Bzzlletin. Jaargang 24
(1994-1995)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Paul Scheerbart
| |
[pagina 55]
| |
‘Maar dat is fameus!’ zei de directeur, ‘ik feliciteer ui’ ‘Ik mezelf ook!’ zei ik vriendelijk. | |
Het perpetuum mobile. Het verhaal van een uitvindingHoe groter de vertwijfeling - hoe dichter bij de goden. De goden willen ons dwingen om steeds dichter bij het hogere te komen. En zij hebben geen ander middel om ons te dwingen - dan de ellende. Alleen in de ellende gedijen de grote verwachtingen en de grote toekomstplannen.’ Aan deze zinnen hield ik mij gedurende lange tijd vast als aan een geloofsbelijdenis. Maar deze geloofsbelijdenis zou op een dag zwaar op de proef gesteld worden. Dat kwam zo: Op 27 december 1907 dacht ik na over verhaaltjes, waarin iets nieuws - verbluffends - grotesks moest voorkomen. Ik dacht aan de toekomst van de kanonnen, die mij als vervoermiddel erg bruikbaar leken; ik bedacht dat afgeschoten voorwerpen met een zich automatisch openende parachute-installatie heel gemakkelijk weer op de aarde terecht zouden kunnen komen. En daarna stelde ik me voor hoe de hele lucht boven de aarde volgespannen was met kabelbanen. Ik was bijzonder gecharmeerd van de kabelbanen die van heel hoge bergen naar beneden kwamen. Ik dacht aan balonnen die de kabelbanen omhooghielden bij noordpoolreizen en toen aan reuzenraderen die volgens mij op alle wegen van de aarde veel sneller voort zouden kunnen rollen dan de nu gebruikelijke kleine raderen. Daarbij leek het me alleen maar logisch, de wagen in het rad te zetten. Dat was in ieder geval iets nieuws. Ik stelde me het grote dubbele rad a voor zonder spaken (fig. 1) en hing de wagen K aan de dubbele raderen b en c, die bevestigd werden in de dubbele stang f g. De raderen d en e waren alleen voor de zekerheid, opdat b en c niet van a af konden vallen. Werd a nu verschoven, dan bewogen ook de kleine raderen. Alle raderen konden natuurlijk ook tandraderen zijn. Hing ik nu aan f echter een gewicht L, dat niet veel onderdeed voor het gewicht van K, dan begonnen alle raderen in de richting van de pijlen te draaien (fig. 2). En zie: het hele systeem bewoog slechts doordat er een gewicht op gelegd werd - volgens mij was het perpetuum mobile af. ‘Door gewichten bewogen tandrad’ noemde ik het verhaal. Ik zei tegen mezelf: de aantrekkingskracht van de aarde is perpetueel en deze perpetuele aantrekkingsarbeid laat zich door op elkaar gezette raderen omzetten in perpetuele beweging. Dat iedere fysicus bezwaar zou maken, wist ik maar al te goed. Maar voor mij was dat nu juist de aantrekkingskracht ervan. Aan fysici had ik altijd al een hekel gehad. Wat kon mij Robert Mayer schelen - en de wet van behoud van energie? Wel twijfelde ik er al meteen een beetje aan of rad c ook in de richting van de pijl zou draaien. Maar ik dacht voorlopig niet langer over die kwestie na en dacht dat c wel meegetrokken zou worden. Wanneer ik a op twee andere, vaste raderen v en w zette (fig. 3), was de door gewichten bewogen baggermachine af. Daarmee kon je kanalen graven - je hoefde maar 100.000 raderen in beweging te zetten - en binnen drie dagen zou je een kanaal tussen Berlijn en Parijs af hebben. | |
[pagina 56]
| |
De verdubbeling van de kanalen op MarsGa naar eind1. was daarmee verklaard: de Marsbewoners hadden het perpetuum mobile eenvoudig al ontdekt. Dit alles had ik in een paar uur bij elkaar gedacht - en toen sloeg mijn verbeeldingskracht op hol. En het lukte me voorlopig niet om de drie tekeningen nauwkeuriger uit te testen. Ik dacht: zo eenvoudig immers zal de zaak in ieder geval niet zijn - maar draaien zal het uiteindelijk wel. En wanneer ik er elke morgen weer aan twijfelde, dan was ik er 's avonds steeds weer vast van overtuigd. En in de volgende dagen tekende ik een paar honderd raderen - eigenlijk steeds hetzelfde. Bij tijd en wijle vond ik het een erg grappige zaak. ‘Wie had dat gedacht,’ zei ik vaak, ‘dat ik nog eens het perpetuum mobile uit zou vinden. Daardoor is de mensheid immers verlost van alle arbeid. De ster Aarde werkt voor ons. Aan de ellende die ik zo heb geprezen, komt een eind.’ Ik liet de loodgieter toen een paar raderen uit blik voor me maken en kocht ook andere raderen. Maar het model was zo klein, dat geen van de raderen fatsoenlijk wilde bewegen. En ik kwam er helemaal niet aan toe, er gewichten op aan te brengen. Ik was te onhandig. Deze eerste mislukte pogingen weerhielden me er echter niet van me de verdere ontwikkelingen voor te stellen van de grote ontdekking, waaraan ik, zoals ik al zei, elke ochtend weer twijfelde en waarin ik 's avonds steeds weer geloofde. De meeste bedenkingen had ik tegen het rad c.
