Bzzlletin. Jaargang 24
(1994-1995)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
Paul Hefting
| |
Beeld en woord / woord en beeldWaar te beginnen? Bij het woord of bij het beeld? Ik heb altijd de eerste zinnen van het Johannes Evangelie in twijfel getrokken: was er in het begin het woord of was er eerst het beeld? Ik stel me voor dat de eerste menselijke wezens een dierlijke klank voortbrachten: zuchten, snauwen, schreeuwen, kreten van pijn, haat, vreugde of verbazing. Een regenboog, de bliksem, strelingen, een diepe wond, daar kan de Homo Primigenius in het jaar 59101 (v.Chr.) toch niet zwijgend aan voorbij zijn gegaan? Maar spraken ze woorden? Vijf en twintig millennia later ontstond de Venus van Willendorf en nog weer tien millennia verder de grotschilderingen in Altamira, Lascaux en de pas ontdekte schilderingen in Combe d'Arc. De jagers konden toen al waarderende of kritische geluiden (of woordklanken) over deze geheimzinnige beeltenissen laten horen en uit die beelden ontstond uiteindelijk het beeldschrift en nog later het abstracte tekenschrift, waarmee woorden konden worden gevormd, die begrepen konden worden, geschreven en doorgegeven. Johannes heeft met zijn vleesgeworden woord wellicht wat anders bedoeld, maar dat alle dingen door het woord zijn geworden, dat lijkt me duidelijk: immers de dingen kregen op den duur hun naam en konden daardoor benoemd en beschreven worden. De ontwikkeling van klank naar beeld naar woord lijkt me ook de bron voor het beeldende en literaire werk van Charlotte Mutsaers: haar eerste en blijvende, grote liefde was de klank, de muziek. Ze speelde als klein meisje de carillonklanken van de Domtoren in Utrecht na op een xylofoontje en werd door de platenverzameling van haar vader - geen grammofoonplaten, maar de collectie reproducties van kunstwerken van alle tijden en landen - met het beeld geconfronteerd. Tekenen en schrijven, onder meer in de schoolkrant, kwamen er uit voort. De dingen kregen hun beeld en hun naam, zonder onderscheid: ze waren alle evenveel waard om bekeken en benoemd te worden, zoals ieder gevoel, iedere ervaring of gebeurtenis. Zo werden Luilekkerland, een boerderij met dieren en vooral optochten in beeld vastgelegd en meer complexe of liever moeilijk te verbeelden gebeurtenissen beschreven. Taal en beeld wisselden elkaar af totdat tenslotte de (beeldende) taal de voorkeur kreeg.Ga naar eind2. | |
De emblemenDe relatie woord en beeld speelt in het hele werk van Charlotte Mutsaers een duidelijke rol. En het was geen toeval dat W.S. Heckscher, hoogleraar Iconologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht, na het verschijnen in 1983 van Charlotte Mutsaers' Het circus van de geest, een verzameling emblemata, vanuit zijn woonplaats Princeton (USA) enthousiast op deze Alciati van de 20ste eeuw reageerde. Geen toeval omdat Heckscher niet alleen de tekeningen van dit emblemataboek zal hebben bewonderd, maar vooral de persoonlijke benadering van het zinnebeeld (als voorwerp van de geest), vol humor, absurditeit, mild cynisme en voorzien van verwijzingen en woordspelingen. Misschien pakte hij zijn complimenteuze pen na het zien van het embleem met de in spiegelschrift geschreven tekst: ‘Van alles wat u ooit leerde, geldt evenzeer het | |
[pagina 12]
| |
omgekeerde’. Het beeld toont een paard met knallende zweep, zittend in een kar die door een mannetje de de heuvel opgetrokken wordt. Deze emblemen zijn verwant met bijvoorbeeld de verhalende beelden uit Max und Moritz van Wilhelm Busch, maar ook met het stripverhaal, waar goed en kwaad elkaar te lijf gaan. De inhoud van dat soort beelden heeft een voor iedereen begrijpelijke strekking en ze hebben daarom een ‘intrinsic meaning or content, constituting the world of “symbolical” values’, de basis van de iconologie, zoals die door Abby Warburg en Erwin Panofsky werd beschreven en beoefend. De betekenis van kunstwerken uit alle perioden, behalve die van de eigen tijd, worden door hen in verband gebracht met maatschappelijke en culturele verschijnselen uit de tijd van het kunstwerk. Het feit dat er nooit over de iconologie van de moderne kunst is gesproken en dat deze waarschijnlijk ook niet kan bestaan, komt misschien omdat er in onze eeuw geen collectieve ‘symbolical’ values (in de betekenis, zoals Panofsky ze gebruikt) meer bestaan, maar dat die waarden - en zeker in de recente beeldende kunst - door iedere kunstenaar zelf worden bepaald. Misschien houden die waarden wel verband met andere fenomenen in de tijd, maar ze zijn vrijblijvend omdat ze dikwijls geen algemene begrijpelijke betekenis hebben en op elk moment kunnen veranderen.
