriendschap. In De Duncton Saga strijdt de mol Bracken samen met zijn geliefde Rebecca tegen de op macht beluste Mandrake, die zijn wil met harde poot afdwingt. De vrijheid van de mollengemeenschap in het bos van Duncton staat op de tocht, maar Bracken slaagt erin zijn antagonist te verdrijven. Een mooi verhaal, maar er is meer. Ik werd geconfronteerd met mystieke zaken, waar ik niet direct raad mee wist. De mollen vereren de Steen, waar ze al hun gebeden tot richten en waarop ze vertrouwen. Deze vorm van geloof in het hogere komt dicht in de buurt van het boeddhisme. Als symbool van hun aanbidding gebruiken de mollen het meest levenloze en onbeweeglijke van alle symbolen, maar uiteindelijk gaat het om geloof ‘an sich’. En dat geloof floreert alleen als er geloof in jezelf bestaat. Aan het slot van De Duncton Saga smelten Rebecca en Bracken letterlijk met elkaar en met zichzelf samen, onder de grote steen van Duncton. Hun taak is voorbij, de vrijheid van denken en leven voor de mollen van Duncton is behouden en Bracken en Rebecca zijn met elkaar verbonden in de eeuwige stilte. Tryfan, hun zoon, begint daarop met Boswell, de oude schrijfmol, de lange tocht naar het legendarische Uffington. Boswell is geboren met een misvormde poot en heeft zijn hele leven gewijd aan de studie. In Uffington wacht hem de taak om het zevende, het laatste en ontbrekende boek van mollendom te schrijven: The Book of Silence. De zes andere antieke boeken vormen tezamen de stadia waarlangs een leven kan verlopen. De verlichting of wijsheid, zoals die blijkbaar beschreven staat in het zesde boek, The Book of Light, gaat vooraf aan het laatste stadium: de volstrekte stilte van de dood. Dit laatste boek is nimmer gevonden, dus zal Boswell het opnieuw moeten schrijven. Samen met Tryfan loopt hij de roman uit naar een toekomst die aan de fantasie van de lezer wordt overgelaten. De Duncton Saga past in de traditie van boeken als Waterschapsheuvel en Shardik van Richard Adams, Tolkiens In de ban van de ring, Ursula Le Guins Aardzee, de Amber-cyclus van Roger Zelazny en De kronieken van Thomas Covenant de Ongelovige van Stephen R. Donaldson. Het zijn romans die behoren tot de fantasy, een genre dat door literatuurminnaars niet geheel serieus wordt genomen. Het is leesvoer, boeken met veel verhaaldraden die niet werkelijk ter zake doen voor het plot, maar wel veel, erg veel pagina's opleveren. Tovenaars vertonen in alle ernst hun kunsten, niet bestaande wezens treden voor het voetlicht, en dat alles dient om de lezer weg te voeren van het hier en nu, weg van de wereld van onzekerheden en realiteit, die zich weer aan hen opdringt zodra het boek is dichtgeslagen. Het boek van Horwood ligt nog het meest op de lijn van het konijnenverhaal van Adams. Maar het boek van Adams graaft aanzienlijk minder diep dan De Duncton Saga. De konijnen vechten voor de kans om als soort te kunnen voortbestaan. De achtervolgingen, de | |
[pagina 80]
| |
verschillende strategieën om soortgenoten te bevrijden uit gevangenschap en de plots tegen de vijanden vormen de omlijsting van deze drang tot voortbestaan. Waar Adams een enkelvoudige queeste vertelt, ontrafelt zich in Horwoods roman een drievoudige queeste: de reis over het land, de reis in de geest, en de reis naar het einde van het leven. | |
Waarlijk vliegenTwee jaar na De Duncton Saga verscheen Horwoods tweede roman, The Stonor Eagles. In tegenstelling tot zijn debuut speelt dit boek niet in een mythologische dierenwereld. De sage over de zeearend Cuillin en haar soortgenoten, een verhaal dat in deze roman van grote betekenis is, wordt verteld door mensen en fungeert als middel om te schuilen voor de harde en boze wereld waarin die mensen leven. De in 1944 geboren Jim Stonor groeit op bij zijn moeder. Zijn ouders zijn sinds zijn vierde jaar gescheiden en hij ziet of spreekt zijn vader, Liam Hugh MacAskill, zelden. Wanneer de negenjarige Jim met koorts op bed ligt, krijgt hij bezoek van Liam die hem voor het eerst een verhaal over arenden vertelt. Voor de jongen is het een bijzonder mooi verhaal voor het slapen gaan, maar voor Liam is het veel meer. ‘Het was geen verhaaltje,’ zei Liam. ‘Het was nooit een verhaaltje.’ Cuillin, vernoemd naar een rij heuvels op het Schotse eiland Skye, voert met haar soortgenoten een wanhopige strijd tegen uitsterven. De vogels kunnen de ‘doom’ slechts afwenden als ze ‘waarlijk’ kunnen vliegen. ‘Waarlijk vliegen is het hoogst haalbare voor een arend. Het is een vlucht die eer betuigt aan de natuurlijke harmonie tussen land, zee en lucht.’ Deze wijze van vliegen zou een metafoor kunnen zijn voor een leefwijze die zich kenmerkt door een volledig vertrouwen in de elementen en in jezelf. Alleen met dit vertrouwen is het je gegeven je ware zelf onder ogen te zien, en dus te leven of te overleven. Aan deze vorm van vertrouwen ontbrak het Liam node. Het begin van Liams toevlucht in het elders en toen dateert van ruim dertig jaar eerder, toen hij als korporaal in het Britse leger diende. Wanneer hij in januari 1917 op verlof is, op het eiland Skye, waar hij is opgegroeid, ziet hij de laatste zeearend, bijna een jaar nadat die voor het laatst officieel is waargenomen. Als hij een paar dagen later op het slagveld moet aanschouwen hoe MacDonalds, een maat van hem, voor zijn ogen aan stukken worden gereten door vijandelijke granaten, meent Liam een vogel te zien: ‘Haar zwarte vleugels bedekten de gehele lucht, en ze was [...] een en al arend, en alstublieft, kon ze hem niet meenemen, weg van hier, zodat de bloederige MacDonalds op hun eigen manier konden sterven [...]’. Liam wordt inderdaad opgenomen door een imaginaire vogel. Vanaf die dag, namelijk, vertoeft hij grotendeels in de door hemzelf gecreëerde wereld van de zeearenden, waarvan hij later zijn kind zal vertellen. Voortaan behoort hij tot die tallozen voor wie de oorlog nooit over zal zijn, omdat het aanschouwde en doorleefde leed in geen kaders past. Dat een zeearend het zinnebeeld is geworden van zijn ontheemd- | |
[pagina 81]
| |
heel toevallig. Als jongen van dertien verklapt hij in alle onschuld de broedplaats van het waarschijnlijk laatste zeearenden-paar dat op Skye een nest jongen groot brengt. Een van de boeren, die in de vogels een bedreiging ziet voor zijn schapen, schiet bijna alle dieren dood. Het belang van deze gebeurtenis voor Liams leven wordt geïllustreerd door een voorval, acht jaar na het einde van de oorlog. Naast de trein waar Liam in zit, vliegt een steenarend mee. Terwijl hij de statige bewegingen van de vogel volgt, begint hij onbedaarlijk te huilen. ‘[...] Zijn tranen hadden niets te maken met de dingen die hij tijdens zijn jaren in het leger had gezien, maar met iets waar hij lang, lang geleden al om had moeten huilen, maar dat hij het zwijgen had opgelegd en als een explosief in zijn hart had weggeborgen.’ Voor de eerste keer, lang na zijn vermeende verraad, is Liam in staat lucht te geven aan het verdriet dat zoveel jaar had liggen sluimeren. De verschrikkingen van de oorlog hebben aan deze doorbraak bijgedragen, maar de voor Liam toelaatbare grens van zelfverloochening is nog lang niet overschreden. De waarlijke vlucht neemt hier een aanvang: Liam creëert de verhalen rond Cuillin en haar drang tot overleven. Misschien is zij wel de jonge arend die aan de gevolgen van zijn verraad wist te ontkomen. The Stonor Eagles roman begint in april 1998 met de opening van een overzichtstentoonstelling van het werk van de dan bijna vierenvijftig jaar oude Jim Stonor in het Metropolitan Museum of Art in New York. Stonor is een gevierd en wereldberoemd kunstenaar. In flash-backs ontrolt zich zijn geschiedenis als ontdekker van de liefde, als vorser naar de persoon achter zijn vader en als kunstenaar. Als Liam op sterven ligt, realiseert Jim zich hoe slecht hij zijn vader kent. Liam vraagt Jim of hij een verhaal van de zeearenden wil vertellen, en of hij weet of de vogels ooit terug zullen keren naar Skye. Voor zichzelf is Jim al jaren eerder verder gegaan met het verhaal over de arenden en in moeilijke tijden, wanneer hij geen raad weet met zichzelf en zijn emoties, is die behoefte het sterkst. In die verhalen zijn, net als in Liams versie, parallellen met zijn werkelijke leven terug te vinden: een milde vorm van escapisme. Na Liams dood wijdt Jim zich volledig aan zijn kunst. Hij tracht de beelden en de gezichten van mensen uit zijn jeugd op het doek vast te leggen. In snel tempo creëert Jim verschillende grote beelden, die gebeurtenissen uit de vogelsage verbeelden. Om vogels te bestuderen bezoekt hij meermalen de geboortegrond van zijn vader, het eiland Skye, waar de zeearend is teruggekeerd en de schuld van zijn vader lijkt ingelost. Gedreven door intuïtie vertrekt Jim met Kerstmis naar het eiland en treft daar een zeearend aan, gevangen tussen rotsen. In zijn verhaal over de dieren is hetzelfde gebeurd: fictie en werkelijkheid zijn gedurende een korte spanne van tijd één. De volgende ochtend maakt Jim van een stukje drijfhout een klein beeldje dat zijn beeldenreeks, ‘The Stonor Eagles’ voltooit. Het beeldje stelt voor: ‘Het hoofd van een oude man, een jonge man, de ogen van een jongen die de lucht afzoekt. Het was het hoofd van Stonor... nee, dat van Liam MacAskill. Ze waren het allebeide, in één gedaante, [...] overlangs de onderkant van het hoofd, zweefde de meest verfijnde indruk van de schaduw van een grote en machtige vleugel van een zeearend [...] die waarlijk vloog.’ Jim heeft de fictie van de arenden niet langer nodig om zijn gevoelens in banen te leiden. Vanaf nu kan hij schuilen in zijn kunst. Deze autobiografische roman, die is opgedragen aan de moeder van de auteur - Horwood heeft zijn vader nooit gekend - is mij tot aan vandaag blijven boeien. The Stonor Eagles is een complexe roman waarin de verschillende verhaaldraden uitvoerig worden uitgesponnen: de overlevingsstrijd van de arenden; de jeugd van de jonge Jim Stonor en zijn drang tot expressie van het onuitsprekelijke; de relatie met de vader waarin de emotionele afstand schrijnend werkelijk wordt uitgebeeld; het verdriet en de pijn van Liam MacAskill om het ongewilde verraad. Als een rode draad tussen al die afzonderlijke verhalen door loopt de ontwikkeling van Jim als kunstenaar, alsmede zijn onophoudelijke nieuwsgierigheid naar de figuur van zijn vader. Uiteindelijk vindt hij een man die voortdurend op de vlucht is geweest voor zichzelf en Jim begrijpt dat het zijn kunst is die hem hiervoor behoedt. De Duncton Saga zou je een opmaat naar het | |
[pagina 82]
| |
echte werk kunnen noemen, maar dan een opmaat zoals de vele bomen van Mondriaan, die vooraf ‘moesten’ gaan aan het abstracte werk waar hij wereldberoemd mee werd, of zoals Verklärte Nacht van Schönberg eerst moest klinken, voordat de noten van de Pierrot Lunaire voldoende gerijpt waren. De bomen van Mondriaan en Verklärte Nacht van Schönberg zijn formidabele kunstwerken, zoals ook De Duncton Saga een roman van grote klasse is, die binnen de ontwikkeling van het schrijverschap van Horwood een onmisbare plaats inneemt. Maar met The Stonor Eagles illustreert Horwood dat een vermomming, welke dan ook, tot op zekere hoogte onschuldig is. Ook hij hoeft niet langer in vermomming woorden te geven aan het verlangen naar antwoorden omtrent het leven. In deze roman laat hij mensen als hijzelf een leven leiden dat vele raakvlakken heeft met het zijne. | |
Waarheid versus fantasieNa Callanish, een korte roman uit 1984, verscheen najaar 1987 Skallagrigg, het boek waar Horwood twee jaar langer dan gepland aan heeft gewerkt. Het autobiografische karakter van dit meesterwerk wordt door uitgeverij Penguin in de korte biografie over de auteur onomwonden aangeduid: ‘Zijn dochter Rachel lijdt aan de gevolgen van hersenverlamming; deze ervaring bracht hem tot het schrijven van Skallagrigg.’ Het boek is mede aan zijn dochter opgedragen. In Skallagrigg gaat Horwood de confrontatie aan met wel bijzonder moeilijk te beantwoorden vragen. Een van de queestes binnen deze roman leidt naar iemand die de toepasselijke naam Arthur draagt. Een andere queeste is die van Esther Marquand, een intelligent meisje, geboren in een spastisch lichaam en niet bij machte om te praten. Zij kampt met de zware taak om het leven zoals dat haar is gegeven als volwaardig te aanvaarden. Horwood bereidt de lezer en zichzelf aan het begin voor op het ergste. ‘Tot hoe ver moeten we deze reis vervolgen, alvorens we het onvoorstelbare kunnen beginnen te ervaren, namelijk hoe het moet zijn om zélf Esther te zijn?’ Na de introductie van Arthur en Esther vertelt de derde verhaalfiguur, Martin, van zijn obsessie voor computerspelletjes. In een adem braakt hij alle computerspelen uit die hij ooit heeft gespeeld. Hij vertelt dat iedereen vroeger of later genoeg krijgt van deze vorm van vermaak. Hém overkwam het toen hij het spel Skallagrigg ging spelen. ‘Het wezenlijke van “Skallagrigg” is dat het alle behoefte naar het soort van escapistische fantasie waarop het is gebaseerd, tracht te vernietigen. Het bereidt de speler voor op de werkelijke wereld en uiteindelijk duwt het hem meedogenloos die wereld in.’ Het eerste deel van de roman eindigt met het begin van dit merkwaardige computerspel: Je bent de ouder van een zojuist geboren dochter. [...] De dokter zegt: ‘Als ze blijft leven zal ze nimmer lopen, of praten, of op eigen kracht een object oppakken. Ze kan ook blind zijn, vrees ik. Ze zal wellicht abnormaal zijn, het spijt me enorm.’ Hij loopt weg en je bent alleen met haar. Stel je voor dat je over de macht beschikt om te beslissen of ze blijft leven of niet. Je laat haar leven, toets L. Je laat haar sterven, toets S. In het ethische tijdperk waarin wij leven valt het moeilijk te kiezen voor ‘Sterven’, en de optie ‘Leven’ doet ons eveneens aarzelen. De verteller toetst in dat we het niet weten en begint vervolgens aan het relaas van zíjn queeste. Martin is zodanig onder de indruk van het spel ‘Skallagrigg’ dat hij alles in het werk stelt om de maker te achterhalen. Hij vindt de spastische Esther Marquand en zij vertelt, met behulp van een speciaal ontworpen typemachine, van haar gang door het leven. Binnen de gemeenschap van spastische mensen in Groot Brittanië worden zogenoemde Skallagrigg-verhalen verteld. Skallagrigg is de held, die mensen met een vergelijkbare handicap als Esther te hulp komt als ze in nood zijn. Tijdens een wandeling laat Tom, een zachtaardige, mongoloïde jongen, Esther even alleen. Haar stoel glijdt weg en ze valt, en is niet in staat zelf terug in de stoel te klimmen. In haar nood roept ze om de Skallagrigg. Plotse- | |
[pagina 83]
| |
ling begrijpt ze ‘dat de verhalen die ze door de jaren heen van andere spastische mensen heeft gehoord, over de verlosser die de Skallagrigg wordt genoemd, op waarheid berusten. Het zijn geen verhaaltjes. Ze gaan over iemand die werkelijk ergens leeft.’ Net als Martin vele jaren later gaat Esther op zoek naar haar bron van houvast. Met enorme volharding legt ze zich toe op de ontmythologisering van de Skallagrigg. Met behulp van aanwijzingen uit de verhalen over de Skallagrigg begint Esther in bedompte bibliotheken haar onderzoek naar de geschiedenis van de psychiatrische inrichtingen van Engeland, waar in vroeger jaren ontelbare lichamelijk gehandicapten werden weggestopt. Uiteindelijk vindt ze in 1984 de verteller van de Skallagrigg-verhalen, de spastische Arthur. In 1927, toen hij zeven jaar was, werd Arthur weggevoerd naar een inrichting. Alle pogingen om zijn omgeving te overtuigen van zijn intelligentie blijken vruchteloos en de inrichting vertoont meer gelijkenis met een gevangenis dan met een psychiatrisch ziekenhuis. Tijdens zijn jarenlange gevangenschap, waarin hij vrijwel onophoudelijk werd mishandeld en beschimpt, vertelt hij op zijn eigen wijze de verhalen over de Skallagrigg. Frank, de zwakbegaafde jongen met wie Arthur opgroeit, zet diens onverstaanbare taal om in Engels als hij de verhalen doorvertelt aan anderen. Uit gesprekken met Arthur maakt Esther op dat hij een gezonde tweelingbroer heeft, Edward. Ook hem weet ze te traceren. Edward verkeerde al die jaren in de veronderstelling dat zijn broer, van wie hij zielsveel hield, niet lang nadat hij naar het gesticht was gebracht was gestorven. Hij haalt herinneringen op. In de zomer vlak voordat Arthur, zevenenvijftig jaar geleden, werd afgevoerd naar het grimmige gesticht, maakte hij een wandeling met zijn broer en het dienstmeisje, Rachel. Arthur wil de bloemen, die aan de andere kant van een hek staan, voelen en ruiken. Edward kruipt onder het hek door en plukt ze voor hem. Als hij de bloemen heeft, roept Rachel hem terug: Grote scalliwag die je bent, zei ze. (scalliwag = ondeugd/dondersteen, E.L.) [...] Die avond thuis probeerde Arthur te praten en hij zei ‘Skyagree’ en raakte mij aan. [...] Vanaf die dag was ik ‘Skyagree of ‘Skallagrigg’ [...]. Dus eigenlijk was ik de ‘Skallagrigg’, maar het was mijn persoon in de unieke context met Arthur. Vanaf die dag was dat altijd zijn speciale naam voor mij en als ik hem ergens mee moest helpen, gebruikte hij die naam. Als Esther alle vragen omtrent de Skallagrigg en Arthur heeft beantwoord, blijft ze achter in de lege doelloosheid en wanhopig makende machteloosheid van haar handicap. Het bereiken van haar doel werpt haar volledig terug op zichzelf. Ze duikt weer in de materie van de Skallagrigg en maakt er een computerspel van. Het maken van het spel is een ultieme poging om uiteindelijk vrede te hebben met zichzelf en met het feit dat zij haar verdriet nimmer direct verstaanbaar zal kunnen maken voor anderen. Na alle gezoek en verdriet en pijn is zij aangekomen bij de laatste puzzels en anagrammen van haar spel. Als de speler in staat is deze laatste anagrammen te ontrafelen, komt hij tot de kern van het spel en van het boek: Het leven is gewoonlijk een eigenhandig gecreëerd doolhof [...] waar geen perfecte route doorheen leidt, en waarvan de laatste fasen het aanvaarden van zwakheid vereisen en niet het vertoon van kracht [...] hoop ligt in waarheid, niet in fantasie [...]. | |