Een paar aantekeningen uit die tijd zullen duidelijk maken hoe ik er toen aan toe was: | |
7 januari 1908Het gedoe van al die potentaten stelt niets voor vergeleken bij deze radergeschiedenis. Die maakt alles mogelijk - in het bijzonder elektrische verlichting in de nacht, zodat iedereen paf staat. Dit lichtverhaal is bijna onvoorstelbaar. We kunnen immers elektriciteit gaan verspillen en alles constant en in alle kleuren illumineren - overal - waar je ook gaat of staat. | |
8 januari 1908Wat zullen de luchtschippers blij zijn met die massa's licht. Alle kerktorens kunnen zelfs van boven tot onder door het licht overspoeld worden. Heel hoge bergen kunnen op dezelfde manier geïllumineerd worden. En dan de stralen van de wagens en de daken van de huizen en de enorme straten van licht en de oevers van de kanalen... Daar komt de verlichting van het water dan nog bij, dat immers zo met licht doorschenen kan worden, dat de de vissen niet meer bij zouden kunnen komen van verbazing. En wat zullen de bewoners van andere planeten zeggen, wanneer ze zien dat de nachtzijde van de aarde zo fabelachtig verlicht is! Dat moet in ons zonnestelsel toch een gebeurtenis worden genoemd! Uiteindelijk hebben we zelfs de zon helemaal niet meer nodig... | |
9 januari 1908Voortdurend, dag en nacht, zie ik raderen voor mijn ogen - wat ik daarnaast ook nog mag denken - steeds raderen - raderen - het is bijna griezelig. Ik geloof niet langer dat ik dit alles doe - dat doet een ander in mij. Ik houd mij gewoon tegen mijn zin bezig met het aloude probleem. Misschien is deze passieve toestand voor alle kunstenaars en uitvinders het beste - dan kan de ander in ons ongehinderd zijn gang gaan. Ik houd me nu ook aldoor bezig met de grote bouwwerken die op stapel staan. | |
[pagina 57]
| |
Architectonische behandeling van delen van gebergten zou nu niet langer een utopie zijn - als het rad draait. Steeds maar weer dat komieke Als! In ieder geval kun je de utopieën vergeten - als het draait. Trouwens: met de utopieën heeft de mensheid zich een beetje voor schut gezet - een paar raderen brengen een grotere revolutie teweeg dan alle grote denkers van de mensheid bij elkaar. Zou er iemand graag een utopie willen schrijven die zich honderd jaar na de uiteindelijke uitvinding van het perpetuum mobile afspeelt? De mensen zijn er onverschrokken genoeg voor, er zijn zoveel waaghalzen die nooit te bang waren om zich zichzelf voor schut te zetten... | |
13 januari 1908Aanleg van kanalen in de Sahara zou de woestijn in zijn geheel vruchtbaar kunnen maken. Trouwens: wanneer de rivieren der aarde willekeurige nieuwe beddingen toegewezen zouden krijgen, dan zou de vruchtbaarheid van de aarde een fabelachtige stijging kennen. Dus: woestijnkultuur in grote stijl. Daarbij vergeleken is het Panamakanaal een kleinigheid.Ga naar eind2. Het is nauwelijks de moeite erover te praten... Wat zal ik lachen - als het draait... Maar misschien lach ik ook niet. Het is een beetje amateuristisch om alles meteen in werkelijkheid uitgevoerd te willen zien. Ik voelde altijd al weerzin tegen Ludwig II, die uitgedost als Lohengrin op zijn kunstmatige meer moest rondvaren, om het betere Lohengringevoel te ondergaan. Een tikje armzalig zijn zij die alles werkelijk willen hebben. | |
14 januari 1908Vroeger - ooit - verzette men klokken. Nu - kan men bergen verzetten. Je zou ook kunnen zeggen - als het rad draait - wat immers nog niet vast staat. Voorlopig staat het stil. Maar wanneer het eenmaal draait, is werkelijk alles mogelijk. Misschien hebben de bewoners van Mars al hun bergen al met hun Perpeh afgegraven. Misschien - doen wij dat ook. Mooi zou het niet zijn, wanneer alle bergen van de aardbodem verdwenen - integendeel - ik vind het een afschrikwekkende gedachte. Maar - misschien is het praktisch. Je zou dan dammen kunnen bouwen dwars door de Atlantische Oceaan en dwars door de Stille Oceaan. En je zou ook de Oostzee en de Middellandse Zee leeg kunnen scheppen. Dit alles is echt niet onmogelijk, als het rad draait. | |
15 januari 1908Men heeft er ooit over gedacht om de stelling van Pythagoras in enorme afmetingen in het zand van de Sahara uit te graven, om de bewoners van Mars een begrijpelijk teken te geven - misschien valt er nu over te denken om het Perpeh in de Sahara neer te zetten in lichtstrepen van een dikte van zeven mijlen breed. Zonderling is alleen dat deze strepen nog helemaal niet vaststaan - rad c lijkt me steeds bedenkelijker. Ik zou ook lachen, wanneer dit verhaal helemaal niets zou opleveren. Dan zou toch weer bewezen zijn dat het enige heil gezocht kan worden in de verbeeldingskracht. En mijn geloofsbelijdenis dat ellende ontwik- | |
[pagina 58]
| |
keling bevordert, zou weer grotere erkenning krijgen... | |
18 januari 1908Ik heb nu drie dagen over een groot architectuurpark nagedacht. En het werd steeds groter. Het lijdt geen twijfel dat de architectuur eerst op een hoger plan gebracht moet worden, voordat zij de enorme opgaven van de Perpeh-toekomst aankan. Gewone huizenbouw alleen voldoet vandaag de dag niet meer. Er moeten immers nog meer nieuwe bouwmaterialen uitgetest worden. En dan - we kunnen ons toch niet blijven beperken tot de gewone rechte hoeken in de huizenbouw. En zelfs deze zou pas echt bevorderd worden door kloeke maquettes. Alleen een permanente architectuurtentoonstelling kan dat. Ik dacht aanvankelijk dat een willekeurig stuk land daarvoor zou kunnen volstaan. Maar dat volstaat niet, omdat de toekomstige architect immers allereerst moet beginnen met een enorme terreinbehandeling. Hoe kun je dat in een klein model zichtbaar te maken? Ik dacht aanvankelijk aan het Spreebos en daarna wilde ik het Zwarte Woud aankopen voor tentoonstellingsdoeleinden. Ik geloof nu echter dat de Harz als geheel zich er het best voor leent. Daar kun je naar believen de hele omgeving afgraven en de grote ontwerpen in het klein tonen. Eigenlijk is het verhaal een beetje erg grootschalig. Maar dat lijkt maar zo. De gewone man in de straat went erg langzaam aan grote ontwerpen. Maar dat zal allemaal wel veranderen - wanneer het rad eenmaal draait - wat het vandaag beslist niet doet. | |
23 januari 1908Bij dit verhaal vergeet ik steeds weer van alles. Het is helaas zeker, dat allereerst alle mensen zullen rijden - met hun kleine en grote Perpehs. De welvarende man zal ook zijn groentetuin en zijn varkens- en ossenstallen achter zich aan laten rijden - want het Perpeh kost toch haast niks - het rijdt, zolang de raderen het uithouden. En dus moeten we er in de eerste tijd rekening mee houden dat de mensen elk idee van wat hun vaderland is, kwijt zullen raken. Met de talen zal het ook erg vreemd gesteld zijn, hoewel ik hoop dat de belangrijkste cultuurtalen behouden kunnen blijven. De Duitse taal moet in ieder geval worden gered, anders worden mijn boeken geheel en al onbegrijpelijk. En daar zou ik flink kwaad van worden.