Uit: ‘Het circus van de geest’
Dat de emblemen van Charlotte Mutsaers juist wel een zekere collectieve symbolische waarde hebben, maar evenzeer ‘gevuld’ zijn met een zeer persoonlijke en relativerende ‘intrinsic meaning’, maakt ze zo sterk. Ze tonen een bevrijdende, bewust gekozen naïeviteit. Ze zijn meteen duidelijk, ook al hebben ze meestal een dubbele bodem. Ze zijn illustratief voor haar hele beeldende en literaire werk. | |
De bronnenIn haar literaire werk geeft Charlotte Mutsaers op verschillende plaatsen zelf aan welke bronnen aan haar werk ten grondslag liggen.Ga naar eind3. Voor haar, evenals voor bijna iedere kunstenaar, is het eigen leven, met alle ervaringen en gebeurtenissen, het eerste en vaak rijke arsenaal waaruit kan worden geput, maar het autobiografische is een basismateriaal dat telkens op een andere manier wordt verwerkt. Het is een rode draad in haar werk met vaak | |
[pagina 13]
| |
een transparante waas van heimwee naar ‘le temps perdu’, naar de wereld van vroeger, de (gespleten) geborgenheid van het (geheimzinnige) ouderlijk huis, het sublieme samengaan van spel en diepe ernst, de eerbied voor de dingen en daarin het gevoel voor cultuur, de zorgvuldige zorgeloosheid. De zomers in Wijk aan Zee, de bezoeken aan het chateauke van haar grootvader in Capelle en de tochtjes naar Antwerpen (obers met gouden epauletten en vooral de matrozenjurkjes in de Grand Bazar) waaruit haar grote liefde voor België is voortgekomen, horen daarbij. Dit heimwee gaat gepaard met kritiek op de wereld van nu, die nooit meer zo zal zijn, nooit meer zo bewust, zorgvuldig en volledig als ze was.Ga naar eind4. Er is al te veel verloren gegaan. Maar in haar beeldende kunst zien we geen directe aanklacht. De kritiek ligt verborgen in de vele dubbele bodems van het werk, dat zich op het eerste gezicht juist vrolijk en kleurrijk aan ons voordoet. De bronnen voor het beeldende werk van Charlotte Mutsaers zijn zowel literair als kunsthistorisch. In Kersebloed noemt ze enkele van haar geliefde schijvers: Kafka, Céline, Cortázar, Krol, Michaux, Renard, Charms, Armando, Hanlo, Stevie Smith en Ponge.Ga naar eind5. Wat ze gemeen hebben, is het oog voor het vreemde, het wrange en vrolijke, de onverwachte dingen in het gewone leven, het absurde, de onmogelijke contrasten en de mogelijkheden van de taal om dat alles op te roepen. In de beeldende kunst gaat het bij haar voorkeuren veelal om de vorm, soms om de inhoud of beide. Er is de vorm en de cloisonnistischeGa naar eind6. manier van schilderen van het kleurige leven van de Franse fin-de-siècle bij de Nabis (de profeten), zoals Vuillard en Bonnard, die ook bij Matisse te vinden zijn. Om de vreemde inhoud en de bijzondere benadering van het onderwerp zijn er bijvoorbeeld Arcimboldo, die gezichten schildert, die bestaan uit groenten of fruit, EnsorGa naar eind7. met zijn strijd tegen de magistraten en tegen de hypocrisie, Felix Vallotton die in zijn prenten de zelfkant van het leven weergeeft, Wilhelm Busch met zijn Max und Moritz, de getekende verhalen van Prikkebeen en later de stripverhalen van Hergé. Of