Helga Ruebsamen
De bunkers van het Benoordenhout
(foto's: Chris van Houts)
Den Haag en Scheveningen zijn het decor van mijn jeugd. Had ik zelf over mijn lot mogen beslissen dan was ik liever in Bandoeng gebleven, maar het was nu eenmaal niet anders, wij voeren in 1939 naar Nederland en kozen in Den Haag domicilie. De jaren die volgden speelden zich af in muffe kelders, onder het accompagnement van mitrailleurvuur en bombardementen. Juist toen ik begon te denken dat dit het leven was en dat men hiermee al dan niet genoegen kon nemen, kwam, als een wonder, de bevrijding. Canadezen, motoren, chocola, sigaretten, jazz en veel meer, dat was de vrijheid, die werd gevierd. Dansend in het Haagse Bos, op het Malieveld, op alle krankzinnig versierde winkelpleinen. Waarna iedereen helaas en tenslotte, na een jaartje of twee, weer tot bezinning kwam en zich terugtrok in koude juffertjeshuizen, waaruit men zo nu en dan even tevoorschijn kwam voor een bedaagde wandeling in een kaalgeknipt park.
Na de oorlog groeide ik verder op in het Benoordenhout, dat een soort broedplaats is voor blazers en plooirokken en waar een groot gedeelte van de bewoners het ‘du bon ton’ vindt om met opgetrokken wenkbrauwen en neergetrokken mondhoeken door het leven te gaan. Zo heb ik het althans altijd gezien. Misschien is het minder erg dan ik denk. Misschien waren die koelheid en afstandelijkheid indertijd nodig om te suggereren dat er niets aan de hand was geweest. Moest men zich met een Engels aandoende manhaftigheid, met ‘chin up!’, ‘keeping a stiff upperlip’, verheffen boven de schanddaden die hier vijf jaar lang waren gepleegd door misdadigers die zich hier wel degelijk hadden genesteld, die hier hun sporen hebben achtergelaten: brandmerken, littekens.
Rauter heeft op de Van Alkemadelaan gewoond.
Om de hoek zat Seyss-Inquart, Reichskommissar van Nederland. Met mooi weer in het huis van de freule, maar als het gevaarlijk werd, dan schoof de top van de bezettende macht in de degelijke Duitse bunker, die op loopafstand van het landhuis was gebouwd en die er trouwens nog altijd is.
Het Nederlands hoofdkwartier van het helse regime bevond zich hier, in Den Haag, en het elegante, lichtelijk bekakte, maar verder ozo vriendelijke Benoordenhout werd, al wil het dit niet meet weten, door de bezetter aangerand, verkracht en tot gruwelijke daden gedwongen. En dat tot het laatst toe. Een van de lieflijke, aan Wassenaar grenzende landgoedjes diende als lanceerplaats voor de V1 en V2, de moordwapens die werden ingebracht toen de strijd al verloren was.
Onder de kolossale bunker van Seyss-Inquart is een gangenstelstel gegraven, dat alle bunkers in het stedelijke gebied en aan de kust met elkaar verbindt. Deze gangen lopen nog steeds onder Den Haag en Scheveningen. Soms verbeeld ik mij dat er echo's van langgeleden uit opklinken, marcherende voeten naar zee. Maar nu dienen de bunkers als opslagplaats en overwinteren er vleermuizen. Voor zover ik weet. Er wordt tegenwoordig nogal vaag gedaan over het bestaan van de gangen. Toen ik er eens bij een officiële instantie naar informeerde, omdat ik er iets over wilde schrijven, werd mij eerst te verstaan gegeven dat ik maalde en vervolgens gaf men mij te kennen dat ik mij niet moest bemoeien met zaken die mij niet aangingen.
Goed, laten wij vijftig jaar vrijheid gedenken: alles dik in orde met iedereen? In ieder geval wel met het Benoordenhout, nergens een centje pijn, niets meer te zien.
Niet waar dan?
In ‘De Panter van Piet’ schreef ik er dit over:
Je zou verwachten dat het saai fietsen was in dit gebied, waarin het uitzonderlijke en het onverwachte niet werden aangemoedigd, hoogstens geduld, omdat de goede manieren een gewelddadige uitdrijving in de weg stonden. Maar misschien