Is men eenmaal een beetje rustiger geworden, dan zal men het rijden lastig vinden en aan een indrukwekkender tijdverdrijf denken - wanneer de hele mensheid niet opeens dom wordt en alleen nog maar aan het kegel- en het skaatspel denkt - wat helaas beslist niet zo onwaarschijnlijk isGa naar eind3.. En dat is ook zo'n doorn aan deze rozenstruik. Het is normaal dat de mensen zelden intelligenter worden, wanneer zij niet meer hoeven te denken aan de eerste levensbehoeften - zij gaan integendeel steeds meer lijken op diegenen die hun denkvermogen op het levenspad hebben laten liggen... | |
25 januari 1908Gisteren heb ik me weer de hele dag afgebeuld met dat model en uiteindelijk de helft van al het soldeer doormidden gebroken. Van het vak van loodgieter heb ik geen kaas gegeten, en in feite kijk ik neer op elk ambachtelijk handwerk. In ieder geval moeten reusachtige sterrenwachten worden gebouwd - al het geld dat ik met het Perpeh bemachtig, besteed ik onmiddellijk aan sterrenwachten - die leveren vast en zeker niets op - en men kan mij geen winstbejag verwijten, wanneer ik ze bouw. Maar de astronomen en lenzenmakers kunnen blij zijn. Wanneer je een aantal sterrenwachten tegelijkertijd bouwt, dan zullen ze geen van alle qua hoogte in de Dom van Keulen passen, en ik | |
[pagina 59]
| |
zou ze het liefst meteen driemaal zo hoog als de Dom van Keulen bouwen - met ontzaglijk Dom-grote vergaderzalen en machtige bibliotheken. Wanneer je je niet eens hoeft te bekommeren om de eerste natuurlijke behoeftes - en dat is niet nodig zodra de Perpehs zonder ons toedoen voor alles zorgen - dan moet je je wel met dingen bezighouden, die verderweg liggen - het aardse kun je toch niet zonder onderbreking bewonderen. En zo zal je je noodgedwongen met astrale aangelegenheden moeten bezighouden. En dat is voor mij het kostelijkste aan deze hele fantastische radergeschiedenis... | |
27 januari 1908We moeten natuurlijk ook meteen een grote krant oprichten. Dat is zelfs belangrijker dan alle andere dingen die we moeten oprichten. Een dagblad natuurlijk! ‘De Verenigde Staten van Europa’ zou ik het het liefst noemen - de politiek komt in de advertentierubriek, omdat het iets is wat met zaken te maken heeft - het lokale nieuws vervalt. En alle pagina's worden opgevuld met literatuur, techniek, kunst en wetenschap. Daar kunnen we allereerst de grote ontwerpen bespreken - en daarnaast meteen zeer energiek de literatuur bevorderen. Ik ben alleen bang dat de literatuur met geld wel helemaal niet kan worden bevorderd. En dat maakt me eigenlijk melancholiek. Bijna zou ik het liefst wensen dat het rad niet draait. De literatuur wordt door een stilstaand rad meer bevorderd dan door een draaiend - dat weet ik heel zeker. Ik geloof er gewoon niet in dat een tijd waarin de wetenschap opbloeit, literatuurvriendelijk is. Kijk wat dat betreft maar naar de opbloei van de literatuur in de eerste helft van de negentiende eeuw - en dan naar de neergang in de tweede helft van de achttiende eeuw, toen alles economisch bergop ging. Ik heb hier alleen de Duitse literatuur op het oog. In andere landen zullen we in vergelijkbare periodes vaak hetzelfde kunnen constateren, als er tenminste geen andere factoren in het spel zijn - zoals tijdens de Renaissance in Italië... | |
29 januari 1908Een grote nieuwe uitgeverij met een reusachtig kapitaal zou alleen maar de uitvoering van een boek kunnen bevorderen - niet wat je hoort te lezen.
[...]
Uit deze aantekeningen valt op te maken hoezeer het idee mij in zijn greep had; het liet me niet meer los. Weliswaar vatte ik de zaak meestal komisch op, maar het lukte me toch niet altijd om de komische kant van alles in te zien. Er kwam geen einde aan het experimenteren met het primitieve model; ik had geen flauw benul van wat voor ambachtelijk handwerk dan ook. En gelukkig ontbrak het mij aan geld om alles wat ik had uitgedacht door een ander te laten uitvoeren. Als ik dat had kunnen doen, dan was ik misschien erg snel van het hele idee afgestapt, want het rad c ging feitelijk tegen het hele verhaal in, omdat dit rad niet in de richting van de pijl kon bewegen en dus het hele systeem elke keer tot stilstand bracht. Daar had ik echter alleen een vermoeden van, begrijpen deed ik het niet en zo werkte mijn verbeeldingskracht ‘tegen mijn wil’ onophoudelijk verder. Wel wilde ik het hele rad c voortdurend uit de weg hebben, maar daarvoor ontbrak mij voorlopig ieder inval. De technische kant van de zaak interesseerde mij ook nog helemaal niet, aangezien ik in mijn leven nimmer had zitten zwoegen op technische vraagstukken, en de mechanica me nooit had geïnteresseerd. Hoewel ik het radersysteem minstens vijftig maal per dag in alle mogelijke variaties uittekende en steeds weer over de zaak nadacht, zweefde mijn verbeeldingskracht toch steeds boven de zaak uit en ging ervan uit dat het Perpeh al bestond, wat geenszins het geval was. Ik beleefde een speciaal genoegen aan de | |
[pagina 60]
| |
koets, omdat die schuin in het rad hing, en ik bevolkte alle provinciale wegen met fabelachtige vehikels, die mij veel vrolijker leken dan de automobielen en koetsen met hun primitieve kleine raderen onder de wagen. En toen hield ik me bijna de hele maand februari lang bezig met het tentoonstellingspark. Hierover volgen nu een paar aantekeningen:
[...] | |
13 februari 1908Wanneer je machines hebt, die perpetueel functioneren louter door er gewicht op te leggen, dan kun je terreinveranderingen in de allergrootste stijl uitvoeren - dan ben je werkelijk in staat om de allerhoogste gebergtes in ritmische patronen te ordenen - te verdiepen of te verhogen - net zo je wil. Zo kan een enorme ruimtelijke kunst worden geschapen. En de Harz leent zich erg goed voor modelbouw op schaal. Natuurlijk zullen deze maquettes groter zijn dan alles wat we tot nu toe in de bouwkunst hebben meegemaakt; de piramides in het land van de farao's zullen speelgoed lijken ten opzichte van deze Harz-modellen. | |