het kinderlijke in de houten en blikken figuren, het speelgoed van Roland Roure, de prenten met rijmpjes in de ‘images d'Epinal’ en ‘De kleine Kroot’ van Rabier. Ze bewondert Jean Dubuffet die in zijn vroege werken onder meer herfstbladeren gebruikte, en de vreemde, primitieve tekeningen van planten [Parole Cinesi] van Nicola de Maria die de volkskunst benadert, waarvoor Charlotte Mutsaers een voorliefde heeft: het spontane, het onhandige en het toevallige, dat ook de kunst van randfiguren en psychisch gestoorden kenmerkt. Het is ook het vriendelijke absurdisme van Charms, die een bepaalde gevoeligheid voor de werkelijkheid had: ‘Ik zag een keer een gevecht tussen een vlieg en een kever. Het was zo verschrikkelijk dat ik als een gek de straat op ben gehold....’ Die manier van kijken en denken staat dicht bij de wijze waarop kinderen in staat zijn heterogene objecten met een eigen associatieve logica te verbinden. Charlotte Mutsaers noemt ook de vriendelijke en vertrouwenwekkende voorstellingen op oude reclameaffiches of het nog steeds aanwezige logo met een meeuw op de gele vrachtauto's van De Snelle Visser. Kortom, ze heeft bewondering voor al die uitingen, die door volwassen kinderen zijn gemaakt. | |
Het schilderenGa naar eind8.Op de middelbare school en tijdens haar studie Nederlands waren tekenen en schrijven van evenveel waarde. De studie van de taal werd gecompleteerd door een opleiding schilderen, tekenen en grafiek aan de Rietveld Academie, waarmee Charlotte Mutsaers in 1972 begon toen ze 29 jaar oud was. In de loop van de jaren na de academie ontwikkelde ze een kleurige manier van schilderen, waarin voorstelling en decoratieve motieven samengingen. Het zijn zonnige, vrolijke en stille werken, met zachte stemmen en de geur van buiten. Dat dromerige, dat stille heeft de kenmerken van Bonnard en Vuillard. We zien in de eerste jaren (na 1977) meestal ‘huiselijke’ onderwerpen: Poes op het aanrecht, bloemstillevens in een interieur, grijsgroene landschappen en portretten, maar enkele schilderijen en gouaches wijzen vooruit naar haar latere, ‘scherpere’ werk: Gemaskerde (Hazenmasker) aan de piano (zijzelf?) en Lepus | |
[pagina 14]
| |
Timidus (gemaskerde voor de spiegel), portretten zonder gezicht, His Masters Voice (zelfportret met haar hond Dar) en enkele werken, die met Ensor te maken hebben: Op bezoek bij Ensor, Dar met hoedje en Achter het harmonium op het atelier van Ensor - met op de achtergrond een deel van Ensors bekende schilderij De Intocht van Christus. Daarmee treedt ook een verandering in de manier van schilderen op: de toets wordt minder vriendelijk, expressiever, de kleurvlakken groter, de lijnen sterker en de contrasten duidelijker. Het werk wordt steeds krachtiger en eigenzinniger, ook in de thematiek. | |