Van der mollen wijsheidVanuit de duistere verblijfplaatsen van mollen ontwikkelt het schrijverschap van William Horwood zich naar de oppervlakte van het daglicht. Hij gaat het gevecht aan met nagenoeg onoplosbare dilemma's, die niet slechts onschadelijke personages uit een dierenepos betreffen, maar die juist hemzelf raken. Een bewonderenswaardige ontplooiing waar moed voor nodig is. Merkwaardig genoeg keert Horwood vervolgens terug naar zijn oorspronkelijke genre, de fantasy. Binnen relatief korte tijd verschenen maar liefst vijf nieuwe mollenromans. Het magistrale verhaal over de mollen uit het | |
[pagina 84]
| |
Duncton-bos bleek het eerste deel van een trilogie te zijn, The Duncton Chronicles, die in 1989 werd afgesloten met Duncton Found. Vervolgens verscheen in snel tempo de tweede trilogie onder de titel The Book of Silence, die in 1993 met Duncton Stone werd voltooid. Evenals De Duncton Saga zijn de vervolgdelen magistraal. Ze staan bol van vertellerskunst en de diepgang, waarmee de verschillende levensstadia die de mollen doorlopen worden beschreven, getuigt van Horwoods schrijverskwaliteiten. Om aan te tonen dat Horwood zijn eigen thema's trouw blijft óver de grenzen van de genres heen, wil ik in vogelvucht ingaan op de inhoud van de boeken over de mollen van Duncton. De mollen vereren, zoals al eerder vermeld, de Steen. Het gaat hier om een religie, niet om een godsdienst. De mollen koesteren een onwankelbaar geloof in het hogere, zonder dat dat is ingekaderd tot monotheïsme. Hun geloof richt zich uiteindelijk op het vertrouwen in de elementen en in hunzelf. Er zijn geen dogma's en er is niet een leer die in schrift staat opgetekend. De ‘followers’, zoals ze worden genoemd, zijn wars van bekeringsdrang. Een nieuwe groep mollen verkondigt gelovig te zijn aan het Woord, een in se dogmatisch geloof. In tegenstelling tot de vreedzame ‘followers’ kennen zij een sterke behoefte eenieder tot hun geloof te bekeren. De mollen van het Woord voelen zich geïntimideerd door het instinctmatige vertrouwen van de ‘followers’ in de mystieke Steen, wat in hoge mate lijkt op het waarlijk vliegen uit de mythe over de arenden in The Stonor Eagles. Het boezemt hen angst in, die zich uit in agressie en uiteindelijk leidt tot oorlog. Tryfan, de zoon van Bracken uit het eerste deel, speelt in deze oorlog een belangrijke rol en de ‘routevinder’ Mayweed is zijn meest trouwe vriend. De ‘followers’, onder aanvoering van Tryfan, vechten tegen de mollen van het Woord. Ze komen als winnaars uit de strijd naar voren, maar hun overwinning kent weinig vreugde. De mol Beechen, die ‘de Steenmol’ wordt genoemd en wiens leven en woorden sterke gelijkenis vertonen met de martelaar van het christendom, sterft tegen het einde van de strijd op gruwelijke wijze: hij wordt ‘gekruisigd’ aan prikkeldraad en weigert te enen male zich daartegen te verzetten. Hij verzoekt slechts de Steen om eenieder die hem dit lijden aandoet te vergeven. Zijn opoffering werpt een schaduw over de uiteindelijke verdrijving van de mollen van het Woord. Het hoogtepunt in de Chronicles is zonder twijfel de beschrijving van het sterven van Tryfan. In het laatste deel van de trilogie, Duncton Found, als de oorlog in volle gang is, treft de lezer de ouder geworden en zwaargewonde Tryfan aan op de open plek voor de Steen van Duncton. De leiders van het Woord hebben hem de ogen uitgeslagen, maar niet gedood, om hem als straf voor zijn volhardend verzet verder te laten dolen in absolute duisternis. Zijn geliefde vriend Mayweed is elders. Tegen een jongere mol die hem daar aantreft, zegt Tryfan dat hij op iemand wacht. ‘Op een mol die naar mij toe zal komen [...]. Hij heeft altijd gezegd dat hij zou komen als ik hem nodig had. Hij zal nu komen.’ De verzwakte Tryfan vraagt keer op keer met grote vertwijfeling of de mol op wie hij wacht er al is. Zijn krachten nemen af en de jongeling bidt tot de Steen: ‘Help hem, Steen [...]. Neem het lijden weg van hem, breng hem veilig naar uw Stilte.’ Uiteindelijk arriveert Mayweed. Op vriendelijke wijze geeft hij de jonge mol te verstaan dat hij vanaf nu over Tryfan zal waken. Tryfan is bang om zijn laatste weg af te leggen en hij vraagt Mayweed om hem te leiden nu hij blind is. ‘Hoe heb je de weg gevonden, Mayweed?’ ‘Grote Tryfan, die heb ik van u geleerd. U bent het eventjes vergeten, dat is alles. Nu, Mayweed is hier, dichtbij, en de duisternis is bijna voorbij, dus volg hem nog een klein stukje. U bent zo geliefd, Tryfan, bij zoveel mollen.’ [...] ‘Mayweed, je bent een slimme mol. [...] Ik wist dat je me aan het einde zou begeleiden...’ Zo sterft Tryfan, de leider, die uiteindelijk begreep dat deze oorlog nooit daadwerkelijk gewonnen kon worden met geweld, maar uitsluitend met wederzijds respect. Vele scènes in deze boeken, waarin Beechen zijn boodschap verkondigt van geweldloosheid in de meest bedreigende omstandigheden, brengen de goeroe van het Indiase volk in herinnering. Mahatma Gandhi. In Duncton Quest staat de complexiteit van geweldloos verzet als volgt beschreven: ‘Een klauwstoot | |
[pagina 85]
| |
deel je makkelijker uit dan een doortastende gedachte, een gedachte is moeilijker te incasseren dan een klauwstoot. Het is eenvoudiger een volwassen mol te laten schreeuwen dan een krijsend jong te troosten.’ In de tweede serie boeken, die zeven mensjaren na Duncton Found spelen, is het thema van geweldloosheid in meerdere personages aanwezig, alsof het ‘offer’ van Beechen zeven langste nachten heeft kunnen rijpen binnen mollendom. De verschillende hoofdrolspelers in The Book of Silence vergeven hun vijanden eveneens tijdens de meest wrede martelingen. The Book of Silence is filosofischer getint dan de Chronicles en is een poging om in een prachtig en complex verhaal de weg van alle wezens naar hun einde te verwoorden. ‘Al die drukte. Ik kijk ernaar en doe wat mij wordt opgedragen, maar nimmer vergeet ik dat het uiteindelijk gaat om de Stilte en hoe we die bereiken.’ Of in de woorden van Carry van Bruggen uit haar roman Eva: ‘[...] en het einddoel van alle wijsheid is het rustig tegemoet zien van de dood.’ Duncton Tales, het eerste deel, was aanvankelijk bedoeld als afsluiting van de gehele mollensage, waarin de geschiedenis die voorafgaat aan de Chronicles wordt beschreven, een soort Silmarrillion van Tolkien. In Duncton Stone, het afsluitende deel van de trilogie, vertelt Horwood in een nawoord wat er gebeurde: ‘Het is van belang om te zeggen dat mijn moeder stierf enkele dagen nadat ik begonnen was met Duncton Tales, en dat wat één deel had moeten worden, uitgroeide tot drie delen... Haar dood maakte het voor mij mogelijk om uit te vinden wie mijn vader in werkelijkheid was.’ Na de sterk autobiografische en realistische romans The Stonor Eagles en Skallagrigg, waar Horwood zijn schrijverschap waarlijk uitbouwt, is de uitwerking van dit aspect in The Book of Silence op zijn zachtst gezegd een anti-climax. De mol Whillan speelt wat dit aangaat een belangrijke rol. Zonder al te veel moeite kunnen we hier de voornaam van de auteur in herkennen. Stour, de oude beheerder van de bibliotheek van Duncton, treft in het begin van Duncton Tales bij de tunnel onder de autoweg een mol aan die is aangereden door ‘een brullende uil’, een auto. Ze heeft zojuist vier jongen gebaard, waarvan slechts één het ongeluk heeft overleefd. De stervende mol vraagt hem haar jong mee te nemen en te verzorgen. Haar identiteit blijft vooralsnog verhuld. Stour draagt de zorg van het jong, dat Whillan wordt genoemd, over aan Privet, een schrijfmol. Whillans bijdrage aan de handeling binnen The Book of Silence is ondergeschikt aan zijn queeste naar de identiteit van zijn ouders. De zoektocht naar het Boek der Stilte, dat zich zo moeilijk laat vinden of schrijven, speelt een prominenter rol in deze trilogie dan in de Chronicles. Het is de oude schrijfmol Boswell blijkbaar niet gelukt het mystieke boek te schrijven. Privet wordt aangesteld om de oude Husk te assisteren bij het samenstellen van een boek met verhalen. ‘Het obsessionele werk van Husk leek nu op niets anders dan een proces van vermindering, waarvan het onvermijdelijke einde zou zijn dat er eerder vroeger dan later helemaal geen tekst meer zou zijn overgebleven van wat het grootste boek van verhalen binnen mollendom had kunnen worden.’ | |
[pagina 86]
| |