15 februari 1908Met de aanleg van de grote kanalen en dammen kan natuurlijk niet zomaar worden begonnen. En daarom zullen er in de Harz maquettes tentoongesteld worden die overeenkomen met de ‘grote’ bouwwerken van de toekomst. De meest geraffineerde architectonische kunst kan hier ruimtelijk worden getoond. Grote straten - reusachtige terrassen - En ravijnenarchitectuur... | |
17 februari 1908Het dal van de Bode kan zo blijven - vanwege het contrast - de Brockentop misschien ook. Voor de rest kun je het effect van vierhonderd meter hoge, loodrechte wanden laten zien. En die kun je plastisch van ornamenten voorzien, en in die plastische ornamenten kunnen villa's worden gebouwd, waar je alleen met liften naar toe kunt. Om torenarchitectuur tot zijn recht te laten komen zullen hele terreinen opengelegd worden. En natuurlijk moeten we machines voor de huizenbouw uitvinden, waarmee de hoogste torens kunnen worden gemaakt; zonder dat iemand een hand uitsteekt. Alleen de raderen werken - zonder ophouden. Het is wat aangrijpend en vermoeiend om je dergelijke bouwactiviteiten voor te stellen; alleen al daarover kun je gemakkelijk een paar duizend utopische romans schrijven. Het is duidelijk dat ik in mijn fantasiebouwsels met Europa en Amerika tamelijk nietsontziend te werk ging; het Panamakanaal graven leek mij echt een kleinigheid - een paar maanden waren genoeg - volgens mij. Februari van het jaar 1908 was voor mij een bloedserieuze maand; in mij ontkiemde al een soort fanatisme, en ik kon het helemaal niet verdragen, als iemand mij tegensprak. Desondanks bleef de vrolijkheid niet helemaal uit, zoals blijkt uit de volgende korte schets: | |
De barbaarse generaalIn het jaar 2050 na Christus leefde in het land Germania een generaal die boosaardiger was dan alle andere generaals van zijn tijd bij elkaar. In die tijd voerden de Europeanen net een grote bommenoorlog met de Amerikanen. De successen van de allermodernste krijgswetenschap sloegen er in als een bom. En toch leefden de Amerikanen rustig verder. Dit ontstemde natuurlijk de generaal die in Germania het opperbevel bekleedde, de boosaardigste generaal van zijn tijd. Wat deed nu deze wreedaard, die de naam Koelman had? Koelman werkte een plan uit dat heel Amerika moest overspoelen. | |
[pagina 61]
| |
Hij wilde heel Europa met reusachtige wallen omgeven en dan de Middellandse Zee en de Oostzee met behulp van 2 biljoen Perpehs in de Atlantische Oceaan spuiten. Eén grote kreet van ontzetting was het antwoord op dit barbaarse plan; men sloot meteen vrede met Amerika. Daar zat Koelman en hij was zeer verbaasd. Toen betrad een jonge ondernemingsgezinde impresario zijn kamer en zei: ‘Excellentie! Wij gaan nu een tournee door Amerika maken en u demonstreert overal uw plan, compleet met kaarten en modellen. Het slaat gegarandeerd in als een bom. Komt u meteen mee.’ De generaal deed wat de impresario zei en de Amerikanen hebben zich kostelijk geamuseerd op de Koelman-avonden. Was de impresario niet meteen na de laatste voordrachtsavond spoorloos met de hele kas verdwenen, dan was generaal Koelman naar Europa teruggekeerd als een steenrijk man.
Maar dit slechts terzijde. Omdat ik het idee had dat we binnenkort niet meer zouden kunnen spreken van een eigen vaderland - vanwege het perpetuele Perpehrijden, leek ook het militarisme zijn langste tijd gehad te hebben; voor mij had het alleen nog de waarde van een grap... Het kwam me bedenkelijker voor dat de mensen grotere aardboringen zouden kunnen uitvoeren en daardoor de ster Aarde inwendig letsel zou kunnen toebrengen. Maar toen ik eenmaal had bedacht hoe voortreffelijk de aarde de gebieden aan haar beide polen tot dusver wist te beschermen, wist ik: ‘Zij weet allang, hoe ze het voor elkaar krijgt, dat de wormen in het aardoppervlak niet gevaarlijk voor haar worden.’ Maar toen wilde ik opeens maar niet inzien hoe we aan de schurkenstreken die ook mogelijk werden gemaakt door de Perpetua, zo gemakkelijk paal en perk zouden kunnen stellen. Dat het militarisme allereerst al zijn kanonnen op Perpetua zou monteren - dat was immers duidelijk. Uiteindelijk zouden alle raderen afgericht worden om helemaal alleen zonder manschappen oorlog te voeren. En zulke schurkenstreken moet je dan met een lachend gezicht accepteren. Maar: wat kon je met die perpetuele machines allemaal omverwerpen! Goeie hemel! Als ik daaraan dacht, werd het me toch ietwat plumerant te moede. ‘En’, zei ik tegen mezelf, ‘zal men met de uitvinder daarom ook geen korte metten maken? Het zal geen kleinigheid zijn om de woede van heel het vaderland over me heen te krijgen. Het beste is om me bijtijds terug te trekken en tot aan het eind van mijn leven incognito te blijven.’ De revolutie in de uurwerkindustrie leek me nog het minst schadelijk. En toch - zelfs daar - Over al die op handen zijnde revoluties kon je tienduizenden utopische romans schrijven; het materiaal kun je niet binnen een duizendtal comprimeren.
[...]
Fysici verklaren altijd dat men eigenlijk niet weet wat elektriciteit is - zij zouden echter ook moeten zeggen dat de aantrekkingskracht net zo onbegrijpelijk voor ons is. Het verbazingwekkendste wonder aller tijden is dat wij op de aarde rustig kunnen lopen, zitten en liggen, zonder het heelal in te vliegen. Het is helemaal niet natuurlijk dat twee lichamen elkaar wederzijds aantrekken; of zij dat ook doen in de ruimte die buiten de atmosfeer van de aarde ligt, daar weten wij nog niets vanaf. Over kosmische aantrekkingskracht mag je helemaal niet praten. Kortom: we zullen de fysicus het woord ‘kracht’ tot op zekere hoogte ontnemen - hij heeft met het woord ‘kracht’ veel onheil gesticht. Toch - nu wil ik voorlopig alleen over datgene spreken, wat bij de verdere ontwikkeling van de zogenaamde ‘uitvinding’ hoort - die natuurlijk net als alle andere uitvindingen beter een ‘ontdekking’ genoemd zou kunnen worden; het vinden en uitvinden hangt lang niet in de eerste plaats af van ons mensen. Ik liet helaas mijn eerste idee langzamerhand varen, zonder de waarde of niet-waarde ervan voldoende doorgrond te hebben. En daar liep | |