Tekeningen en grafiekNaast schilderijen en gouaches maakte Charlotte Mutsaers veel tekeningen, grafiek (zeefdrukken en houtsneden) en een enkele collage. Voor het grootste deel zijn ze gemaakt als illustraties of omslagen voor boeken en tijdschriften, voor postzegels, voor affiches en speciale prentbriefkaart-edities.Ga naar eind9. De manier van tekenen is heel duidelijk, met klare lijnen; veel is in zwart-wit. De tekeningen vragen soms om ingekleurd te worden, zoals ook gebeurt in Hanegeschrei, waarin de dieren uit een BestiariumGa naar eind10. lijken te komen en ook aan de tekeningen van Villard d'Honnecourt (ca. 1230) doen denken. In dat opzicht zijn de Middeleeuwen eerder een bron dan de zeventiende eeuw. De tekenstijl is, afhankelijk ook van het thema, vaak naïef en bewust wat primitief, maar er zijn ook zwierige tekeningen, zoals die van Leda en de Zwaan. Dikwijls zijn de tekeningen in een kader gezet die de voorstelling op veel plaatsen afsnijdt, zeker waar het gaat om stripachtige verhalen (Het circus van de geest, Mijnheer Donselaer zoekt een vrouw) en de houtsneden (Biesheuvel). Ze zijn in alle opzichten verwant aan haar tekenstijl, die ook in de schilderijen en gouaches voorkomt. In 1990 maakte Charlotte Mutsaers illustraties voor Alle mensen houden van geld van Daniil Charms, de laatste tekeningen, die ze in opdracht maakte. Ze zijn veel vrijer, spontaner en expressiever. Beeld en handgeschreven tekst (met kinderlijke schoolschriftletters) worden hier en daar gecombineerd. Charlotte Mutsaers zou, naar haar zeggen, wanneer ze de beeldende kant van haar werk op een bepaald moment weer zou opnemen, collages gaan maken. Ze zag collages van André Breton en ontdekte daar dat deze manier van werken een rijk arsenaal aan mogelijkheden bezit, die ze miste bij het tekenen. | |
De stijl
Uit: Daniil Charms, ‘Alle mensen houden van geld’
Schilderijen en tekeningen van kunstenaars tonen een handschrift, dat niet of nauwelijks omschreven kan worden. Daaraan herkent men de maker en daarmee kunnen ver- | |
[pagina 15]
| |
valsingen worden opgespoord. Het is de persoonlijke ‘stijl’, een eigen manier van werken, die ook bij Charlotte Mutsaers duidelijk aanwezig is - ook in de vroege schilderijen, die aan Bonnard of Vuillard doen denken, maar net even anders zijn. Er zijn natuurlijk vele kunstenaars, die haar geïnspireerd hebben in haar werk - er zijn al enkelen genoemd -, maar vergelijkingen met werk van anderen gaan altijd mank.Ga naar eind11. Als men haar werk in een bepaalde categorie zou willen indelen, dan zou ik kiezen voor de nieuwe figuratie, een richting die in Nederland rond 1970 opkomt, ook als een reactie op de pure abstractie en het conceptuele. Raveel, Lucassen, Freijmuth en Holstein worden tot deze nieuwe figuratieven gerekend en hun manier van werken wordt omschreven als ‘afstandelijk, ironisch met veel beeldcitaten en clichés’. Die karakterisering geldt maar ten dele voor het werk van Charlotte Mutsaers, maar haar stijl heeft er wel mee te maken en in die zin geldt voor haar latere werk de opmerking van Lucassen, dat zij bezig waren te schilderen op een manier waaraan niet duidelijk zichtbaar was dat de maker zo goed kon schilderen. Het primitieve of naïeve, het soms kinderlijke of dadaïstische (te vergelijken met bepaalde werken van Picabia) hoort daarbij. Het ging uiteindelijk meer om de inhoud dan om een pure esthetische vorm. Charlotte Mutsaers' werk is verhalend, zoals haar literatuur beeldend is. Het circus van de geest (1983), Hazepeper (1985), het ‘stripverhaal’ van Mijnheer Donselaer (1986), Hanegeschrei (1988) zijn er een logische gevolg van. Deze geïllustreerde werken ontstonden in de jaren dat Charlotte Mutsaers nog schilderde, terwijl De Markiezin (1988) en Kersebloed (1990) de voorbodes waren van het schrijverschap. | |