Hij die zijn gehele leven heeft gewijd aan het beschrijven van de verhalen uit de geschiedenis van mollendom, gumt tot ontsteltenis van Privet stelselmatig alles uit. Zijn verklaring is dat geen van de verhalen de ware gebeurtenis ook maar benadert. ‘Beter als mollen hun eigen verhalen maken, begrijp je, hun eigen verhalen leven, daar gaat het om.’ Nadat de mollen van het Woord zeven mensjaren geleden waren verdreven wilde een groep mollen, in een oprechte poging oorlogen als die met de mollen van het Woord te voorkomen, de verering van de Steen tot in het dogmatische doorvoeren. Zij noemden zich ‘Newborns’ en hun ideologische beginselen, uiteengezet door Thripp, werden overgenomen door mollen die op macht waren belust en uit naam van hun geloof een kruistocht door mollendom ondernamen die in veel opzichten lijkt op die van de mollen van het Woord destijds. Thripp wordt uiteindelijk op non-actief gesteld en moet lijdzaam aanschouwen hoe zijn oorspronkelijke droom misvormd wordt en leidt tot een wereld vol geweld en onvrijheid. Als de vernietiging van alle vrijheid die in mollendom bestaat onomkeerbaar in gang is gezet, kijkt hij terug: ‘Ik had deze lange jaren nodig om te begrijpen dat ik aan anderen de visioenen die ik zie niet zichtbaar kan maken. Ze hebben hun eigen visioenen.’ De dreiging van de Newborns nadert snel, en na de dood van Husk verlaat Privet het bos van Duncton om het echte Boek der Stilte te zoeken. ‘Hij zei dat het laatste Boek eerst geleefd moest worden, voordat het kon worden verteld.’ Op haar reis ontmoet ze Rooster. Hij is geboren met een misvormd lichaam, waardoor hij na zijn geboorte bijna was gedood. Hij blijkt de vader van Whillan te zijn. Zijn wijze van expressie is gelegen in het delven van gangen en kamers; woorden zijn voor hem slechts een mager surrogaat van het ware. Samen met Privet en Whillan voert hij een spirituele oorlog voor de vrijheid. Als Privet samen met Whillan en Rooster gevangen is genomen door de Newborns wordt aan haar de keuze gelaten welke van haar twee gezellen moet sterven, de vader of de zoon. De keuze van Privet is even onverwacht als merkwaardig: ‘Kiezen?’ zei Privet uiteindelijk. ‘O ja, ik kies! Ik kies Stilte! [...] Ik kies Stilte, en bid tot de Steen mij te helpen, daar geen enkele mol dat zou kunnen.’ Privet vervolgt vanaf hier haar weg in volstrekte stilte. Uiteindelijk arriveert ze wederom in Duncton, zonder het zo fel begeerde boek waarnaar ze op zoek ging. De oorlog tegen de Newborns komt tot een einde vlak na haar terugkeer naar het bos. Zonder al te veel tamtam gaat Privet, die nog altijd niet spreekt, het voormalige systeem in, waar al jaren geen mol durft te komen, omdat de gangen angstaanjagende geluiden voortbrengen. In een afgelegen kamer vindt ze Het Boek der Stilte, maar als ze het oeroude boek opent, ziet ze dat alle pagina's onbeschreven zijn. Ze begrijpt dat zij het zal moeten schrijven, een zware taak, ‘Zo zwaar als geboren worden.’ Als ze bijna klaar is met schrijven, begint ze al het geschrevene uit te gummen, schrijft er nieuwe woorden voor in de plaats die ze ook weer verwijdert. Uiteindelijk blijft er een beduimeld boek over, zo oud als de tijd, waaruit al het geschrevene weer is verwijderd, en waar toekomstige generaties hun verhalen in kunnen schrijven om in later tijd ook weer te worden uitgegumd. De waarheid omtrent de dood en daarmee de waarde van het leven zal nimmer in één boek kunnen worden vastgelegd. Die waarde zal een ieder voor zichzelf moeten vaststellen. | |
Van schrijver tot ambachtsmanHet grootste gedeelte van het werk van William Horwood wordt ingenomen door de sage over de mollen van Duncton. In deze verhalen weerklinken echo's van politieke structuren en ideologieën, van godsdienstige wetten en ontwikkelingen in de geschiedenis van de mens. Ze beschrijven op bijzonder inlevende manier de levensloop van verschillende personages met alle tegenslagen en loutering en vrijwel allemaal verschijnen ze ‘sadder and wiser’ op hun dag des oordeels. De thematiek uit deze boeken wijkt in wezen niet af van de twee boeken waarin de auteur zich niet verschuilt achter de fantasy, maar waar hij deze zelfs veroordeelt. In The Stonor | |
[pagina 87]
| |
Eagles wordt het element van vergaande fictie of fantasy niet ten onrechte aangeduid als escapisme: een poging tot vluchten voor iets wat je uiteindelijk toch inhaalt. In Skallagrigg wordt het computerspel van Esther Marquand gekenschetst als een poging om de behoefte aan welke vorm van escapistische fantasy dan ook te vernietigen, om maar zover te komen dat men zichzelf in de ogen ziet. Het geloof ligt besloten in waarheid, niet in fantasie.