[pagina 62]
| |
al snel erg veel door elkaar heen, en ik liet het rad zonder spaken vallen en dacht aan een constructie die ongeveer overeenkomt met figuur 4. Dat het zo niet kon draaien, was mij al snel glashelder, en ik kreeg er genoeg van om me verder met de geschiedenis bezig te houden. Gedurende heel maart 1908 schreef ik kleine astrale novelles, die speelden op asteroïden, waar de ‘zwaartekracht’ niet zo groot is als op de aarde. Dat er op andere sterren in plaats van de zwaartekracht een heel andere kracht of sterre-eigenschap werkzaam zou kunnen zijn, daar dacht ik toen echter nog niet aan; je raakt vastgeroeste ‘vooroordelen’ maar zeer langzaam kwijt. Deze louter kunstzinnige bezigheid verstopte de ideeënstroom van januari en februari niet geheel en totaal, en eind maart was ik weer in het oude vaarwater beland - maar nu kwam ik eindelyk op de gedachte om de koets (K) buiten het rad zonder spaken te bevestigen (fig. 5). Het storende rad c was daarmee weggewerkt. Dat de zaak nog steeds een satire op het evenwicht bleef, aangezien K en L een zodanig gewicht moesten hebben, dat geen van beide omviel - dat stoorde me niet erg. Zo kwam ik in april 1908 uit bij figuur 6 - en die diende ik op 15 mei 1908 in bij het patentbureau - niet omdat ik geloofde het verhaal doorgrond te hebben - ik hoopte alleen maar dat er daardoor een verdere ontwikkeling op gang zou komen. En ik vergiste me daar niet in; iemand maakte me opmerkzaam op de grote wrijvingsweerstand en ik voegde aan het systeem een zwaar gewicht toe in de vorm van rad s, dat er gewoon bovenop lag (figuur 7). Helaas voegde ik ook nog rad d1 toe, dat niet alleen overbodig is - het is ook zeer storend, zoals nog zou gaan blijken. Nu rammelde het verhaal aan alle kanten - maar ik ging er toch al mee naar de mecani- | |
[pagina 63]
| |
cien. Die verklaarde dat het systeem niet stabiel was, en ik maakte het dan ook meteen (figuur 8) stabiel, doordat ik g aan een extra wagen M koppelde en voor fabrieksgebruik aan een vaste balk (figuur 9). Dat gaf ik ook aan het patentbureau en - haalde opgelucht adem. Het was 2 juni 1908. ‘Ofwel het draait,’ dacht ik, ‘ofwel het draait niet. Een derde mogelijkheid is er waarschijnlijk niet.’ En ik was erg blij dat ik ‘voorlopig’ niets meer met de hele raderkraam te maken had. Het lukte me ook om de zaak in juni en juli haast te vergeten; ik schreef zeer veel astrale verhalen die zich allemaal op andere sterren en in zeer onaardse omstandigheden ontwikkelden. Het was zonder twijfel een van de mooiste periodes van mijn leven; de aarde was ik bijna totaal vergeten. Pecuniair ging het me erg slecht; ik merkte dat echter niet. Ik legde alleen aldoor aan mijn vrouw uit, dat juist dit ellendige leven een teken was voor het naderen van een beter. Niet altijd echter kon ik haar daar helemaal van overtuigen. Maar ik was gelukkig - zo gelukkig als je maar zijn kunt, wanneer je nieuwe werelden bouwt en beschrijft... Bijna de hele maand augustus schreef ik nog steeds mijn astralica, aangezien patentbureau en mecanicien niets van zich lieten horen. Maar toen begonnen de raderen weer in werking te treden, en ik haalde het oude model te voorschijn en begon er opnieuw aan te werken. Weliswaar had ik gezegd dat het verhaal alleen met tandraderen gemaakt zou kunnen worden, maar ik bedacht dat het ook zonder tanden zou kunnen draaien, en ik probeerde het met vier zware raderen die ik als b en d (figuur 10) monteerde in het dubbele blikken rad a. En nu hield ik g in handen - en merkte dat de zaak werkelijk bewoog - en volgens mij perpetueel. Dat geschiedde op 14 augustus 1908. Ik dacht dat ik nu gewonnen had. Ik wilde natuurlijk figuur 11 meteen in de praktijk uitvoeren, en ik verzaagde ettelijke eierkisten. Ik gaf mezelf al zeer opgewekt de titel ‘hoofdmonteur’ - maar dat hielp niets - figuur 11 wilde niet draaien - en ik wist niet hoe ik het moest aanpakken. Met grotere gewichten brak alles in tweeën en als ik in plaats van gewichten zelf druk uitoefende, dan dook steeds de vraag op: ‘Schuif je ook niet een beetje?’ En was ik eerlijk tegen mezelf, dan moest ik toegeven, dat drukken alleen niet kan - je schuift toch onwillekeurig, net als bij tafeldansen. Ongelukkig genoeg zei iemand tegen mij dat ik ook rad a toch zou kunnen weglaten - als ik b op d zette, moest het toch ook functioneren zoals ik het hebben wilde. Zo ontstond uiteindelijk figuur 13. Toch hield ik nog altijd uit principe vast aan het rad zonder spaken en ik tekende voor zee- en luchtschepen nog figuur 12. | |
[pagina 64]
| |
Die diende ik ook in bij het patentbureau en ik had er een geweldig plezier in dat met de zwaartekracht eventueel ook de motor van een ‘luchtschip zonder ballon’ aangedreven zou kunnen worden. Ik dacht aan een nieuwe manier van terechtstellen: je bindt de misdadiger op zo'n deltavlieger met een zwaargewicht-motor - en de misdadiger stijgt op in de wolken om nooit meer terug te keren - nimmermeer - zweeft weg, zolang de aantrekkingskracht van de aarde merkbaar blijft. Ook lijken kun je op die manier erg praktisch uit de weg ruimen. Nu betwijfelde ik echter of de aantrekkingskracht ook in de hogere atmosferen van de aarde merkbaar zou blijven - en het werd mij plotseling helemaal zonneklaar, dat je nooit zou mogen spreken van aantrekkingskracht in kosmische zin. Het is een hypothese dat zonnen en planeten elkaar aantrekken - wij weten in ieder geval niet hoe de sterren zich tegenover elkaar gedragen. We weten slechts dat de appel naar de aarde valt, als hij van de twijg afbreekt. Het geheimzinnige van de aantrekkingskracht werd mij ‘duidelijk’. Ja - duidelijk! Duidelijk was mij alleen niet hoe de fysici erbij kwamen, eeuwenlang te spreken over een fysische aantrekkingskracht in de kosmos. In mij begon een soort religieus enthousiasme voor de perpetuele aantrekkingsarbeid van de aarde te rijpen.