De onderwerpenJe zou een vademecum kunnen maken met alle namen, dieren, voorwerpen, vormen, begrippen en namen van schijvers en beeldende kunstenaars, die in het werk van Charlotte Mutsaers bij herhaling te vinden zijn. Er is in haar werk een grote trouw aan alles en iedereen, wat en wie ooit grote indruk op haar heeft gemaakt. Er is de komkommer, die door haar vader tot een waar individu werd gemaakt, de magneet die ooit een dierbaar voorwerp voor haar was en waarmee ze veel ‘ophalingen’ deed, Ensor en Charms, Oostende en Antwerpen, het masker, de kerstboom en bijbehorende versierselen, liefde en dood, burgerlijkheid en protest tegen bijvoorbeeld de vivisectie, Dar, de haas, de leeuw en de eeuw, en zo is er al een begin gemaakt met deze kleine Larousse.Ga naar eind12. | |
Het maskerIn haar schilderijen begint het met een gemaskerde achter de piano (1977), gevolgd door een gemaskerd meisje voor een spiegel (1978). Beiden dragen hazemaskers, die behoren tot een grotere collectie maskers, waarover Lien Heyting in 1984 schreef.Ga naar eind13. Het masker maakt die schilderijen bijzonder en intrigerend. De maskers, die zo'n grote rol in het werk van Ensor speelden, als ‘masques scandalisés’, afschrikwekkende vermommingen, waarachter gewone burgers schuil gingen, hebben bij Charlotte Mutsaers, zo lijkt het, een andere betekenis. Haar liefde voor het dier, dat zoveel onschuldiger is dan de mens en dat altijd maar weer de rol van het slachtoffer moeten spelen, maakt iemand met zo'n masker sympathieker. Dat Ensor hier wordt genoemd komt omdat het atelier van deze schilder (ook met een gemaskerde figuur) enkele malen in haar werk rond 1978 terug te vinden is. Niet zozeer de manier van schilderen, maar wel de scherpe inhoud van Ensors werk lijkt Charlotte Mutsaers op een spoor te hebben gezet. Het is liefde uit haar jeugd voor België en voor Oostende, de stad van Ensor, waar nog iets van de negentiende eeuw is terug te vinden, waar de kerstmenu's prachtige gedichten zijn, waar rituelen in bijvoorbeeld de uitbundige optochten overeind zijn gebleven en waar, ondanks alle afbraak, die authentieke sfeer niet kapot is te krijgen. Dat Ensor-achtige wordt prachtig gekarakteriseerd door Benno Barnard, die spreekt over de belgitude dat ‘dezelfde functie heeft als koolzuur in spuitwater: zij carboniseert zijn burgerlijkheid, maakt zijn fatsoen anarchistisch, zijn discretie opwindend, zijn welgevoe- | |
[pagina 16]
| |
gelijkheid subversief en zijn ernst dadaïstisch.’Ga naar eind14. Barnard voegt er aan toe dat de Belgen lijken te denken: ‘hoe minder de anderen van België begrijpen, hoe beter het is’. Iets daarvan zit ook in het werk van Charlotte Mutsaers.