William Horwood
Het werk van Horwood kent drie belangrijke thema's. Allereerst kan iemand de dromen die hij koestert alleen dan trachten op anderen over te brengen, als hij voldoende realiteitszin bezit om te weten dat die anderen ongetwijfeld in beslag worden genomen door hun eigen dromen. Een tweede thema is dat emoties als verdriet, woede, pijn en liefde vroeger of later hun weg naar buiten moeten vinden. Of dat nu via tranen gebeurt, via kunst of anderszins, het moment zal ooit aanbreken dat je jezelf aanschouwt. Alleen als je oprecht naar jezelf toe bent, kan je leven worden aangeraakt door het ware. En tot slot het thema dat iemand de waarde van het leven ontleent aan zichzelf en niet aan de weerklank van zijn omgeving. Gedrieën zou je ze tot één hoofdthema kunnen laten samensmelten: de waarde van ieders leven ligt besloten in de aanvaarding van het eigen ik, met al het goede en slechte dat het gegeven is. De verschillende vormen waarin Horwood zijn inzichten heeft gegoten bijten elkaar. In een brief uit februari 1987, waarin de auteur de publikatie van Skallagrigg aankondigt, schrijft hij: ‘Materiaal is van mensen afkomstig. Maar niet het materiaal dat de waarnemer verzamelt, maar het materiaal dat de deelnemer ervaart. [...] Mijn werk begint nu voort te komen uit mijn ervaring als een volwassene.’ Met het boek dat vervolgens in de lente van 1988 verscheen, loochende Horwood het bovenstaande op nogal krasse wijze. De schrijver keerde met Duncton Quest terug naar het genre waarbij hij zich bedient van een masker dat met de voorafgaande twee boeken overbodig leek geworden. Tot dan toe geloofde ik dat Horwoods boeken waren voortgekomen uit een ware gedrevenheid, noem het noodzaak. Plotseling zag ik de catharsis verbleken en de pogingen het onuitsprekelijke te verwoorden in literatuur werden gereduceerd tot clownerie. Het mollenpak kreeg de voorkeur boven het spiegelbeeld. De autobiografische integriteit, waar The Stonor Eagles en Skallagrigg in ruime mate blijk van geven, werd zonder pardon aan de kant geschoven. Horwood koos de weg van de minste weerstand, en liet de ontplooiing die moed vereist voor wat die is. Ik veroordeel hier niet Horwoods keuze voor de fantasy; wel beschouw ik de terugkeer naar het ‘verstoppertje spelen’ als je zojuist in het voetlicht bent getreden om je te laten zien zoals je bent, binnen de ontwikkeling van zijn oeuvre als een groot verlies. Een schrijver die op de vlucht is voor zichzelf is niet werkelijk een schrijver. Hij is een maker van verhalen, hij is een ambachtsman. Het verdringen van een werkelijkheid die om welke reden dan ook niet draaglijk is, kan door een buitenstaander nimmer worden beoordeeld, laat staan worden veroordeeld. Zo wil ook ik niet een oordeel uitspreken over de keuze van de schrijver om weer terug te keren naar het veilige van het bekende. Ik denk dat ik het wel begrijp. Met De Duncton Saga oogstte William Horwood veel succes. En welke schrijver heeft niet graag succes? Maar een gedrevenheid die resulteert in concessies aan de scheppingsdrang om het applaus interesseert mij als lezer niet. Zo verliest de schrijver een lezer, en de lezer verliest een schrijver. Twee boeken blijven evenwel pronken in mijn kast. Daar doet vadertje tijd niets aan af. |
|