Figuur 13 werd daarop door een mecanicien uitgevoerd met zware ijzeren raderen (b en d enkel, het rad onder g dubbel) - en het draaide niet. Ik was aanvankelijk hogelijk verbaasd en geloofde dat het slechts om kleinigheden ging. Dat was op 26 oktober 1908. Toen werd ik geweldig kwaad en ik geloof dat mijn opwinding waarlijk in razernij ontaardde - ik vervloekte alles wat maar mogelijk was en gedroeg mij volstrekt niet verstandig. Na 24 uur begon het verzet natuurlijk af te nemen Toen pas begon ik de hele radergeschiedenis goed van alle kanten te bekijken - dag en nacht alleen raderen voor mijn ogen - en verder niets. Heel de maanden september en oktober had ik het verhaal al om- en omgewenteld in mezelf. Maar pas na de totale mislukking begon nu het eigenlijke werk. Ik maakte nu ook nauwkeuriger modellen met kleinere raderen, latten en schroeven - en werkte als een handwerksman - almaar door. Figuur 14 werd begin november helemaal correct door mij uitgevoerd - en dit model draaide ook niet. Maar ik wanhoopte altijd maar een paar uur, liet daarna een blikken uitvoering van figuur 15 voor me maken en zag wederom dat mijn verwachtingen zich niet hadden waargemaakt. Eind november 1908 had ik me al drie volle | |
[pagina 65]
| |
maanden uitsluitend beziggehouden met die raderen en ik kreeg in de gaten dat je hier zeer goed krankzinnig van zou kunnen worden; het lukte me niet meer om mijn gedachten op een willekeurige andere zaak te richten. Mijn vrouw leed eronder op een manier dat het af en toe niet mooi meer was. Wanneer een model niet draaide, kwamen er steeds woede-aanvallen, en uiteindelijk moest ik mijn eeuwige raderen in het geheim tekenen. ‘Man, ik kan het woord rad niet meer horen,’ zei mijn vrouw keer op keer, ‘ik word niet goed, als je dat woord in je mond neemt.’ Het verhaal zag er werkelijk niet erg goed uit en ik kon in alles met haar meevoelen, maar die ‘raderen’ lieten me toch niet los. En erg merkwaardig was, dat ik er helemaal niet achter kwam, waarom de modellen niet functioneerden. Ik hechtte geen gewicht aan het gepraat van fysici en technici, omdat zij mij niets tastbaars boden; het gepraat over krachten was voor mij eenvoudig onbegrijpelijk. Dat rondtasten in een mij volledig vreemde atmosfeer was voor mij erg onverkwikkelijk. Van de fysici echter verwachtte ik geen hulp. Ten onrechte beeldde ik mij in dat ik ondanks alles de knoop toch zou ontwarren - langzamerhand geloofde ik met een blind fanatisme dat het zou lukken. En zo sprong ik steeds weer over alle hindernissen heen en zwelgde in vrolijke toekomstfantasieën, die mij allemaal erg vrolijk leken. Ik voeg hier een paar aantekeningen in, waarvan de eerste vermoedelijk in september ontstonden: | |
De schatrijke oomZe zeggen steeds weer tegen mij dat mijn hele systeem vastloopt op de ‘bevestiging’; wanneer ik aan g in figuur 10 geen wagen had moeten ‘bevestigen’, dan zou alles draaien. Ik geloof echter geenszins aan de juistheid van deze opvatting. Het werkt waarschijnlijk heel anders. De raderen van figuur 10 schoven perpetueel - dus een wagen moeten zij ook kunnen voortschuiven. Daar zal ik heus wel achterkomen. In ieder geval zou ik een schatrijke oom zijn, wanneer het draait. Twintig staten kunnen de uitvinder wel gemiddeld dertig miljoen per jaar uitkeren - tenminste voor de gebruikelijke vijftien jaar. Twintig maal dertig is zeshonderd miljoen - en dat zou dan de som zijn voor de staatsinstellingen van de aarde, in het bijzonder voor de staatsspoorweg- en stoombootverbindingen. Iets meer - ongeveer achthonderd miljoen zouden de privé-instellingen van de aarde in totaal aan de uitvinder kunnen uitkeren. Dat zou dan ‘neerkomen’ op een inkomen van veertienhonderd miljoen voor de uitvinder. Een behoorlijk bedrag! Als je bedenkt dat de keizer van Rusland maar zesendertig miljoen per jaar te ‘verteren’ heeft, dan kun je je makkelijk voorstellen, hoe belangrijk ik eigenlijk ben - als het draait. Ik zou eigenlijk een overschatrijke oom genoemd moeten worden. Het zou ongetwijfeld een aantrekkelijke utopie zijn, als je het leven van zo'n opperpotentaat zou uitbeelden; ik zal deze utopie echter niet schrijven - want ook hier zie ik wederom alleen de schaduwzijden; geldverdeler zou ik zijn - anders niet. En ik zou eigenlijk niet weten, waarom ik de rol van betaalman als bijzonder verheugend zou moeten zien; bovendien - de rol ligt me gewoon niet. De genietingen die ik voor veertienhonderd miljoen per jaar zou kunnen aanschaffen, zijn toch wat mager. Deze kapitale bedragen ‘binden’ mij immers aan de anderen. En ik ben niet graag gebonden. En de genietingen lijken mij allemaal wat kinderlijk. Vreugde in genot kenmerkt de dilettant, zonder twijfel - die moet altijd genieten - omdat hij immers met de beste wil van de wereld niet toekomt aan scheppen (wat een beetje meer is dan genieten). Ik zou evenwel veel sterrenwachten, toonaangevende theaters, uitgeversmaatschappijen, kranten, architectuurtentoonstellingen kunnen oprichten, bevorderen en onderhouden, naast andere toonaangevende instellingen. Maar - dan zou ik geen regel meer kunnen schrijven - helemaal niets eigens meer kunnen maken - ik zou alleen maar dagelijks zeventien uur lang moeten luisteren naar de verslagen van mijn adviseurs - en zou zeker snel zover zijn dat ik van voren niet meer wist wat ik van achteren deed. | |
[pagina 66]
| |
Ik zou op de meest verachtelijke manier worden gedood. En iedereen die ik zou hebben ‘bevorderd’ met mijn zoet vloeiende geldstromen, zou zeker ook snel ‘afgedaan’ hebben, want ‘genieten’ is vermoeiend. Amen! Je zou echter verrukkelijke grappen uit kunnen halen - ik had er bijvoorbeeld al aan gedacht mijn vrouw de leiding van een centrale keuken toe te vertrouwen, waarin alles gratis wordt verstrekt - evenwel alleen aan ‘inboorlingen’. In het Grunewald bij Berlijn zou zo'n centrale keuken niet veel te doen hebben - net zo min als in Monaco. Dat zijn grappen - werkelijk! Waarom ze in de botte werkelijkheid uitgevoerd moeten worden, begrijp ik met de beste wil van de wereld niet. | |
Maar nu komt de grote kladderadatschBankinstellingen zijn instellingen die ik eigenlijk helemaal niet ken. Als mijn rad echter draait, zal ik ze leren kennen. Maar dat zal geen aangename kennismaking worden. Men zal mij niet bepaald welwillend tegemoet treden. Want - ik ben er al aan gewend - als ik ergens opduik, dan heb ik het grote bankroet in mijn kielzog. En in het geval dat het rad draait, zijn alle bankinstellingen - alle - zonder twijfel uitgeleverd aan het grote bankroet. Als de kolen plotseling waardeloos worden, verliezen de banken miljarden. - Ook de peperdure automobielindustrie is plotseling waardeloos. En dan moeten er de grootste sociale omwentelingen volgen. Alle revolutionairen zullen juichen en jubelen en zich verschrikkelijk bedrinken. En iedere aartsrevolutionair zal plechtig zeggen: ‘Het is ook maar één stap van het belachelijke naar het verhevene.’ Er zal een grote goudrevolutie komen. Goud is niet belangrijk omdat kinderen, negers en raven altijd naar het blinkende goedje grijpen - goud is belangrijk, omdat het het sterkst door de aarde wordt aangetrokken en zich dus bij uitstek leent voor belastingdoeleinden van Perpehsystemen. Er zal dus herwaardering van het goud plaatsvinden en de mensen zullen niet meer willen werken voor dit blinkende, kunstzinnig zo onzegbaar waardeloze, onsympathiek aandoende metaal. Zo kan het dan gebeuren dat je voor twintig mark nauwelijks een glas bier zou kunnen krijgen. En je zult veel aanleiding hebben om te lachen - wat mij zeer sympathiek is, daar het zich altijd goed lijkt te lenen om de spijsvertering te bevorderen. Het meest verheug ik me erover dat mijn inkomen van vier miljoen per dag - een hersenschim wordt. Want wie moet mij die betalen, wanneer alle bankinstellingen insolvent zijn? Die ‘verheven’ revolutie! Vele, vele romanciers zullen haar meteen gaan beschrijven. Ik doe dat echter niet, omdat ik nimmer deed, wat vele anderen al doen...