‘Gemaskerd aan de piano’
| |
La Belle et la BêteDat dierenmasker gaat over in de vaak onevenwichtige relatie tussen mens en dier, tussen La Belle et la Béte (wie is wie?), een onderwerp dat Charlotte Mutsaers tussen 1981 en 1983 acht of negen keer op verchillende manieren schilderde. Het is duidelijk dat hier sprake is van een serie zelfportretten met haar lievelingshond Dar, maar de titel zegt dat die identificatie niet van betekenis is. Daarin schuilt de onzichtbare inhoud, die de kijker een vreemd gevoel van onzekerheid meegeeft: de dwingende masker-achtige aanwezigheid van de figuren. Dar figureert herhaaldelijk in haar werk: als herinnering aan het beeldmerk van His Masters Voice, dat een dreigende lading krijgt in His Masters Smoke, waar een onguur ogende, rokende man een diergevaarlijke rol lijkt te spelen. En deze man keert terug in Ademin, waar hij het rokershoestgenezende middel aan hond, vogeltje en eend tracht aan te smeren. Toch merkwaardig, zo'n thema waarin humor en wrange ernst het contrast bepalen. Het is een twee-eenheid, een relatie (positief of negatief) die steeds terugkeert, ook in de schilderijen van de Last Tango (hartstocht, liefde en dood) of in de grote serie Piëta's. | |
[pagina 17]
| |
Met Dar voor ‘Beauty & the Beast’. (foto: Madeleine Vos)
| |
PietàGeen religieus bedoeld thema, maar wel een merkwaardig en absurd beeld van het kind als volwassene: naakt op schoot van de moeder, die vol van verdriet er hulpeloos bij zit, gekroond en ongekroond, met een heel of half kind, wit, geel of zwart. Het ontroerend naïeve van Pietà's in dorpskerkjes van mediterrane landen is in deze serie een essentieel ingrediënt. Gekleurde vlekken en onbepaalde vormen, tulpen, kaarsen, een pot met plant of een boom zijn als elementen toegevoegd. In Hazepeper geeft Charlotte Mutsaers haar visie op dit thema: De blinden, de Amerikanen, de fox-terriërs,
de schoenmakers, Napoleon, James Ensor,
de dierenkwellers, de drogisten zonder haar,
de wetenschappelijke medewerkers, de paus,
wie zou er eigenlijk niet willen sterven
in de omarming van zijn bloedeigen moeder?
Als een rotsblok, als een grot waarin een grote
zoon kan schuilen, zó rijst de Pietà voor ons op.
Waar vinden wij, dochters, zo'n toevluchtsoord?
En de vis (het symbool van Christus) gebruikt Charlotte Mutsaers in een gedicht waarin zij Maria als de Stella Maris, de Sterre der Zee, smeekt om alle vissers, - die niets ontziende | |
[pagina 18]
| |
moordenaars -, met hun vrouwen en toebehoren om zeep te brengen. De daarbij behorende tekening is een Pietà, zwevend boven de met gezonken boten en visserslijken gevulde zee. De moeder houdt een reusachtige vis in haar armen. | |
Leda en de zwaanGa naar eind15.Zou in de Pietà's de geestelijke liefde (de liefde van moeder tot kind, die Charlotte Mutsaers heeft gemist) een motief kunnen zijn, bij de andere twee-eenheid, Leda en de zwaan, is het de lichamelijke liefde en het gewelddadige: Zeus, die de mooie vrouw van de koning van Sparta verleidde. Tegelijkertijd speelt hier ook het eerder genoemde thema La Belle et la Bête, de relatie tussen mens en dier. De tekeningen van dit onderwerp zijn niet primitief, maar zeer ‘natuurgetrouw’ en bijna even klassiek als het verhaal zelf. In twee schilderijen komt het thema voor, één waarin een zwaan recht op een timide en afwachtende Leda toezwemt (‘Niets lieflijkers dan het dons van de zwaan, niets gemeners dan zijn gemaskerde slangenkop, niets ongerijmders dan Leda's passie?’Ga naar eind16.). Het andere schilderij zou een beeldmerk van het thema kunnen zijn: de zwaan met als hart het hoofd van Leda. De drie thema's ‘La Belle et la Bête’, ‘Pietà’ en ‘Leda en de zwaan’ hebben een verwachtschap in liefde, dood en geweld en in de vreemde vormen van intimiteit. Het laatste, maar niet tot een serie uitgewerkte onderwerp is Der Tot und das Mädchen (1990), een logisch vervolg.Ga naar eind17. Op een gouache met deze titel staan aan het strand bij Oostende een man en een vrouw omarmd. Het zwarte, masker-achtige gezicht van de man zou op de dood kunnen duiden, maar de betekenis van dit werk wordt weer anders als men een tweede titel leest: Elk stadje heeft zijn schatje, maar Oostende heeft er twee.