[...] | |
De astrale stromingIk zie zonneklaar, dat ik deze hele radergeschiedenis alleen heb beleefd, opdat mij de betekenis van de ster Aarde duidelijk zou worden. Aan haar zou immers ook niet veel te tornen zijn - ook wanneer het rad niet perpetueel zou draaien. Warmte, stoom, elektriciteit en magnetisme zijn toch evenzeer perpetuele werkingen van de ster Aarde - dat mogen we nu nooit meer vergeten. De fysicus zal zijn wijsheid voortaan anders moeten formuleren; we zullen middelen en wegen vinden om hem daartoe te dwingen. Het kan helaas niet anders. Maar - omdat ik steeds meer sprak over andere sterren - en daardoor een astrale stroming in de kunst wilde veroorzaken - dan sta ik daar toch opeens met mijn mond vol tanden en moet pijnlijk bekennen: ik bevond mij daar op dwaalwegen. Wij hebben het niet nodig om ons het leven op andere sterren | |
[pagina 67]
| |
kostelijker voor te stellen dan ons aardse leven. De ster Aarde is na ontdekking van het Perpeh waarachtig kostelijk genoeg. Al de paradijzen stellen gewoon niets voor vergeleken met het aardse leven na de ontdekking van het Perpeh. De astrale stroming is al net zo ‘erg overbodig’ als veel andere dingen. Eigenlijk vind ik dat erg jammer... | |
De ‘ster’ aardeDe ontzaglijke aantrekkingsarbeid, die de aarde zonder onderbreking miljoenen jaren lang leverde, maakt op mij een steeds grotere indruk. De aarde zelf is een perpetuum mobile. Het benutten van watervallen is immers al het benutten van de zogenaamde zwaartekracht - en de stoomkracht is toch eigenlijk ook alleen een bijzondere variant van de ‘zwaartekracht’. Ik vind het alleen komisch, dat de mensheid aldoor haar eigen arbeid erg belangrijk vond - en helemaal niet merkte, dat ook in de stoommachines toch eigenlijk alleen de ster Aarde aan het werk is. ‘Mens, wees bescheidener!’ kun je slechts roepen, steeds weer. In ieder geval heb ik eindelijk begrepen, hoe groot de ster Aarde is. Dat zij bijna zesmaal zo zwaar als water isGa naar eind4. - dat mogen we nu niet meer zo zeggen. Dat gaat niet meer. Het algemeen aanvaard begrip van de zwaartekracht moet komen te vervallen. William Thomson (Lord Kelvin) al wilde de aantrekkingskracht toeschrijven aan etherdruk - een komische onderneming - om nou net de aarde overal buiten te willen houden... Het eerste gebod is nu: leef in harmonie met je ster! Maar - wat wil deze ster Aarde? Zij wil steeds verder weg - in deze grote wereld - en zij draait om haar eigen as - vier mijlen per seconde! - Daaruit moeten wij toch afleiden, dat zij alles wat er in het zonnestelsel om ons heen gebeurt, steeds weer nauwlettend gadeslaat. Als wij met onze ster in harmonie willen leven, dan moeten wij doen, wat zij ook doet - namelijk: ook aldoor het planetenstelsel en de zon onderzoeken. En - dus zou mijn astrale stroming toch heel terecht zijn - de ‘ster’ Aarde wil helemaal niet dat onze gedachten altijd maar op haar aardoppervlakte blijven plakken. Ook de ster Aarde wil het astrale - zij hoort immers ook tot de sterren. En - dus zou mijn astrale stroming eigenlijk ‘gered’ zijn. Wel - God zij dank! Je moet een idee niet zo snel opgeven - ook het rad zonder spaken mag ik niet vergeten...
[...]