‘Elk stadje heeft zijn schatje / maar Oostende heeft er twee’
| |
[pagina 19]
| |
De inktvis en de inktpotIn 1990 ontstonden veel collages van de inktvis, een onderwerp dat Charlotte Mutsaers uitwerkte nadat zij in een droom te horen had gekregen: ‘Write, little inkfish’. Het zette haar tegelijkertijd aan om zich nu definitief aan het schijversschap te wijden. De inktvis heeft een prachtig afweermiddel, een manier om belagers op een afstand te houden: de inktwolk, waardoor het dier onzichtbaar wordt, tenminste dat denkt de inktvis. Maar waar inkt is, weet de vijand de aanwezigheid van het slachtoffer. Dat is ook het lot van de schrijvers: die hullen zich in inkt en kunnen zich door die inkt niet anders dan blootgeven. De woorden vertellen en verbeelden het verhaal. Volgens Charlotte Mutsaers reduceerde het schilderen van voorstellingen haar persoonlijkheid, dat wil zeggen dat het haar onmogelijk was die beelden te schilderen die je wel met woorden en taal kunt oproepen. Er is meer vrijheid om te spelen met letters en woorden. Schilderen en schrijven samen is voor haar nauwelijks mogelijk. Het is het een of het ander en dat is nu eenmaal haar monomane karakter. Bij het schilderen is het mogelijk aan andere dingen te denken, het schrijven eist iemand helemaal op, ieder moment van de dag (en vaak van de nacht). Hoe moet een begrip als de (afschuwelijke) vooruitgang in een beeld worden weergegeven? Woorden kunnen veel dubbelzinniger zijn. Het schrijven is vanuit het beeldende begonnen en de beeldspelingen zijn overgegaan in woordspelingen, die het in beelden denken verrijkt, zoals is geïllustreerd in het decembernummer van Tirade (1994): de visgraat als uitgekleede kerstboom, de relatie zee, bos, denneappel en visvorm en dat alles opgehangen aan haar eigen jeugdervaring met Kerstmis. Maar er is nog enige hoop: op de omslag van datzelfde nummer staat een onvervalste tekening van Charlotte Mutsaers. | |
[pagina 20]
| |
‘Het zijn niet allen koks die lange messen dragen’
| |
[pagina 21]
| |
[pagina 22]
| |
Sterre der zee help de vissers om zeepMet hengels en spinners en dobbers
met ijzeren vlieg en harpoen
en dozen vol bloedige wormen
zo gaat de visser op stap.
Refrein
Sterre der zee help de vissers om zeep
en hun bootjes en vrouwen erbij.
Smijt ze tegen de rotsen kapot
of drijf een harpoen in hun zij.
Sterre der zee help de vissers om zeep.
Met verve schetst hij zijn stekkie,
hij is een echte natuurvriend
en zegt van de dieren te houden
want stopt zijn buit in een leefnet
refrein
Zijn haak scheurt lipjes en kelen,
maar de strijd is, zegt hij, gelijk.
Om een vis behoorlijk te drillen
is inzicht nodig en moed.
refrein
Naast de vissers zitten hun vrouwen
een thermoskan op de knie.
Zij breien per dag wel een truitje
en houden verder hun mond.
refrein
Ze ontschubben de vis met een kroonkurk
en snijden de vinnen eraf.
De levers, de hommen en kuitjes
gaan in de prullenmand.
refrein
Met spiering, baarsen of paling
of zeevis als poon, tong en schol
gaat de visser des avonds dineren
en zijn vrouw en zijn kat eten mee.
refrein
En als zij niet stikken door graten
of sterven door kwik in de zee
dan bid ik zo hard als ik kan
tot u, o Sterre der zee:
refrein
| |
[pagina 23]
| |
|