Dit was het begin van de interessantste periode: ik combineerde de rails, assen en tandkettingen steeds weer op een andere manier. En ik ontdekte opeens dat hier ook oneindig veel combinaties mogelijk waren. Waar ik zo lang tegen kale wanden had aangekeken, zag ik opeens allemaal open deuren en ramen - en overal nieuwe perspectieven - die zich openden naar het schitterendste parklandschap. Wel een paar honderd combinaties tekende ik - steeds weer ietsje anders. En op 1 april 1910 kwam ik uit op tekening 25. | |
[pagina 68]
| |
Een 1-aprilgrap. Maar ik vond het geen grap en stoorde me niet aan de omineuze datum. Ik liet de as van a op de rand van een kist lopen. De kist hoefde geen bodem te hebben. Op deze manier had je in ieder geval een ‘transporteerbare’ treklastmotor. e f op zijn kant imponeerde me geweldig. d c kon niet naar boven, omdat de in elkaar grijpende tandkettingen van d c en e f elkaar altijd tandje voor tandje vastgrepen. De tanden van e f hielden d c omhoog, maar gaven tegelijk perpetueel mee. En op 5 april kwam de laatste - de tekening 26. Ik zette daar ook e f in rails en trok e f naar beneden - met dezelfde treklast waarmee ik c d omhoogduwde. Nu werkte het geheel in ieder geval niet langer echt eenvoudig - integendeel. Aan de linkerkant konden de raderen e f niet naar beneden, omdat de tanden altijd een voor een in elkaar grepen. Aan de rechterkant konden de raderen c d om dezelfde reden niet naar boven. En zo bleef het systeem op dezelfde hoogte. Naar beneden zakken van TL leek me onmogelijk. In de maand maart leek het soms alsof ik in één moeite door een hele serie perpetui zou uitvinden. Langzamerhand begreep ik echter dat ik met één oplossing al heel tevreden zou mogen zijn. Theoretisch kun je tegen de laatste oplossing moeilijk iets inbrengen. De tandkettingen verhinderen het omhoog gaan van de rechterkant van het systeem en het naar beneden zakken van de linkerkant. Tegelijk geven de tandkettingen echter perpetueel mee en worden in hun draaiing door niets gehinderd. Ik geloof dat er nu eindelijk geen wrijvingsweerstanden, klemmingen en contrair draaiende raderen meer over zijn. Vaklui zeggen nu: maar misschien komt er een hele nieuwe faktor bij kijken, die alles in de war gooit - als het model wordt vervaardigd. Misschien! Ik zou niet weten, hoe de nieuwe faktor eruit zou kunnen zien. Als de zaak nu draait, is het zonder twijfel het grootste wereldwonder op Terra - een griezelig wereldwonder. Als het verhaal niet draait, zien we zonder twijfel een nog groter wereldwonder voor ons. In ieder geval is het nu de taak van de techniek om de zaak in de praktijk te vertalen. We kunnen tandraderen van 20 meter hoog maken. Met dit kleine perpetuum kon je dus de hoogste parlementsgebouwen omkieperen - en andere nog zwaardere dingen net zo goed. Gesteld dat op een dag de hele mensheid zou uitsterven, dan zouden ontelbare perpetua rustig verder draaien. En dat moet haast wel een erg griezelige indruk maken. Alle klokken zouden rustig verder de uren aanwijzen, en geen mens zou horen, dat ze nog altijd slaan. En dat zou duizenden jaren lang zo door kunnen gaan, want het perpetuum in het klokkewerk zal vast en zeker erg duurzaam worden vervaardigd... Dat zijn natuurlijk maar fantasieën. De reële werkelijkheid is altijd heel anders en ondermijnt veel fantasierijken. En zo moet ik tot slot eerlijk bekennen dat ik eigenlijk niet erg hevig verlang naar de praktische toepassing van dit perpetuum. De praktijk zal veel van mijn fantasieën ondermijnen. Dat weet ik heel zeker. Misschien gaat alles heel anders dan je denkt. Je zou je ervoor moeten hoeden om iets over de nabije toekomst te zeggen. Treedt de on- | |
[pagina 69]
| |
bekende factor op, die het hele systeem laat instorten, dan zal veel bij het oude blijven. Verschijnt er echter, wat het waarschijnlijkste is, geen onbekende factor, dan zullen wij omwentelingen meemaken, waarvan de ontzaglijke invloed op dit moment nog helemaal niet kan worden ingeschat. Wij zouden dan voor een culturele aardbeving staan. Zeer veel oude instellingen zouden te gronde gaan. Het verkeer zou zo hevig toenemen, dat je de verschillende naties na twintig jaar niet meer van elkaar zou kunnen onderscheiden. Alle staten zouden hun grondwet aan een zeer grondige hervorming moeten onderwerpen. Ook de geleerde instituten zouden er niet aan kunnen ontkomen, dat niemand erg vriendelijk voor ze is. Meer dan 60 jaar hebben alle ‘autoriteiten’ der wetenschap verklaard dat een perpetuum mobile onmogelijk is. En bovendien is toch elk molenrad in een niet-bevroren rivier waarlijk al een perpetuum mobile. De grote aarde draait perpetueel en de zon net zo. Dat is men allemaal vergeten en... Menselijke wijsheid is een komieke zaak. Nog komieker is echter de mens die zich aan die menselijke wijsheid stoort... Friedenau bij Berlijn, 2 mei 1910.
Op 12 juli van het jaar 1910 lukte het mij om het probleem na de invoering van een nieuwe factor, feilloos op te lossen; helaas moet ik daar mijn mond over dicht houden, omdat anders de registratie bij de patentbureaus van de verschillende staten ongeldig zou worden. Maar ik ben tot een bevredigend slot gekomen. | |
Het perpetuum mobile in de natuurDe mens is niet echt soepel in zijn bevattingsvermogen. Toen mij enige tijd geleden duidelijk werd dat elk molenrad waarlijk een perpetuum is, toen schreef Richard Dehmel mij op een briefkaart: Hoho! Zo meteen is elke rivier een perpetuum mobile. En hij had volkomen gelijk natuurlijk. Dus: iedere stroom water onder of boven de aarde vormt een Perpeh - een Natuurperpeh. Het water rent zolang naar beneden, tot het ergens verdampt en als wolk weer de berg bereikt. En dat gaat perpetueel almaar door. De aantrekkingskracht van de aarde wordt inderdaad in elk stroompje water in beweging omgezet - en dat is een perpetuum mobile; op een andere manier is dit nu eenmaal niet te definiëren. Het bestaat dus in ontzaglijke hoeveelheden in de natuur van de aardkorst. Maar het is nou ook weer niet nodig om de aantrekkingskracht van de aarde vanzelfsprekend als de voorwaarde van alle gebeurtenissen voor te stellen - en te spreken van ‘kosmische’ aantrekkingskracht. In dat geval is men volstekt blind voor de ontzaglijke krachtsinspanning van de aarde, die aldoor aantrekt - en wier aantrekking aldoor in beweging wordt omgezet. Mayers wet van het behoud van energie laat de ontzettende energie-prestatie van de ster Aarde volstrekt buiten beschouwing - en gedraagt zich ‘kosmisch’ - vormt een glanzend bewijs van menselijke grootheidswaan en geeft pas echt veel reden tot lachen. Ik zou alleen graag willen weten, waar bijvoorbeeld de aarde en de zon hun energie vandaan halen om zich perpetueel om hun as te draaien. Maar dat slechts terzijde! Laten we op de aardkorst blijven! Daar hebben we zelfs nog meer Perpehs. De bloedsomloop van de mens is toch ook als perpetuum mobile te betitelen. Wat moeten we echter doen, wanneer we dat doen? Toch ook elk dier en elk insekt als Perpeh beschouwen - de overvloed wordt griezelig. En wanneer we iedere boom en iedere grasspriet ook als Perpeh... We hebben geen keus: op de aardkorst zijn er in de natuur oneindig veel Perpehs. Het is een griezelig idee. En - de sterren? Zijn dat geen perpetua? Maar - wat zegt de verheven wetenschapper ook alweer? ‘Een perpetuum mobile is volgens de natuurwetten onmogelijk.’ Aldus spreekt hij - en hij zegt het steeds maar weer - perpetueel steeds maar weer. Tja, waar men toe komt, wanneer men de vermetelheid bezit om ‘kosmische natuurwetten’ op te stellen! ... | |
[pagina 70]
| |
Ik denk dat het niet lang zal duren - en men zal de fysicus luid en duidelijk meedelen: ‘Heeft u maar niet zoveel praatjes met uw pogingen om de natuur te verklaren. Dat maakt alleen maar een komieke indruk. Wij kennen de natuurwetten helemaal niet. En daarom zouden wij de enorme natuurverschijnselen met wat meer respect moeten bejegenen.’
[vertaling: Liesbeth van Nes] |
|